Ik wandelde onlangs door het Kralingse Bos met mijn vrouw.
Zoals ieder jaar deed de waterkoude wind zijn werk als alarmbel naar behoren: de winter staat voor de deur. En daarmee is de tijd van verplicht bezinnen weer aangebroken. Deze constatering wordt steevast gevolgd door een kortstondige paniekaanval, want geen enkele winter kom ik daadwerkelijk aan bezinnen toe.
Dat er gereflecteerd moet worden staat voor mij buiten kijf. In de moderne maatschappij waarin 24/7 in plankgastempo wordt geleefd, moet tenminste een maal per jaar ruimte worden gemaakt voor het rempedaal.
Het voornemen om te bezinnen is ieder jaar als vaste gast aanwezig op het feest dat leven heet: in de zomer vind ik steevast de rust om me in te beelden hoe en waar ik aanstaande winter tot bezinning zal komen.
Dobberend op mijn luchtbedje beeld ik me dan in dat ik ergens tussen kerst en oudejaarsavond in mijn Feyenoordwintertrui met een glas Heaven’s Door whisky in mijn favoriete fauteuil met de beentjes op de poef tot verrijkende bespiegelingen zal komen die de deur moeten openen naar het nieuwe jaar.
Voor de perfecte beleving draaien we niet alleen het kerstalbum Christmas in the Heart van Bob Dylan, maar zorgen we ook voor een digitaal openhaardvuurtje (probeert u maar eens het acht uur durende Christmas Fireplace Burning & Crackling op YouTube).
Maar zoals gezegd zijn dit de goede voornemens tot bezinning waar ik in de zomer op broed.
De praktijk weet echter wel beter, want het is iedere winter hetzelfde liedje: drie keer per dag in propvolle metro’s op en neer naar de stad voor de kerstcadeautjes, urenlang te warm gekleed slenteren door broeierige warenhuizen, twintig minuten in de rij voor de haperende zelfscankassa van de supermarkt waar je echtgenote zo-even nog vier minuten nodig had om haar keuze te maken tussen twee identieke pakken koffiebonen.
Aan het eind van zo’n dag ben je zó versleten dat je de broodnodige bezinning maar hebt uitgesteld tot morgen.
Uiteindelijk verlang ik iedere winter naar de zomer, want aan de rand van het zwembad kom ik met een fijne koude klets pas écht tot bezinning.