Kloppend hart van Rotterdam

De stille romanticus

Mark Boninsegna Tekst
Frank Hanswijk Beeld

Frans Vogel, cultheld uit de Rotterdamse literaire- en kunstscene, is volgens Rien Vroegindeweij, de Rotterdamse Charles Bukowski, ondanks zijn overlijden op 19 februari 2016 nog steeds aanwezig in de beleving van Rotterdam. Niet alleen om zijn te gekke nalatenschap, maar ook om zijn grote mond en knotsgekke acties.

Als Vogel de kroeg binnenkwam, vroeg hij zich menigmaal hardop af of er nog wat te neuken viel. Hij piste straalbezopen in een damestasje of riep tijdens een voordracht van een Chinese dichter op het Poetry International Festival keihard dat desbetreffende wat harder moest praten, want hij kon het niet verstaan. Maar hoe was Vogel thuis? Hoe was hij als er niemand bij was? Had hij dan nog steeds zo’n grote mond? En op welke manier leeft Vogel voort in Rotterdam?

We gaan in gesprek met de eerste grote liefde van Vogel en met zijn latere vriendin en levensmetgezel: respectievelijk Andrea Vos en Hansje de Reuver.

“Vogel was thuis eigenlijk the opposite van in de kroeg,” vertelt De Reuver aan de eettafel in haar Rotterdamse woning, waar ze vandaag met vriendin en ex-vrouw van Vogel, Vos, samen luncht. “Thuis dronk hij in principe ook niet, behalve toen hij met mij samenwoonde, omdat ik dat gezellig vond. Hij vond zijn rust in de jaren dat we samenwoonden. Zo schreef hij voor de krant en uitgaansbladen en maakte hij zijn eerste kunstwerken.”

Meisje van zestien

Het stille is iets wat Vos kan beamen: “In mijn tijd, ik was zestien toen ik Vogel leerde kennen, was hij ook al heel stilletjes. Maar hij was ook heel grappig. We hebben ontzettend gelachen samen. Dan ging ik bijvoorbeeld op zijn voeten staan en dansten we zo door het huis.” Vos vertelt het met een glinstering in haar ogen, alsof ze weer even dat meisje van zestien is.

“Vogel was ook altijd heel tevreden”, gaat Vos verder. “Toen we getrouwd waren, liet ik vaak het eten aanbranden, omdat ik niet kon koken en tóch vond hij het altijd lekker. Ik wist ook niet hoe je overhemden moest wassen, dus dan ging hij het zelf doen. Hij klaagde nooit. Maar ja, ik was 18 en Vogel was 30.”

Buiten dat Vogel een hele stille, rustige gozer was, kon hij ook romantisch zijn. “Zo heeft Vogel een keer een heel boek aan mij voorgelezen, omdat ik het zo fijn vond om voorgelezen te worden”, kan Vos zich nog goed herinneren. “Eigenlijk”, zegt De Reuver, “was Vogel, buiten die hele grote muil, een lieve gozer.”

Centen van Vogel

Ondertussen is het lunchtijd geworden. Terwijl De Reuver en Vos aan een gebakken eitje op een Marokkaans broodje beginnen, komt het gesprek op de nalatenschap van Vogel en wat voor invloed hij heeft op Rotterdammers in de scene van nu, bijvoorbeeld op Elfie Tromp, Wilfried de Jong en Frédérique Spigt. “Ik vind dat heel moeilijk in te schatten,” zegt De Reuver. “Ik weet dat er fans zijn die hem nooit los zullen laten, maar hoeveel mensen zijn werk nu lezen, dat is lastig te bepalen.”

Vogel vond dat er meer aandacht moest komen voor jonge opkomende dichters. Om die reden heeft De Reuver de wens van Vogel in vervulling laten gaan; ze riep de Vogel Poëzieprijs in het leven. Winnaars van de prijs krijgen een geldbedrag en een beeldje vervaardigd door de Rotterdamse kunstenaar Cor Kraat. Alles betaald met de centen die Vogel heeft achtergelaten. “Vogel was heel begaan met de jonge dichters. Daarom hoop ik dat de prijs in de toekomst nog meer gaat leven en dat media als de NRC en De Volkskrant het wat beter op gaan pakken,” zegt De Reuver. “Die hele prijs is natuurlijk ook bedoeld zodat zijn naam en zijn gedichten blijven bestaan.”

En zo is het. Een icoon mag nooit verloren gaan en voor nu, om met de woorden van Vogel te spreken: U allen de ballen!