Kloppend hart van Rotterdam

Missie Rotterdam!

Karin Koolen Tekst
Lennaert Ruinen Beeld

Wie waren die Duitse soldaten die in vijf dagen tijd Rotterdam bezetten? Hoe beleefden zij de meidagen? Met zijn boek ‘Rotterdam Frontstad’ tracht Gerard Groeneveld een antwoord te geven op deze vragen. Hij verzamelde door de jaren heen meer dan driehonderd foto’s en verslagen, gemaakt door Duitse soldaten die een uniek inkijkje geven in de strijd om de stad ‘van Duitse zijde’. “Ik trof veel foto’s van Rotterdam aan ná het bombardement, van Duitsers poserend bij het puin. Maar van de strijd of het bombardement is er bijna niks. Het bombardement moet ook voor de Duitse soldaten behoorlijk heftig zijn geweest.”

Als hij van zijn kantoor aan de Posthumalaan naar de Erasmusbrug loopt en vandaar over de Maas uitkijkt, kan hij het bijna letterlijk voor zich zien. De strijd om de Maasbruggen, die in de vroege ochtenduren op 10 mei 1940 van start ging en

Rotterdam in een oogwenk de oorlog insleurde. Gerard Groeneveld moet zich even concentreren, maar dan kan hij de bommen horen vallen op Vliegveld Waalhaven. Even later nemen Duitse parachutisten samen met andere goed voorbereide luchtlandingstroepen het vliegveld in. Hij ziet een eskader watervliegtuigen op de Maas landen van waaruit Duitse soldaten in rubberbootjes naar de kant peddelen.

De strijd om de Maasbruggen is begonnen. Vijf beklemmende dagen van verbitterde strijd volgen, eindigend in het bekende vernietigende bombardement. Hitler wil dat de ‘Vesting Holland’ zo snel mogelijk in Duitse handen valt. Rotterdam vervult een sleutelpositie in de Duitse opmars, het bezit van de Maasbruggen is noodzakelijk voor de achterop volgende troepen. Groeneveld: “Niemand had gedacht dat de oorlog vanuit de lucht in hartje Rotterdam zou beginnen. De stad was allerminst voorbereid op een oorlog, maar zit vanaf het eerste moment in de frontlinie en leert snel bij.”

Uniek inkijkje

Na zijn studie Nederlands verdiept Groeneveld zich in culturele en militaire collaboratie, nazipropaganda en oorlogsfotografie tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hij schrijft onder andere voor NRC en de Volkskrant en publiceerde meerdere boeken. Een van die boeken is Rotterdam Frontstad, een boek dat bestaat uit meer dan driehonderd foto’s, ooggetuigenverslagen, logboeken en documenten uit Duitse handen waarmee hij een uniek inkijkje geeft in de meidagen.

‘Niemand had verwacht dat de oorlog vanuit de lucht in hartje Rotterdam zou beginnen’

Rotterdam Frontstad begon met een vondst, schrijft Groeneveld in de inleiding van het boek. Al jarenlang was het zijn gewoonte op internationale veilingsites naar foto’s, oorlogsdagboeken, kaarten, logboeken en belangrijke documenten uit de Tweede Wereldoorlog te zoeken. Op een Duitse veilingsite liep hij op een dag iets bijzonders tegen het lijf: het oorlogsdagboek van het Generalkommando van het 39e Armeekorps, onder bevel van Generalleutnant Rudolf Schmidt, de man die op 14 mei 1940 verantwoordelijk was voor de eindstrijd om Rotterdam.

In het dagboek vindt Groeneveld een handgeschreven papiertje met daarop de handtekening van kolonel Scharroo, de garnizoenscommandant die de (onmogelijke) taak had gekregen Rotterdam te verdedigen. “Het bleek te gaan om het tweede ultimatum en tevens capitulatiedocument van de stad, een document dat toen al zeventig jaar zoek was. Met het tekenen van dat document, in de Graansilo bij de Maashaven, kwam destijds een einde aan de strijd in Rotterdam, maar ook in de rest van het land. Het centrum van onze stad stond al in brand als gevolg van het bombardement.”

Vakantiekiekjes

Het capitulatiedocument is de aanleiding van het boek, maar de foto’s genomen door Duitse soldaten tijdens de meidagen vertellen het verhaal. Groeneveld: “In die tijd was het voor Nederlandse soldaten verboden om te fotograferen. Het Duitse leger stimuleerde soldaten juist te fotograferen. In de oorlog liepen vermoedelijk twee miljoen Duitse soldaten met een camera rond.” Dat is niet vreemd, benadrukt hij, want toen Duitsland na de Eerste Wereldoorlog weer een beetje opkrabbelde, waren er veel fabrikanten die tegen lage tarieven camera’s maakten. “Veel Duitsers waren nog nooit het land uit geweest. Ze wisten dat ze iets gingen beleven en namen daarom hun camera mee.”

De foto’s doen soms dan ook aan als vakantiekiekjes. Foto’s van opgewonden Duitse soldaten die vanaf het Afrikaanderplein oprukken naar de Maasbruggen. Of van Vliegveld Waalhaven, waar luchtlandingstroepen zich klaarmaken om de stad in te gaan, omgeven door rook waardoor je nauwelijks een hand voor ogen ziet. Lachende soldaten die gearmd voor de camera poseren. Schuttersputjes, Rotterdammers die nieuwsgierig uit het raam hangen. Maar ook niet eerder geziene foto’s van puin en een vuurzee, van Rotterdammers die ontredderd door verloren straten lopen.

Het meest opmerkelijk zijn de foto’s waarop de Duitse soldaten met Rotterdammers poseren. Groeneveld: “Voor beiden was het bijzonder. Je moet weten, de Duitsers hadden geen hekel aan de Rotterdammers. Ze gingen over het algemeen ook fair om met Nederlandse krijgsgevangenen. Officieren mochten hun wapens houden. Ze complimenteerden de Nederlandse soldaten alsof de strijd een wedstrijd was geweest: ‘Goed gespeeld!’ Naarmate de oorlog vorderde, kantelde dat beeld en liet de Duitse bezetter een ander gezicht zien. Maar dat kwam pas later.”

‘Het meest opmerkelijk zijn de foto’s waarop de Duitse soldaten met Rotterdammers poseren’

Op de eerste rij

Je zou kunnen zeggen dat de oorlog Groeneveld met de paplepel is ingegoten. Zijn familiegeschiedenis is nauw verbonden met de ondergang van het oude Rotterdam. “Mijn moeder woonde als meisje van negen op het Noordereiland, aan de Maaskade 21c. Daar zat je echt op de eerste rij. In de avond van 9 mei ging ze naar bed, in vredestijd, en de volgende ochtend stond de oorlog voor de deur. Vanaf haar raam zag ze hoe Duitse soldaten op 10 mei op de Maas landden en de kades opkrabbelden; een spectaculair gezicht waar de familie altijd in geuren en kleuren over vertelde. Kort daarna ging de bel en stonden er Duitse soldaten voor de deur die een mitrailleur op het dak wilden plaatsen. Mijn oma vond het best, als ze maar wel voorzichtig deden en niets kapot maakten. Die eerste uren was er geen angst, alleen veel nieuwsgierigheid. Mensen gingen massaal de straat op en stonden langs de kades te kijken wat er gebeurde.”

Op het moment dat de Nederlandse troepen in actie komen bij de Boompjes, begint het schieten: “Ineens zaten de mensen middenin een schietpartij. Mijn opa, die uit het raam hing om het spektakel te bekijken, kreeg een kogel in zijn been. Het huis waarin ze woonden, werd in brand geschoten. Het gezin van mijn moeder was binnen enkele uren na de inval dakloos en mijn opa moest in het ziekenhuis worden behandeld voor zijn schotwond. Mijn oma zat met drie kleine kinderen in een school. Op de Maaskade en de Boompjes kon je niet meer komen, dat was de frontlinie. Alle ‘avonturen’ tijdens die angstwekkende dagen, zijn vaak verteld en ze zijn altijd in mijn geheugen blijven hangen.”

Nieuw beeld

Wat kan Groeneveld aan de hand van de foto’s en teksten in Rotterdam Frontstad zeggen over de Duitse soldaten, over hun beleving van de meidagen? “Het was een spannend avontuur voor de jonge soldaten”, begint hij, “een missie waar ze deel van wilden uitmaken, waar ze trots uit putten en hun kleinkinderen later over zouden vertellen. Het was een andere type soldaat dan later in de oorlog. Deze jongens waren ouder, dan heb je het over begin twintig, en professioneel. Dapper en onverschrokken. Ze legden hun eigen leven in de waagschaal. De Duitsers waren extreem goed voorbereid. Ze wisten exact waar ze moesten zijn, waar ze moesten landen. De kaarten die zij gebruiken, waren vele malen beter dan de kaarten die Rotterdam zelf had.”

Wat Rotterdam Frontstad ook laat zien, is hoe onbekend Rotterdam met oorlog was: “De Rotterdammers begrepen de impact niet direct. Voorafgaand aan de landing op de Maas was vliegveld Waalhaven al gebombardeerd. De Duitsers wilden dat in handen krijgen om troepen en materiaal te kunnen aanvoeren. Er waren veel vijandelijke vliegtuigen in de lucht, de brug was al bezet. Toch wilden de meeste Rotterdammers gewoon naar hun werk. Bij de brug over de Maas verzamelden zich mensen uit Zuid die aan de andere kant van de rivier aan het werk moesten. Toen ze hoorden dat ze niet mochten oversteken, waren ze vooral bezorgd over hun baas. ‘Kunt u dan een briefje voor me schrijven?’ vroegen ze aan de bevelvoerende Duitse luitenant. Die deed dat dan. Het was een absurde situatie.”

‘Het was een enorm spannend avontuur voor de jonge Duitse soldaten, een missie waar ze hun kleinkinderen later over zouden vertellen’

Fair fight

Aanvankelijk zagen de Duitsers in Nederland ook een soort broedervolk, dat met zachte maar besliste hand bezet zou worden. “Er was een soort gentleman code; het zou een fair fight worden. Zelfs toen Rotterdam terugvocht en de oorlog op het Noordereiland in volle gang was, trachtten de Duitsers een bepaalde rust te bewaren, door ervoor te zorgen dat winkels niet geplunderd werden. Nederlandse en Duitse artsen werkten met elkaar samen om de gewonden te verzorgen.”

Na het bombardement zette kolonel Scharroo zijn handtekening op het capitulatiedocument. Hij had van hogerhand de opdracht gekregen de stad zo lang mogelijk in handen te houden, en dat was precies wat hij had gedaan. Rotterdam gaf zich over, Nederland gaf zich over. Toen was het voor de oude stad al te laat.

Dat grote bombardement, dat de oude stad in een klap zou vervagen en honderden het leven kostte, was ook voor de Duitsers heftig, denkt Groeneveld: “In veel fotoalbums trof ik foto’s aan van Rotterdam ná het bombardement, van Duitsers poserend bij het puin. Maar van de strijd of het bombardement is er bijna niks. Ik heb later wel een foto gevonden van een Duitse soldaat die het bombardement fotografeerde. Een enorm schokkend beeld; je ziet de brokstukken in de Maas plonzen, de rookontwikkeling die over de Maas naar het Noordereiland trekt. Zo moet het dus geweest zijn.”

Een ongelijke strijd

Groeneveld heeft bewondering voor de manier waarop de Nederlandse soldaten zich verweerd hebben. “Al was dat ook heftig: de mensen op het Noordereiland en aan de Boompjes werden niet alleen beschoten door Duitsers maar evengoed door Nederlanders. Ook Nederlanders gooiden bommen. Het was een prijs die kolonel Scharroo voor lief nam.”

Op de vraag of het een goede beslissing is geweest terug te vechten, durft Groeneveld geen antwoord te geven. “De Duitsers hadden eigenlijk al gewonnen toen Rotterdam nog niet eens besefte dat het oorlog was. De Denen capituleerden onmiddellijk, die zagen in dat ze niet konden winnen. Had Rotterdam dat gedaan, dan had de geschiedenis en de stad er heel anders uitgezien. Maar dat is allemaal met de wijsheid achteraf. Nederland besloot terug te vechten en hoeft zich voor de manier waarop zeker niet te schamen, ook al was het een ongelijke strijd.”