Kloppend hart van Rotterdam

Geraakt door corona

Gers! magazine Tekst
Marlike Marks Beeld

Het coronavirus zet de wereld op zijn kop. Natuurlijk was de horeca lang gesloten, kon je maar in je eentje naar de supermarkt en moest je indien mogelijk thuisblijven en thuiswerken. Maar er zijn veel meer manieren waarop corona je leven overhoop kan halen, getuigen de verhalen van mensen die door het virus geraakt werden.

Corona als reboot

Ciska Evers ging in maart met vrienden op wintersport in Oostenrijk. Er wordt gezegd dat er in hun wintersportplaatsje geen corona is, al krijgt het virus in andere delen van Europa steeds meer voet aan de grond. Eenmaal terug van vakantie, krijgt Evers bericht dat een van de restaurants waar de groep heeft gegeten toch een bron van corona is. Niet veel later beginnen de eerste klachten zich te openbaren…

“Het begon met een diepe pijn in mijn longen”, legt Evers uit over die beginfase. “Een dag later voelde het alsof er ook een olifant op mijn borst zat en weer een paar dagen later was al mijn energie weg. In die paar dagen thuis was ik onverklaarbaar drieënhalve kilo afgevallen.”

Evers besluit de huisarts te bellen. Deze komt in een beschermend pak naar haar toe. “Toen zij binnenstapte, voelde ik dat het menens was. Behalve compleet uitgeput constateerde de arts dat ik tekenen van beginnend hartfalen had.” Door een vriend wordt Evers naar het ziekenhuis gebracht. Na een coronatest volgt opname op een quarantaineafdeling.

Medespeler in het journaal

“De volgende dag kreeg ik de uitslag. Ik was positief voor corona. Alle symptomen die ik had, bleken ook te herleiden naar het virus. Ik verhuisde naar de corona-afdeling. Daar voelde ik me medespeler in journaalbeelden van blauwe pakken, maskers, schorten en statistieken. Een onwerkelijke ervaring. Voor praten had ik geen kracht meer. Mijn mentale levenslijn was mijn mobiel waarmee ik via een appgroep met vrienden en familie contact hield. Zij hebben me er doorheen geholpen. Ik voelde me geen moment angstig of eenzaam.”

Vier dagen na de positieve uitslag is Evers van de zuurstof af en mag ze naar huis om te revalideren. “In de maanden voordat ik corona kreeg, werd ik door werk en privéomstandigheden sterk overbelast. Daardoor waren mijn conditie en weerstand zowel mentaal als fysiek ronduit slecht. De skivakantie was mijn eerste moment van ontspanning. Corona heeft me vervolgens letterlijk stilgezet.”

Blij dat ik nog leef

Voordat ze volledig hersteld is, heeft Evers nog een lange weg te gaan. Maar ze weet dat het goed gaat komen. Zeker met de begeleiding door een corona-revalidatieteam en steun vanuit haar netwerk. “Ik ben blij dat ik nog leef. Vanuit mijn ruststand sta ik te popelen om met deze nieuwe start, nieuwe kans en nieuwe energie mijn leven te rebooten. Ik zeg maar zo: corona heeft me te pakken gekregen, maar corona heeft me niet verslagen. Ik kom sterker terug.”

Tekst: Mark Boninsegna

Lichte paniek als iemand haar vasthoudt

Marie-Linde Noömi June wordt op 18 april 2020 geboren, midden in de heftigste coronaperiode. Ze is het eerste kind van Ruth Rio: “Ik had geen nesteldrang, ik had nestbeschermingsdrang. Als je geen mondkapje en handschoenen aanhad, kwam je er bij mij niet in. Op een gegeven moment had ik zelfs het idee dat iedereen corona ademde.”

“Maar Marie-Linde is zo’n fijn meisje”, vervolgt Ruth. “Het is misschien zwaar allemaal, maar zo voelt dat niet voor mij. Mijn verlangen naar haar was zo groot, dat dat helemaal wegvalt. Ik vind het heerlijk met haar. Maar die corona had ik wel kunnen missen, om het eufemistisch te zeggen.”

Corona-intuïtie

“In december zag ik de bui al hangen. Ik volgde het virus op de voet. Familie en vrienden verklaarden me voor gek; ze weten het aan de hormonen. Maar ik kreeg gelijk. Ik had gelukkig geen enorme last van zwangerschapskwaaltjes en ik was ook niet bang voor de bevalling zelf. Wel was ik bang voor dat virus. Elke dag om 14.00 uur checkte ik het aantal besmettingen bij mij in de buurt en ik zorgde dat ik zo min mogelijk contact had met mensen.

Door corona wilde ik per se niet in een ziekenhuis bevallen. Als ik in een ziekenhuis zou bevallen, zou ik corona krijgen, dacht ik. Nota bene vijf weken voor de uitgerekende datum belandde ik prompt in het ziekenhuis met corona-verschijnselen. Het bleek achteraf een flinke griep te zijn. De kraamzorg kreeg vervolgens de wind van voren toen ze bij mij thuiskwamen voor de controle of alles gereed is voor na de bevalling. Misschien een beetje te heftig van me, dat waren dan wel weer de hormonen. Maar echt: er was iemand bij die geen mondkapje en handschoenen droeg. Ik heb niet eens gevraagd hoe ze heette, maar wel of ze dat direct wilde aandoen.”

Mensen om me heen

“Uiteindelijk beviel ik wel in het ziekenhuis. Dat was de enige juiste optie. De kraamperiode thuis was meer een ‘raamperiode’. Van de kraamzorg mocht er steeds maar één iemand in de buurt zijn die bij het gezin hoorde. Dat hield in dat er elke dag slechts één familielid langs mocht komen. Dan showde ik mijn mooie meisje vanachter het glas van de schuifpui.

Pas na drie dagen lukte het me zelfstandig naar beneden te komen en kon ik haar laten zien. Dat is heftig, hoor. Ik heb de nabije familie en vrienden echt gemist. Nog steeds overvalt me een lichte vorm van paniek als mensen haar even, gewikkeld in een extra doek, vasthouden. Maar dat gaat al beter. Marie-Linde moet toch ook foto’s hebben van haar kraamperiode met familie die haar vasthoudt?”

Tekst: Simone Leeuwenkamp

Het ondergeschoven kindje

Al wekenlang zit de gehandicapte Henneke Westerink thuis. Haar dagbesteding is gesloten en de vrijwilliger die haar mee naar buiten neemt zit ook thuis. In haar verzorgingstehuis ziet ze de dagen komen en gaan. Maar ze weigert de handdoek in de ring te gooien.

“Negatief zijn lost niks op”, vertelt Westerink. Ze merkt dat het personeel het zwaar heeft: “De zorg wordt een beetje half gedaan. Ze willen snel weer weg zijn. En eerlijk gezegd vind ik het ook niet fijn. Stel dat ik het heb en hen besmet…”

Vanwege zuurstofgebrek tijdens haar geboorte is Westerink spastisch aan haar rechterkant. Zelf eten klaarmaken is onmogelijk en dat zorgt nu soms voor problemen. “Elke week krijg ik een lijst om in te vullen wat ik wil eten. Een tijdje geleden kreeg ik ineens geen maaltijd. Ze hadden de lijst niet goed nagekeken. Dat irriteert me dan wel, maar ik ga niet om avondeten vragen. Ik vind het vervelend om mensen extra op pad te sturen. Ik heb altijd wel crackers of brood in mijn koelkast liggen. Dat kan ik zelf smeren. Dat heb ik dus maar gegeten.”

Lastige technologie

Westerink is mede zo geïsoleerd omdat ze niet goed overweg kan met video-apps: “Ik voel me op dat gebied een ondergeschoven kindje. Niemand houdt er rekening mee dat technologie te ingewikkeld is voor veel gehandicapten.” Dat geldt voor meer dan video-apps: alles wat ze digitaal moet regelen, wordt door haar ouders opgepakt. En die mogen niet langskomen, want haar vader heeft maar één long en behoort dus tot de risicogroep. “Ze kwamen meerdere dagen per week en hielpen me met van alles. Mijn moeder met zorgtaken die niet door het personeel gedaan worden, mijn vader doet dingen als bankzaken en mailtjes beantwoorden. Dat stapelt zich nu allemaal op.”

Verjaardagen missen

Ondanks de moeilijke periode neemt Westering haar petje af voor het personeel: “Ik krijg 24 uur zorg. Dat betekent dat er altijd iemand klaarstaat als dat nodig is. Zonder het zorgpersoneel zou ik echt niet weten hoe ik het had moeten doen. Ik toon ook mijn waardering aan hen.” Westering rolt zich naar haar donkerbruine bureau en pakt met een uitgestrekte arm een bol wol uit een lade. Gele en rode kleuren lopen vloeiend in elkaar over.

“Ik maak pompoenen sleutelhangers. Die kunnen ze aan hun werksleutels hangen, zodat ze die niet meer kwijtraken.” Ze glimlacht trots als ze een halve pompoen toont. “Met deze eerste ben ik al een week bezig en hij is nog niet af. Ik moet er twintig maken, dus voorlopig ben ik nog wel even zoet!”

Tekst: Lisa Bakker