Kloppend hart van Rotterdam

De wereld van Hasna El Maroudi

Karin Koolen Tekst
Marieke Odekerken Beeld

Van je hart geen moordkuil maken; dat gezegde lijkt journalist Hasna El Maroudi op het lijf geschreven. Al durven mensen tegenwoordig weer met haar in gesprek te gaan, zegt ze zelf. “Ik hoef anderen niet altijd meer te overtuigen van mijn gelijk. Vaak zet je mensen met het stellen van vragen juist aan het denken.”

‘We zijn hier volgens alle statistieken gelukkiger dan in andere landen en toch lijkt het of we dat niet zijn. Alsof hier alleen maar ellende is’

Een druilerige maandagochtend, Man met Bril in de Hofbogen. Hier wilde El Maroudi graag afspreken, want: goede koffie en vlakbij haar woning in het Liskwartier. Als we binnenstappen, treffen we haar achterin de zaak, een versgebrouwen

Colombiaanse filterkoffie op tafel. Toch geeft deze plek haar een dubbel gevoel, steekt ze van wal als we aanschuiven. “Liever zit ik bij Coppi op de Bergweg, maar die is op maandag dicht. Bij Coppi zie je de wijk terug, ook binnen, Man met Bril is naar mijn idee het toonbeeld van gentrificatie; als je buiten zit, kun je genieten van de rauwe Rotterdamse sfeer, maar de mensen die hier aan de overkant wonen, zie je niet terug als clientèle.”

Een bekend verschijnsel in de Hofbogen, meent El Maroudi. “Het is voor de middenklasse. Het is de strijd die ik ook intern voel, en misschien ook wel mijn eigen hypocrisie. Ik maak onderdeel uit van die gentrificatie en tegelijk voel ik dat niet helemaal zo. Coppi is wat dat betreft het mooie van beide werelden; hardwerkende Rotterdammers van álle lagen.”

De toon is gezet. Hasna El Maroudi maakt zich, zowel persoonlijk als in haar werk, hard voor een betere wereld, een wereld waarin diversiteit en inclusie de norm zijn en we samen de toekomst voor komende generaties veiligstellen. Op kerstavond hield ze een preek tijdens de Nieuwe Nachtmis in TivoliVredenburg. Recentelijk maakte ze ook een trip naar de Amazone in Brazilië, waar ze inheemse vrouwen interviewde over de impact van klimaatverandering en de rol van overheden hierin.

Als journalist en opiniemaker werkt El Maroudi onder andere voor De Volkskrant, KRO-NCRV en BNNVARA. Ze is de vaste presentator van de Vers Beton Live-talkshow in debatcentrum Arminius. Als medeoprichter van Lilith organiseert ze workshops inclusiviteit en werkt samen met diverse (onderwijs)organisaties. Als klap op de vuurpijl werd ze onlangs benoemd tot commissielid van de Raad voor Cultuur. En dan werkt ze óók nog aan een boek en een toneelstuk. Kortom, een bezige bij, die alles met evenveel zorg en aandacht doet.

Kind van Zuid

Die activistische inborst, al is ze zelf terughoudend die term te gebruiken, heeft zich gestaag ontwikkeld. De sporen ervan zijn duidelijk terug te vinden in haar levensloop. El Maroudi is een kind van Zuid, geboren in het voormalig Zuiderziekenhuis waar nu woningen staan. “Ik groeide op in Lombardijen. Ik heb hier heftige dingen gezien, denk aan huiselijk geweld in de wijk, overvallen… Als kind deed ik daar laconiek over, het werd ‘gewoon’.” Ze blikt terug, een glimlach op haar gezicht: “Ik had de állerbeste jeugd! Zoveel vrienden, we waren na schooltijd altijd buiten. Spelen, voetballen… Alle voordeuren stonden open, je liep overal binnen. Het was een heerlijke wijk om op te groeien, maar als ik terugdenk…”

De wijk werd gesloopt om plaats te maken voor nieuwbouw, een ontwikkeling die we vanaf die tijd vaker zouden zien in de stad. “Wij waren de allerlaatste mensen die vertrokken. We gingen overal kijken, maar mijn ouders wilden een goede woning terug en die kwam maar niet. Als kind dacht ik ‘kíes nou toch!’ Nu begrijp ik hun terughoudendheid.”

Het gezin, dat zes kinderen telde, belandde in Vreewijk, El Maroudi en haar tweelingbroer – de jongsten van het stel – waren tien jaar oud: “Het was lastig aarden. We waren de saamhorigheid van Lombardijen kwijt. Vreewijk was een heel witte wijk, met enorm veel racisme. De buren mopperden over die Marokkanen in de straat en zeiden dingen als ‘hun eten stinkt’.”

Dokter of advocaat

Met racisme had El Maroudi niet eerder als zodanig te maken gehad. “Al zag ik wel hoe mensen zich tegenover mijn vader, een vrij donkere man, gedroegen. Als we met witte mensen werden geconfronteerd, was je altijd ‘die ander’. Je werd hoe dan ook anders behandeld. Ik was fanatiek turnster, ik zat in de selectie en trainde vijf keer per week. De turnwereld is heel wit. Ik was gek op turnen, maar er werd door de andere meisjes niet tegen me gesproken. Dat was… tja… dat was hels.” Haar vader kwam als gastarbeider uit Marokko. “Het klassieke verhaal”, stelt ze. “Hij heeft eerst aardappels gesjouwd voor een boer en is uiteindelijk in een fabriek gaan werken. Een paar jaar later kwam mijn moeder over met de oudste vier kinderen.” Haar moeder, die in Marokko de kost verdiende met het maken van tapijten, kon in Hillegersberg bij een tapijtwinkel aan de slag. “Hier repareerde ze Perzische tapijten, tot haar rug kapotging en ze gedwongen thuis kwam te zitten.”

Dat brengt haar gelijk op het volgende. El Maroudi neemt een slok van haar koffie en leunt iets naar voren. “Mijn moeder is na de dood van mijn vader in Vreewijk gebleven. Ze heeft nu ook twee kapotte knieën en wil dolgraag naar een kleinere woning, gelijkvloers.” Maar de gemeente ligt dwars, verzucht ze. “En dat is zo stom, want in haar huidige woning – waar ze nu dus in haar eentje zit – kun je een heel gezin kwijt! De Rotterdamse woningmarkt is alleen maar gericht op geld, op dure nieuwbouw. Op maat werken is blijkbaar lastig voor een stad die van regels houdt.”

Ze laat zich weer achterover zakken. “We zijn nu bezig met een traplift voor mijn moeder.”

Over haar ouders praat ze warm en vol liefde. “Mijn ouders waren natuurlijk naar Nederland gekomen voor onze toekomst. Wij zagen hen keihard werken. Het liefst hadden ze gezien dat we allemaal dokter of advocaat zouden worden.” Ze lacht. “Uiteindelijk zagen ze in dat alleen hard werken je nergens brengt, dat je ook je hart moet volgen. Ze lieten ons vrij om ons eigen pad te volgen. Dat geeft kinderen zelfvertrouwen. We hebben allemaal gestudeerd, allemaal compleet verschillende dingen.”

Knor

El Maroudi had haar droom al voor ogen: ze zou in Parijs wonen met een eigen modelabel én een eigen modeblad. Toch koos ze, na het Erasmiaans Gymnasium, voor Leiden, en combineerde daar Rechten en Frans. “Ik houd van de Franse taal en cultuur. Rechten deed ik erbij voor mijn ouders en vanwege mijn gymnasiumdiploma – anders leek het me toch zonde. Dan ga ik erna naar Frankrijk, dacht ik.”

Het Leidse avontuur duurde niet lang. “Na een tijdje dacht ik ‘waar ben ik mee bezig?’ De lesstof ging zo snel, ik moest zoveel lezen en stampen. Ik paste ook niet goed in het Leidse studentenleven, waar ik al snel een ‘knor’ was omdat ik niet bij een vereniging zat – dan mag er door de rest niet tegen je gesproken worden.”

Op de Willem de Kooning Academie vond El Maroudi haar plek wél. Daar kanaliseerde haar droom zich met de tijd tot het oprichten van een eigen modeblad. “Want ontwerpen kon ik niet!”, lacht ze. Eenmaal in Parijs bleek de harde wereld van mode een grote desillusie. “Ik liep stage bij een klein modelabel waar ik kleding stikte. Het was keihard werken, met onmogelijk uren en torenhoge verwachtingen. Ze beschikten over je vrije tijd, je moest altijd bereid zijn op te draven, ook al was je familie net dat weekend over en had je dat lang van tevoren doorgegeven. En dat allemaal voor niets. Hell no! Ik kreeg het ook regelmatig aan de stok met de hoofdontwerper om de meest bizarre dingen.”

El Maroudi leunt weer iets naar voren. “En dan hebben we het hier niet eens over Bangladesh. Ik vind het vreselijk te bedenken dat mensen elkaar dit aandoen, hoe slecht we voor elkaar zorgen. In Parijs zijn mijn ogen geopend over de industrie.”

‘Er was al een tekort aan woningen, en dat blijft zo tot we beter gaan nadenken. Die paar vluchtelingen meer of minder maakt niet uit’

Boost

Gelukkig had ze nog een andere passie: journalistiek. Als klein meisje schreef ze al horrorverhalen, onder de strenge eindredactie van haar zus, een Neerlandica. In de tweede klas van het gymnasium stuurde ze haar werk naar Oscar van Gelderen, destijds werkzaam bij uitgeverij Vassallucci. “Hij schreef terug dat hij onder de indruk was van mijn werk en moedigde me aan ermee door te gaan. Hij stuurde me ook boeken om te lezen. Zoiets geeft een meisje van dertien een enorme boost!”

En schrijven deed El Maroudi. “Ik deed mee met de Kunstbende, een netwerkorganisatie voor jong creatief talent, waar ik ‘theatraal’ voorlas en kritiek uitte op maatschappelijke thema’s. Ik ontdekte hoe ontzettend leuk ik het vond om voor te dragen, om een boodschap over te brengen en iets teweeg te brengen. Als ik dan vervolgens op school een middelmatig cijfer voor een betoog kreeg, was ik woedend. Ik vond mezelf hier immers vreselijk goed in!”

Nadat ze met een vriend meeging naar een redactievergadering van Spunk, begon de redactionele bal echt te rollen. “Ik ben nooit afwachtend geweest”, benadrukt ze als haar indrukwekkende portfolio de revue passeert. “Een paar maanden geleden ging ik naar het Amazonegebied, omdat ik graag een internationaal verhaal wilde maken. Ik heb de New York Times gespammed! Het heeft dit keer niets opgeleverd, maar niet geschoten is altijd mis. ‘Hoe doe je dat?’, vragen mensen als ik in The Huffington Post sta. Simpel: gewoon mailen. Je weet nooit of er net iemand is weggevallen, of er een gat ligt.”

Ze kan ook goed tegen nee, voegt ze daaraan toe. “Niets gaat me gegeven worden, dat ontdekte ik al vroeg, door mijn religie, mijn achtergrond als Marokkaanse, als vrouw… Dan moet je erom vragen, en het soms zelfs opeisen. In Nederland word je vooral geacht niet te gek doen. Dat vinden mensen lastig, denken we altijd. Maar als iedereen afwachtend is en jij bent dat niet, ontstaat er ruimte. Als je dat beseft, is er veel mogelijk.”

Pim Fortuyn

Als student raakte El Maroudi steeds meer politiek betrokken. “In die tijd kwam de LPF op en in Vreewijk stemde bijna iedereen op ‘Pim’.” Een zwarte periode in haar leven, blikt ze terug. “Er mocht ineens van alles gezegd worden, dingen die mensen voorheen misschien dachten, werden nu keihard geuit. Ik was een vrij rustig meisje, mij overkwam niks. Maar mijn tweelingbroer des te meer. Zo had iemand eens iets bij een gebouw in de wijk gedaan en de eigenaar, die mijn broer buiten zag spelen, dacht ‘het zal die kut-Marokkaan wel zijn’. Hij rende achter hem aan en trok zijn gouden ketting kapot. Er was een hoop consternatie, mijn ouders hebben aangifte gedaan. Een paar jaar later werd mijn broer niet toegelaten tot zijn eigen schoolfeest van het Erasmiaans Gymnasium. De conciërge, die naast de portier stond, greep niet in. Dat heeft nog in de krant gestaan, er werd duizendmaal excuses aangeboden. Maar als zoiets je keer op keer overkomt, dan vormt dat je.”

We bestellen nog een kop koffie. We zijn op een punt beland dat El Maroudi aan het hart gaat. “Het gaat goed met Nederland”, neemt ze het woord weer, “Dat vind ik echt. We zijn hier volgens alle statistieken gelukkiger dan in andere landen en toch lijkt het of we dat niet zijn. Alsof hier alleen maar ellende is. We leggen de schuld daarvoor bij de verkeerde mensen. Als het over criminaliteit gaat, kijken we vooral naar Marokkaanse Nederlandse jongeren. Een term als ‘Mocro maffia’ is niet uit de lucht gegrepen, maar zorgt wel dat iedereen die er Marokkaans uitziet ‘lid’ van die groep wordt gemaakt. Terwijl de grote criminaliteit op de Zuidas zit. Maar die is wit en draagt een pak en stropdas.”

De politiek vertelt geen eerlijk verhaal, meent ze. “Oorzaak en gevolg is niet duidelijk, evenmin de relatie tussen bepaalde problemen. Bijvoorbeeld over het klimaat, dat gebeurt nú, het is niet een probleem in de toekomst waar we rekening mee moeten houden. Als je eens wist welke impact onze vleesconsumptie heeft op de mensen in de Amazone… Nou, dan laat je je biefstukje wel staan!”

Verandert de samenleving echt door nieuwkomers, vraagt ze zich hardop, en retorisch, af. “Ja, sure, toen mijn vader kwam, toen verschoof er veel in het land, maar nu toch niet meer? De echte verandering komt door de veranderende economie, door de bankencrisis. En die bankencrisis komt niet door migranten!”

Ze zwijgt even, denkt na. “We doen over vluchtelingenstromingen alsof het niet over mensen gaat. Alsof de krapte op de woningmarkt door vluchtelingen komt. Maar er was al een tekort aan woningen, en dat blijft zo tot we beter gaan nadenken. Die paar vluchtelingen meer of minder maakt niet uit.”

Beeldvorming

Via een omweg komt het gesprek op Thierry Baudet, die afgelopen vrijdag een Tweet plaatste over twee vriendinnen die in de trein waren lastiggevallen door Marokkanen. “Die Marokkanen bleken uiteindelijk controleurs van NS”, roept El Maroudi verontwaardigd uit, “En die vrouwen hadden hun vervoersbewijs niet willen overhandigen. Kijk, zo wordt het negatieve beeld dat Marokkanen slecht zijn, dat er een eenduidige Marokkaan bestaat, bestendigd door politici. De beeldvorming moet veranderen.”

De felheid is er gelukkig vanaf, zegt El Maroudi terwijl ze zich weer in haar stoel laat zakken. Tegenwoordig durven mensen weer met haar in gesprek te gaan over actualiteiten en maatschappelijke kwesties. “Dat was vroeger wel anders! Aan de keukentafel doe ik niet meer hard mee aan discussies, het werd er niet gezelliger op. Ik ben ook milder geworden, hoef anderen niet meer van mijn gelijk te overtuigen. En vaak is het stellen van vragen beter dan je eigen mening erdoorheen duwen. Dan zet je mensen aan het denken.”

Pocahontas

Wat geeft ze haar vijfjarige dochter mee? Over die vraag moet El Maroudi even nadenken. Niet omdat ze het antwoord niet weet; we raken nu een essentie. “Gisteren keken we samen Pocahontas”, neemt ze het woord weer. “Mijn dochter had wat vragen. We spraken over het ‘nieuwe’ land, indianen, wilden… ‘Maar mama’, zei ze, ‘Dat land is toch niet nieuw, er wonen toch al mensen?’ Mijn hart maakte een sprongetje en ik ging vertellen. Hoe verkeerd het is om naar een land te gaan en dat te claimen als van jou. Ik vertelde over mijn trip naar Brazilië, wat ik daar zag. Ik vertelde haar dat de wereld divers is. Dat ieder mens uniek is en van waarde is, dat haar manier van opgroeien niet superieur is.” Er verschijnt een trotse glinstering in haar ogen. “Mijn dochter is zo’n vrolijk, leuk, intelligent kind. Het idee dat zij straks misschien meer in zichzelf gekeerd raakt, omdat de samenleving dat op een bepaalde manier van vrouwen verlangt en verwacht, of hen kneedt, dat breekt mijn hart. Ik hoop dat ze de rebel blijft die ze nu is. Dat ze zichzelf kan ontwikkelingen tot wie ze is en wat ze wil, zonder rekening te hoeven houden met een berg onderdrukkende factoren, of dat nu het patriarchaat is of culturele factoren. Dat ze midden in de nacht kan hardlopen, als ze zin heeft. En niet te maken krijgt met een loonkloof. Vrij is om zelf te bepalen of ze wel of geen kinderen wil. Ik weet best dat dat niet in één generatie voor elkaar is, maar wat zou het heerlijk zijn als we elkaar gewoon mens konden laten zijn, op de manier die we zelf willen.”

El Maroudi is voorzichtig hoopvol, zegt ze. Hoopvol als het gaat om een beter klimaat. Om een inclusieve, diverse samenleving. “Ik zie veel initiatieven om dingen te verbeteren. Ik ben soms alleen bang dat het een fase is, zoals dat vegan eten nu hip is. En tegelijkertijd, meer dan de helft van de Rotterdamse jongeren is van een diverse achtergrond. Mijn dochter is zelf ook een dubbelbloedje, haar generatie ís al divers. Hun realiteit is nu al wat het zou moeten zijn. We ontkomen er dus niet aan dat het straks anders zal zijn, béter ook.”

Ze moet gaan. Of we genoeg hebben. Zo niet, app dan, stelt ze oprecht. “Dan spreek ik de antwoorden in, dat is spontaner dan wanneer ik het uittik.” Na een warme handdruk verdwijnt ze de winterse Rotterdamse ochtend in. Werk aan de winkel. Hasna El Maroudi is nog lang niet uitgestreden.