Kloppend hart van Rotterdam

Bakkersmeisjesmysterie

Else Marijn Kruijswijk Tekst
Nina Fernande Beeld

Onderin het raam staan groene pootafdrukjes. ’s Avonds, tijdens het sluiten van de winkel, slaat de honger en de vermoeidheid toe. Ik ben een beetje raar in mijn hoofd. Maar naast de deur, op het glas, staat toch echt een klein groen spoor.

Ik knipper nog een keer met mijn ogen. Ik knijp in mijn vel. Ja, het is er. Mijn fantasie is groot, maar dit is niet uit die categorie. Dit is echt.

In het hoekje is een sticker geplakt. Het betreft de aankondiging van de gratis wifi. Achter de tekst kruipt een monstertje vandaan. Het monstertje is groen. Aha!

Okee, okee, een figuurtje op een sticker kan niet lopen en al helemaal geen voetafdrukken achterlaten. Ik ben nog niet gek. Het is slechts een komisch toeval.

Of niet? Is het groene spoor met opzet gemaakt? Alsof het monstertje een stukje naar boven lijkt gelopen. Wie heeft dat gedaan?

Het zou een kind kunnen zijn geweest. Eentje met de natte verf nog op zijn vingertoppen. Zie je het al voor je? Een meisje bijvoorbeeld, dat haar handen niet heeft gewassen nadat ze op school met groene vingerverf een waar kunstwerk schilderde. Ze wordt opgehaald door haar moeder die, bijvoorbeeld door alle stress en een slechte hormoonhuishouding, nauwelijks aandacht heeft voor haar creatieve kind. En die handjes maar vies blijven. En dat meisje maar doen en laten wat ze wilt. Bijvoorbeeld pootafdrukjes maken bij het groene monstertje dat precies op haar ooghoogte op het raam van de bakker is geplakt.

Zou kunnen. Zou best kunnen.

Ik maak er een notitie over aan mijn collega’s. Er is vast iemand die er het fijne van weet. En zo niet, dan kunnen we samen bedenken wat het is geweest.

Ik sluit de winkel, kijk van buitenaf nog één keer naar het mysterieuze groene spoor, en ga naar huis. De volgende dag tref ik mijn collega’s gebogen over mijn notitie. ‘Gaat het wel goed met je?’ willen ze van mij weten. Als ik hen vertel over het groene monstertje en de pootafdrukjes, kijken ze me meewarig aan. Ze begrijpen me niet. Ze hebben geen groen spoor gezien. Sterker nog, er is geen groen spoor.

Snel loop ik naar het raam. In de hoek zit nog steeds de sticker. Van de kleine groene pootafdrukken is geen spoor te bekennen.