De vergrijzing in Rotterdam neemt toe. Tegelijkertijd zijn we, met het hoogste percentage inwoners onder de twintig jaar, ook de jongste stad van Nederland. Kortom, Rotterdam is een thuis voor jong én oud. Twee kinderen van tien en twee senioren vertellen hoe zij de stad beleven en wat Rotterdam voor hen betekent. Zeg je Rotterdam, dan zeggen zij…
…de haven!
Manar (10)
“Met school gingen we op excursie en toen hebben we veel geleerd over import en export. De haven is heel belangrijk voor Rotterdam. Wist je dat we de derde grootste haven van de wereld hebben? Dat vind ik voor een klein landje als Nederland echt knap. Maar ik ben niet alleen trots op onze haven. Rotterdam komt tegenwoordig vaak in het nieuws en dan denk ik: ‘jaaa, daar woon ik!’
Ik ben geboren in Katendrecht. Pasgeleden verhuisden we naar IJsselmonde. Mijn moeder is nu zwanger van de vierde en daarom moesten we naar een eengezinswoning. IJsselmonde is veel rustiger dan Katendrecht. Alsof je in een dorp zit, maar je bent nog gewoon in Rotterdam. Dat bevalt me wel. Ik ga nog wel naar mijn oude school in Katendrecht.”
Stel dat je iemand een rondleiding door Rotterdam mag geven, wat zou je laten zien?
“Dan gaan we eerst naar de haven. Of naar Het Kaappark. Van daar kun je goed naar de boten kijken en je hebt een mooi uitzicht op Rotterdam. Daarna gaan we naar winkelcentrum Zuidplein voor een ontbijt bij de HEMA. Zuidplein is altijd gezellig, je hebt er veel kleine winkeltjes die ze nergens anders hebben. En ik zou natuurlijk naar de markt gaan, eerst naar die op de Blaak en dan die van Beverwaard. Alles met het OV.
‘In IJsselmonde is het alsof je in een dorp zit’
Pasgeleden hebben kinderen van onze school een flashmob gedaan in de Markthal. Het was een actie voor het Oranjefonds om geld op te halen voor eenzame ouderen. Ze hebben gedanst tussen de kramen en veel geld opgehaald. ’s Avonds was het overal op het nieuws. Ik kon helaas niet meedoen, want het was op zaterdag en dan heb ik Arabische les in buurthuis Ravennest. Dat is ook heel leuk. Aan het eind van het jaar is er altijd een groot feest. Dan komen alle ouders en laten we zien wat we allemaal geleerd hebben.
Arts
Later wil ik arts worden in een ziekenhuis. Als ik héél erg mijn best doe, word ik misschien chirurg. Ik blijf dan wel in Rotterdam wonen, het liefst in IJsselmonde. Andere wijken in de stad zijn ook leuk, maar in Rotterdam-Zuid ben je het dichtst bij de havens!”
…Sparta!
Pedro (10)
“Mijn vader en ik zijn voor Sparta, mijn moeder is voor Feyenoord. Als Feyenoord tegen Sparta speelt, kijkt mijn moeder boven en kijken mijn vader en ik beneden. Mijn vader en ik gaan weleens naar Het Kasteel – zo wordt het Sparta-stadion genoemd. Toen ik klein was, mocht ik een keer meelopen met de keeper. Dat kon toen nog net, want je mag daarvoor niet langer dan 1.40 meter zijn, an-ders ziet het er zo raar uit. Vroeger zat ik zelf ook op voetbal. Nu speel ik alleen nog buiten en op het schoolplein. Ik heb één keer in de week gitaarles. En ik zit op hockey en karate.
Ik ben geboren in Tilburg. Mijn vader is Nederlands, mijn moeder Spaans. Ze werken allebei als militair in Den Haag. Daarom zijn we verhuisd en nu wonen we in Overschie. Als ik buiten speel, moet ik in de wijk blijven. Dat vind ik niet erg, want Overschie is heel gezellig. Ik fiets altijd eerst wat rond om te kijken of er vriendjes op de pleintjes of in speeltuinen zijn. Soms ga ik naar Park Zestienhoven.”
Stel dat je iemand een rondleiding door Rotterdam mag geven, wat zou je laten zien?
“Allereerst de Euromast. Dat is de leukste plek in de stad, want vandaar kun je alles zien. Ik zoek altijd naar bekende plekken vanaf die hoogte. Ook het Sparta-stadion zou ik laten zien. En de Erasmusbrug – die is ook heel mooi. Natuurlijk ook het centrum. In de Markthal zouden we sushi gaan eten. Dat doe ik weleens met mijn moeder – we houden allebei van sushi.
‘De Euromast is de leukste plek’
Als ik in andere steden ben, valt het me op dat er in Rotterdam heel veel nieuwe gebouwen staan. Dat komt door het bombardement, daar heb ik op school veel over geleerd. Mijn oma heeft het bombardement meegemaakt. Zij woonde toen in het centrum. Ze praat er eigenlijk nooit over.
Mijn lievelingsvakken op school zijn geschiedenis en rekenen. Maar wat ik later wil worden, weet ik nog niet. Ik hoop wel dat ik hoe dan ook in Rotterdam kan blijven wonen. Ik kan me eigenlijk niet voorstellen dat ik ergens anders zou wonen.”
…vooruitgang!
Meneer Deflers (90)
“Rotterdam was en is vooruitstrevend en opbouwend. Dat was al zo na het bombardement, maar kijk nu eens naar de Maasvlakte, de architectuur, North Sea Jazz. Er gebeurt altijd wat. Ik moet zeggen, het is niet allemaal mijn smaak meer. Dat nieuwe CS kan me niet bekoren. Waarom nou weer die gekke punt eraan? (lacht) Mij te modern, niet meer gezellig zoals die oude stations. De Markthal vind ik architectonisch dan weer schitterend. Net zoals de Erasmusbrug – prachtig!
Ik ben geboren en getogen in Kralingen. Ik kom uit een gezin met drie kinderen. We hadden een heerlijke tijd in Kralingen; vlakbij het bos, volop speelgelegenheid en op loopafstand van het centrum. Dat centrum begon voor ons bij de Hoogstraat en dan liep je zo de Coolsingel op – ons paradepaardje. Daar bevond zich een schitterende winkelpassage, eigenlijk een soort Markthal, maar dan langer en smaller. Je had Dudok en de Bijenkorf, vier bioscopen, uitgaansgelegenheden, terrassen. En op het eind natuurlijk Hofplein, met de trein naar Scheveningen. Ik neem het onze oosterburen nog steeds kwalijk dat ze ons dat afgenomen hebben.
‘Op Zuid hadden we weinig te zoeken’
Onze woning in Kralingen-Oost werd gebombardeerd. De achterpui van het huis was het enige dat er nog stond. Toen we gingen kijken, hing alleen mijn fiets nog aan een overgebleven stuk plafond. Het is ongelooflijk hoe snel er werd puingeruimd. Iedereen hielp mee. Ik vind het wel jammer dat ze de ruimtes nadien niet overal goed opgevuld hebben. Bij de Gerdesiaweg bijvoorbeeld, waar je de metro uitkomt, is het nog helemaal leeg. Daar lagen vroeger allemaal straten die in elkaar overliepen.
Na wat omzwervingen, zijn we in Rotterdam-Zuid terechtgekomen. Dat was heel wat, want op Zuid hadden we altijd weinig te zoeken gehad – op het Stieltjesplein na; voor de stoomtram naar Oostvoorne. Ik zie nog voor me hoe het verkeer zich over die smalle Willemsbrug voortsleepte: trams, paard en wagens, heel gezellig!
Tot aan mijn pensioen werkte ik in de haven bij Katendrecht. Heel plezierige jaren. Het Deliplein met alle kroegen, één en al drukte en gezelligheid. Walhalla zat er toen al. Dat was in die tijd een danstent.
Mijn tweede vrouw overleed een aantal jaren terug. Mijn huidige vriendin woont hier in het complex en we ontmoetten elkaar op het pleintje hiervoor. Zij is een geboren Rotterdamse, maar Kralingen en de Alexanderpolder had ze nog nooit gezien. Daar heb ik haar natuurlijk mee naartoe genomen. Uitgaan doen we niet meer, maar we eten wel regelmatig bij De Ballentent.”
…een reuze-gezellige stad!
Mevrouw de Groot (85)
“Ik ben geboren in de Rubroekstraat, groeide op in de Frederiksstraat en nu woon ik in een servicewoning van zorgcentrum Rubroek. Lang voordat ik hier kwam wonen, dronk ik hier al wekelijks koffie. ‘Met die oudjes’, zei ik dan. Er zitten hier meiden die ik nog ken van de lagere school.
Ik heb een heel leuke jeugd gehad. Vroeger liepen wij altijd dansend achter de orgels aan. Die zag je toen veel meer dan nu, ze reden ook door de woonwijken. Rotterdam was oh zo gezellig, mensen stonden voor elkaar klaar. Zomers zaten alle vrouwen met stoeltjes buiten op straat. Ik bleef altijd in mijn eigen buurtje, net als iedereen in die tijd eigenlijk. Ik ging nooitniet naar Zuid. Daar hadden wij niks te zoeken.
Mijn vader was handelaar. In de oorlog verkocht hij koper voor goud aan de Duitsers – goddank is hij nooit gepakt. Hierdoor hadden wij ook in de oorlog een goede boterham. Het bombardement heeft ons net gemist, maar de huizen van vrienden en kennissen lagen in puin.
‘Ik kende alle vaste klanten van de club’
Toen ik getrouwd was, belandde ik in West. Mijn kinderen zijn alle drie geboren en getogen rond de West-Kruiskade. Dat was toen nog heel gezellig; leuke winkeltjes, cafeetjes, een bioscoop. Heel gemoedelijk. Ik heb altijd gewerkt. Eerst als ‘juffrouw van de retirade’ en gastvrouw in club l’Ambassadeur aan de ‘s Gravendijkwal, later in The Embassy Club op de Witte de Withstraat. Die straat was toen nog een bende vol drugs en knokpartijen. In The Embassy Club heb ik elf jaar gewerkt. Ik kende alle vaste klanten. Zo hadden we ‘Wim Plastic’, met een plasticfabriek in België. Maar ook Eddy, een grote baas in de haven, voor hem waste en streek ik elke dag een wit overhemd. Daar kreeg ik een mooie fooi voor. De meiden die er werkten, kende ik ook goed. Dan verwees ik klanten door en gaven zij me een centje. Er kwamen natuurlijk veel matrozen, allemaal uit het buitenland. Fantastische jaren! Ik ben gestopt toen ik met mijn toenmalige vriend weer in Crooswijk kwam te wonen.
Het nieuwe Centraal Station en de Markthal heb ik nog niet gezien – ik kom niet meer in het centrum. Winkelen doe ik op de Crooswijkseweg en de Zwartjanstraat. Die straten zijn nu multiculti, he? Veel winkels zijn weg en Turkse winkels komen ervoor in de plaats. Daar moest ik wel exen aan wennen, maar nu drink ik graag een kopje koffie bij een van die Turkse winkeliers.”
Mevrouw de Groot werkte van eind jaren ‘60 tot begin jaren ‘80 bij de bekendste nachtclubs in Rotterdam. “Een vaste bezoeker vroeg me of ik daar interesse in had, in dat men-ti-neren. Ik had geen idee wat het was, maar het geld klonk goed.” Klik hier om daar meer over te lezen.