De tovenaar is verdwenen, en dat maakt niet uit. Het klinkt hard, maar dat is het niet. Ik zal u uitleggen waarom.
De tovenaar, u wellicht bekend van mijn verhaal ‘Toverwoorden’, was een man die op een tovenaar leek. Hij kocht dagelijks een klein meerzaden baguette. En als hij zin had, dronk hij zwarte koffie en een kleine jus d’orange terwijl hij de krant las. We raakten in gesprek over Het Leven en De Dichter (Kahlil Gibran). We raakten elkaar.
Elk gesprek, hoe kort ook, bevatte de zinnetjes ‘Rustig aan’ en ‘Blijf genieten!’. Het waren zijn toverspreuken. Hoe vaker we elkaar zagen, hoe minder we elkaar spraken. Dat was niet gek, maar juist heel logisch. Want de toverspreuken waren de kern van elk gesprek. Er waren niet veel andere woorden meer nodig om elkaar te begrijpen. Zijn ogen vertelden genoeg, zijn blik verving zijn spreuken. Uiteindelijk zaten de spreuken in mijn hoofd zonder dat hij er was.
U, opmerkzame lezer, heeft in de gaten dat ik in de verleden tijd schrijf.
De tovenaar heeft mijn verhaal ‘Toverwoorden’ gelezen, mij hiervoor bedankt, en sindsdien is hij niet meer teruggekomen. Ik heb hem nooit meer gezien. Niet in de bakkerij, niet op de Nieuwe Binnenweg, niet elders in de stad. Nergens. Zijn dankbetuiging was zijn afscheid.
Naar de reden kan ik slechts gissen. Misschien is hij, zonder te zeggen, verhuisd. We spraken immers nauwelijks meer, zijn blauwe ogen zeiden ‘Rustig aan’ en ‘Blijf genieten!’, maar ‘Ik ga verhuizen’ hebben ze me niet verteld. Misschien is hij plotsklaps aan huis gekluisterd, voor mantelzorg of eigen gezondheid. Of misschien is hij wel dood.
De geest kan uren bezig zijn een verklaring voor zijn afwezigheid te bedenken. Maar het doet er niet toe. Het doet er niet toe waarom. Want ondanks dat hij er niet meer is, is hij er. Hij zit in mijn systeem. Zijn toverspreuken zitten in mij. Ze verschijnen in mijn hoofd wanneer ik ze nodig heb. Of wanneer anderen ze nodig hebben. Dan hoor ik mijzelf tegen mijn drukke medemens zeggen ‘Rustig aan!’.
De tovenaar heeft zijn missie volbracht. Hij hoeft niet meer langs te komen in de bakkerij. Ik, de tovenaarsleerling, heb mijn opleiding voltooid.
De tovenaar is verdwenen, maar ik mis hem niet. Want waar hij ook is, al is hij dood, hij leeft voort. Kijk maar, er is alwéér een verhaal over hem verschenen!