Kloppend hart van Rotterdam

Hopeloos ouderwets

Else Marijn Kruijswijk Tekst
Nina Fernande Beeld

Er schuilt een oude man in mij. Ik drink whisky en mijn hobby’s zijn klussen, tuinieren, lezen en schaatsen. Ik schaats graag rond half tien in de ochtend, dan kan ik rustig opstaan en is het niet zo druk op de baan.

Na een uur schaatsen ben ik uitgeput. Met de boterhammen kaas en de thermosfles koffie fiets ik daarna op mijn dooie gemak naar mijn volkstuin. In mijn tuin maak ik het liefst vuur, gevolgd door vogeltjes kijken. Lezen en schrijven gaan er ook prima. Schrijven doe ik uiteraard met de hand, want ik ben ouderwets.

Dat ik ouderwets ben, blijkt uit de reactie op mijn verhaal ‘Bakkersmeisjesmysterie’ van een man op leeftijd. Hij vraagt zich af waarom ik niet gewoon een foto van het groene voetspoor heb gemaakt. ‘Of is het bakkersmeisje een beetje ouderwets?’ schrijft hij. Wel, inderdaad. Heden ten dage is iedereen voorzien van een GSM met fotocamera. Behalve ik. Ik whatsappte geen foto naar de bakkersmeisjesgroep, ik maakte daarentegen een notitie met pen in het logboek van papier.

De aanleiding ben ik vergeten, maar ik herinner mij nu een vrouw in de zaak die me vertelde dat haar kinderen zich voor haar schaamden. Vanwege haar telefoon. Ze toonde mij het ding, zonder touchscreen, zonder internet en zonder fotocamera. Trots deelde ik de vrouw mede dat ik precies van zo’n zelfde model gebruik maakte. ‘Mevrouw, zeg uw kinderen maar, dat wij zo’n smartphone helemaal niet nodig hebben. Wij zijn immers zelf slim genoeg.’

Onze betaalmethodes zijn ook niet meer van deze tijd. In de bakkerij kan men contant betalen. Klanten trekken regelmatig de dikke stapels biljetten uit hun binnenzakken tevoorschijn. Wellicht wassen we nog wat wit. Geld is geld. Speculeren over de voorgeschiedenis ervan is mijn allerlaatste hobby.

Men kan ook pinnen. Niet draadloos. En al helemaal niet contactloos. Er zijn er bij die het proberen, klanten van het moderne soort. Tijd- en energiebesparing staan in hun top één van favoriete bezigheden. Niet in de mijne. ‘Sorry,’ zeg ik, ‘wij zijn hopeloos ouderwets.’ Ze steken de bankpas in het apparaat, drukken een code en een groen knopje in, et voilà: De digitale europunten beginnen hun tocht naar Jordy’s administratie.

[Terwijl ik dit verhaal schrijf, wordt een nieuw pinapparaat geïnstalleerd. Contactloos pinnen is nu ook bij ons een feit. Het apparaat zit nog wel aan een snoer. Dat stelt me gerust. [En met mijn behoudende geest, laat ik het stukje zoals ik het schreef.]]

Van die digitale europunten zijn een paar jaar geleden schaatsbroeken bekostigd door de bakkerij, met het logo op de bil. Mijn schaatsvrienden en ik draaien er wekelijks vele rondjes in. De sponsoring werpt zijn vruchten af. De mannen van de baan komen naar de winkel, waar ze me eerst onderzoekend aankijken en vervolgens voorzichtig vragen ‘Jij schaatst toch ook?’

Ik schaats op de uurtjes waarop de grijsharige mannen schaatsen. Een paar ken ik uit de winkel. Eén ervan leert me zelfs pootje-over. Het voelt als ouwe-jongens-krentenbrood. Het lijkt op vader en dochter. Maar het is wat het is: broodeter en bakkersmeisje.