Werk zoeken kan iedereen. Werk vinden is helaas niet voor iedereen weggelegd. Zeker voor jongeren zonder diploma is een baan vinden een schier onmogelijke opgave. Daar wil Rotterdam wat aan doen via het programma Jongeren aan de Slag. Geen grootschalige projecten vanaf de Coolsingel; wel het stimuleren van hoopgevende particuliere initiatieven om jongeren aan het werk te krijgen. Gers! nam poolshoogte bij een paar startende projecten.
Enkele jaren geleden maakte het Rijk geld vrij om jeugdwerkloosheid op regionaal niveau te bestrijden. In Rotterdam en omgeving leidde dit tot een samenwerkingsverband tussen gemeenten, instanties als het UWV en leerwerkloketten. “Doel was jongeren vanuit de bijstand op de arbeidsmarkt te krijgen via één leerwerkloket”, vertelt Marieke Smit. “Een goede aanzet, al is dat project, als vooraf vastgesteld, begin 2015 gestopt en zijn we er nog lang niet.” Daarom startte Rotterdam ‘Jongeren aan de Slag’, waarvan Smit programmamanager is. Een bijkomend voordeel hiervan: de gemeente wil ervoor zorgen dat de eigen organisatie de bestrijding van jeugdwerkloosheid minder versnipperd aanpakt dan tot nu toe. “Het mag niet zo zijn dat wij een jongere uit het zicht verliezen omdat we intern niet goed samenwerken.”
Samenwerken, het regionale programma liet zien dat dit het toverwoord is. “Is de samenwerking goed, dan is de kans groot dat een project slaagt”, stelt Smit. “Er zijn veel mooie ideeën, maar het gaat erom een project goed te organiseren en samenwerking te zoeken. Die projecten steunen we graag, onder meer door initiatiefnemers in contact te brengen met bedrijven en onderwijsinstellingen. Wij helpen de brug te slaan tussen jongeren en bedrijfsleven.”
Verborgen werkloosheid
Mooie woorden die in de praktijk bewaarheid moeten worden. Rotterdam kan het zich niet permitteren de jeugdwerkloosheid te negeren. “Daarvoor is het probleem gewoonweg te groot. Er zijn in deze stad veel jongeren die vanuit hun opleiding rechtstreeks de bijstand in gaan. Daarnaast is er een groep die geen opleiding heeft en er is veel verborgen werkloosheid; jongeren die nergens geregistreerd staan en waar we geen zicht op hebben. Ik ben pas tevreden als het aantal Rotterdamse jongeren dat werk zoekt, merkbaar daalt. En als we hen de weg kunnen wijzen door het woud aan regels en mogelijkheden en we minder jongeren in de WW of de bijstand hebben.”
Juist in marktinitiatieven ziet de gemeente de grootste potentie. “Wij helpen projecten opstarten, maar we laten het initiatief bij de markt. De tijden van eindeloze subsidiestromen zijn voorbij; je moet zelf de broek kunnen ophouden. Voor ons is het ook zoeken naar wat werkt en wat niet. Er zijn in de stad in ieder geval genoeg initiatieven die kans van slagen hebben. Wij willen de motor worden die bedrijven, onderwijsinstellingen en jongeren aan elkaar koppelt. De eerste kleine successen zijn er en we zien veel nieuwe projecten die echt potentie hebben.
Netwerken maakt nieuwsgierig
Bigday Rotterdam
Stel je zo’n duizend mbo’ers voor in een grote zaal, licht gespannen maar vol energie. Ze luisteren naar warme welkomstwoorden van ondernemende mensen uit de stad en volgen inspirerende netwerkworkshops. Daarna waaieren ze uit over de stad; op bezoek bij zo’n 350 bedrijven, instellingen en stichtingen. Met een taart in de hand en een goed gesprek in het achterhoofd. Dat is Bigday Rotterdam, de netwerkdag die mbo’ers en het bedrijfsleven in de stad met elkaar in contact brengt. In november 2015 vond de tweede editie plaats.
Het idee komt van Bob van den Berg en Hans van der Weijden. Zij richtten Stichting Bigday op om de vaklui van de toekomst te koppelen aan de vaklui van nu. Van den Berg: “Netwerken is ongelofelijk belangrijk in deze netwerkeconomie en niet voor iedereen even natuurlijk. Hoe eerder je daarmee oefent, hoe effectiever je aan je toekomst kunt werken. Dat geldt voor bedrijven, maar zeker ook voor de jongeren die de arbeidsmarkt betreden. Wist je dat ongeveer zeventig procent van de banen vervuld wordt via het netwerk? Bigday Rotterdam biedt samen met haar partners jongeren een relevant netwerk voor stage, bijbaan of vast werk. Er ontstaan bijzondere verbindingen. Bedrijven die ontdekken dat ze stageplekken hebben voor mbo’ers. Onderwijs en bedrijfsleven gaan nieuwe samenwerkingsverbanden aan. Het mbo en het mkb staan centraal. Dat zijn twee immens grote sectoren in de Rotterdamse economie.”
Lesprogramma
De dag waarop de studenten naar de bedrijven gaan wordt voorafgegaan door een lesprogramma op school. “Dat lespakket ontwikkelden wij ook. Zo ontstaan er goed voorbereide netwerkgesprekken en komen de jongeren écht over de drempel.”
Belangrijk bij netwerken is nieuwsgierig zijn. Jongeren, onderwijs (Albeda College en Zadkine) en bedrijfsleven als Rabobank Rotterdam creëren gezamenlijk die nieuwsgierigheid naar elkaar. “Er worden contacten gelegd. Ook zien bedrijven wie die netwerkkansen in hun buurt bieden doordat de jongeren hen een bord ‘Echt Rotterdams Stagebedrijf’ uitreiken.”
Voor Van den Berg is Bigday Rotterdam een moment om te tonen hoeveel kansen er liggen in de stad. “Wij laten jongeren ervaren dat je actief op zoek kunt gaan naar die kansen. Bigday Rotterdam helpt bij de allereerste stap: contacten leggen, want netwerken gaat in stapjes. Dat geldt ook voor ons; ook wij willen verder groeien. Dit jaar doen al weer een paar honderd meer jongeren mee dan vorig jaar en zijn er nieuwe opleidingsrichtingen aangesloten. Netwerken maakt steeds meer mensen nieuwsgierig!”
Zeg het met een video
Jobtease
Het is bijna het klassieke verhaal van twee jongens die in de garage van hun ouders een ideetje, en in het voorbijgaan hun eigen gouden toekomst in elkaar knutselen. In het geval van Jamal Oulel (25) en Germaine Statia (23) is de garage een kantoortje bij Rotterdam Centraal. Maar coole ideeën? Die hebben ze genoeg.
Ook hun app Jobtease ontstond uit een ideetje. Een weddenschap tussen Oulel en zijn goede vriend Thomas in dit geval. “We wilden weleens zien wie meer gebeld zou worden als we met een identiek cv en brief solliciteerden. Het resultaat was schokkend. Thomas werd vijftig procent meer gebeld dan ik. Die discriminatie gebeurt – zo stelt onderzoeker Annemarie Hiemstra in 2013 – op grond van naam, leeftijd en ras, maar vooral op werkervaring. Wij belden bedrijven, die zeiden dat het belangrijkste kenmerk voor succesvol solliciteren is of je in het team past. En die beslissing valt al in de eerste tien seconden van een gesprek.”
Statia vult aan: “Ook recruiters zeiden dat ze snel kunnen zien of iemand kansrijk of kansloos is voor een functie. Maar eerste selectie vindt plaats via de klassieke brief met cv, niet via persoonlijk contact! Wij dachten: dat kan toch anders? Als de eerste tien seconden de doorslag geven, dan kun je beter solliciteren met een korte videoboodschap.”
“Daarom bouwden we een app”, vervolgt Oulel. “Daarin maak je snel en eenvoudig een profiel aan op basis van vijf simpele vragen. Vervolgens kun je met behulp van instructies een video van een minuut maken. Mensen kunnen deze pitch openstellen voor anderen, zodat je van elkaar kunt leren.” En juist die functie werkt goed. Oulel: “Zestig procent van de mensen komt bijna dagelijks terug om clips van anderen te bekijken en feedback te geven.”
Terug naar de tekentafel
De eerste reacties zijn positief. De app koppelt profielen van sollicitanten aan functies bij bedrijven. Je kunt een open sollicitatie indienen of reageren op individuele vacatures. Niet alleen jongeren maken er gebruik van, ook oudere mensen zien het voordeel van een korte video. Inmiddels zijn tweehonderd bedrijven aangesloten en stelden zesduizend mensen een profiel op. Toch kan het beter. Statia: “We willen niet alleen mensen helpen, die een pitch plaatsen. Bedrijven maken te weinig gebruik van mobiele apparatuur bij hun vacatures. We willen ook hen helpen, want kandidaten en bedrijven waarderen de app juist omdat deze zo eenvoudig mensen aan functies koppelt.”
De twee jongens zijn dus terug naar de tekentafel gegaan om snel Jobtease 2.0 te kunnen lanceren.
Bakkie pleur met een verhaal
Heilige Rotterdamse Boontjes Koffie
Na 22 jaar welzijnswerk wilde Rodney van den Hengel de handdoek in de ring gooien. In zijn laatste project begeleidde hij jongeren op het Bellamyplein die heftige overlast veroorzaakten: “Zij leven op straat, hebben een cultuur van eer en voor elkaar zorgen. Bij gebrek aan werk ontwikkelen ze ook een eigen economie en dat gaat niet om kranten bezorgen. Van de zeventig jongeren op het plein bleek voor twintig de deur overal in het slot te vallen. Met een crimineel verleden kom je simpelweg niet aan werk.”
Het ging teveel irriteren; hij wilde kappen. “Toen ontmoette ik Marco den Dunnen, jeugdcoördinator bij de politie Delfshaven. Hij kent de straat en zit vol creatieve ideeën. Hij wilde met jongeren op een bakfiets door de stad om fietsen te repareren terwijl jij winkelt of werkt. Staan we ergens, draait Marco zich om en zegt: ‘Weet je wat wij moeten doen? Koffie branden!’”
In Nederland drinken we 1,5 miljard liter koffie per jaar. “Dat klonk als een markt. We zijn gaan pitchen en al snel kregen we mensen mee. Stadsmarinier Delfshaven Michiel van der Pols schonk ons een koffiebrander en de malers. Stadsmarinier High Impact Corine Duitman had een espressomachine voor ons. Op het Burgemeester Meineszplein konden we een pandje betrekken; dat werd café Ookami.”
Van den Hengel begon met vijf jongeren van de straat (zijn ‘alfagroep’: vier jongens en één meisje die straks rolmodel zijn voor anderen). Hen leidt hij op tot begeleiders. “Iedereen komt binnen op C-status en kan zich opwerken naar A-status. Bij elke nieuwe status krijg je meer verantwoordelijkheid. Het gaat niet alleen om een leuk schuimpje op je bakkie pleur, het gaat om alles van koffie branden tot omgaan met collega’s. Wij zorgen ervoor dat jongeren vanuit een uitzichtloze situatie werk krijgen en geld kunnen verdienen. Welzijnswerk via de Playstation of de tafelvoetbal laat ik aan anderen.”
Hart
De eerste resultaten zijn veelbelovend: “We verkopen honderd koppen koffie per dag. Onze koffie ligt op tien plekken in de stad, we staan op festivals en worden verkocht in Japan. In Ookami is plek voor zes jongeren dus we moeten opschalen, ons verspreiden over de stad met een vlaggenschip in het centrum. Elke cent winst stoppen we in de ontwikkeling van het bedrijf. Of we slagen? Het enige dat ik weet is dat deze jongeren even belangrijk zijn voor de stad als de pakken op het stadhuis. We voeren niet voor niets het keurmerk van de ‘Verbonden Rotterdammer’ met het hart van Zadkine als logo. Dat hart zijn de Rotterdammers. Ik wil dat deze jongeren een normaal leven kunnen opbouwen.”
Van rugbyveld naar werkvloer
De Harde Leerschool
Aan een U-vormige tafel zitten 24 jonge gasten. Onderuitgezakt bekijken ze een film van 22 gespierde mannen in zwarte tenues die woest gebaren en wild schreeuwen. De All Blacks, het Nieuw-Zeelandse nationale rugbyteam, voeren de Haka op. Die Haka is een gebaar van respect naar de tegenstander en teambuilding in pure oervorm. Tijdens deze dans zie je de All Blacks van 22 mannen veranderen in één team.
Precies daar staat De Harde Leerschool voor: respect en opereren als team. De parallel tussen een potje rugby en het dagelijks leven gaat echter verder. Het gaat om doorzetten, omgaan met autoriteit, je angsten overwinnen. Martijn van den Hadelkamp, programmamanager voor De Harde Leerschool: “Het idee komt van de Engelse oud-international Ken Cowen. Hij merkte dat zijn mentaliteit verbeterd was door rugby. Hij wilde die ervaring doorgeven aan mensen die een duwtje in de rug nodig hebben, zoals kansarme jongeren en langdurig werklozen. Hij startte The School of Hard Knocks om hen met rugby de mentaliteit bij te brengen die ook voor een baan nodig is.”
Naar dit Engelse voorbeeld zetten Dick de Kock, Yves Kummer, Frank Volmer en Bas Witvoet De Harde Leerschool op. De Oranjegroep, waar Witvoet directeur is, heeft een baan klaarstaan voor de jongeren, maar die moeten ze wel verdienen.
Van de straat
Rotterdam is proefproject. “Hier is veel jeugdwerkloosheid en bevinden veel jongeren zich onder de radar van officiële instanties.” In acht weken leren 27 jongeren rugbyen en werken ze toe naar een echte wedstrijd. Intussen krijgen ze de rugbywaarden mee. “Na vier weken stond er een groep op het veld”, vertelt Van den Hadelkamp. “Natuurlijk zijn er problemen. Vergeet niet dat deze jongens van de straat komen, waar je problemen ontloopt. Wij leren ze die onder ogen te zien. We hebben acht weken om de rugbyprincipes naar de werkvloer te vertalen.”
De gemeente helpt bij het uitbouwen van een netwerk om jongeren te werven. “We zijn snel van start gegaan, hebben ons plan bij jongerenorganisaties uitgelegd en hen gevraagd jongeren aan te melden. Omdat wij een particulier initiatief zijn, hoeven we niemand uit te sluiten. We zijn niet gebonden aan groepen die ingeschreven staan bij gemeentelijke instanties. Wij kunnen echt op zoek naar de minst bereikbare jongeren. We proberen in maart 2016 een tweede groep op het veld te krijgen. Als het in Rotterdam een succes wordt, willen we uitbreiden naar andere steden. Want als het ons hier lukt, dan kan het overal slagen.”