Kloppend hart van Rotterdam

Op de bres

Sander Grip Tekst
Eric Fecken Beeld

Leontien van Moorsel is ’s lands beste wielrenster ooit. Maar in haar carrière ging het bepaald niet vanzelf: ze kreeg anorexia, overwon die eetstoornis en vocht zichzelf terug naar de top. Na haar carrière stelt ze zichzelf tot doel andere slachtoffers van eetstoornissen bij te staan. En dat lukt haar, want Van Moorsel is nou eenmaal bloedfanatiek in alles, met vlag en wimpel. Een bijzonder levensverhaal in vijf hoofdstukken.

Vallen en opstaan

Waarin de jonge Leontien van Moorsel in aanraking komt met wielrennen. En waarin zij, gedreven als ze is, probeert de allerbeste te worden. Met steun, en soms een gezonde handrem, van haar ouders.

Dat ze met fietsen in aanraking kwam, is stom toeval. Haar broer Jan had een slechte motoriek en hij kreeg van de dokter het advies te gaan fietsen. “In de weekenden fietste mijn broer en moesten mijn oudere zussen ineens op mij passen. Zij waren druk in de weer met stiekem roken en drinken en met jongens kussen. Daarbij konden ze dat vervelende kleine zusje niet gebruiken. Dus dan kreeg ik een zak snoep en moest mijn mond houden, maar dat kakelde ik natuurlijk vrolijk door aan mijn moeder. Een goed ouderlijk gesprek volgde, met als uitkomst dat ik voortaan mee moest naar de wedstrijden van mijn broer.”

Daar kwam moeder Van Moorsel tot de conclusie dat de motoriek van Leontien ook wel een duwtje in de rug kon gebruiken. “Toen Jan uit zijn eerste fietsje groeide, schoof ze die door naar mij. Dat ding was totaal afgeragd, maar voor mij was het de mooiste fiets ever. Een rode Libertas. Ik vergeet het nooit.”

Van haar ouders kreeg ze naast een fiets ook de mentaliteit mee van doorzetten en het beste van je leven maken. “Dat kwam er tijdens het fietsen uit: ik ging er helemaal voor. Je hebt niet overal talent voor, maar ieder kind heeft wel een talent. Vind je dat, zet je schouders er dan onder. Die instelling hadden wij thuis en ik vond mijn talent op dat rooie fietsje.” En dus fietste ze door. En door. En door. Videobeelden van een achtjarige Leontien tonen haar met een knalrode kop, het snot uit haar neus en het zweet van haar kleine lijf gutsend. “Ik wilde gewoon als eerste over de streep en ik wilde die allergrootste beker die klaarstond.”

Toch remmen haar ouders haar tomeloze jonge ambitie ook af en toe een beetje af. Ze mocht sporten en ze mocht excelleren, maar ze moest ook kind blijven. “Ik heb niks gemist in mijn jeugdjaren. Jonge topsporters van nu zie ik vaak de verloren droom van hun ouders vervullen. Zij moeten zeven dagen in de week trainen en zij mogen nooit naar een feestje, omdat alles moet wijken voor die sportcarrière die pa of ma zelf nooit gehad hebben. Zo waren mijn ouders niet. Kwam ik op zondag achtste over de finish, dan droop de teleurstelling van me af en wilde ik de woensdag erna extra trainen. Maar ik werd gewoon naar dat verjaardagspartijtje van een klasgenootje gestuurd en ik moest gewoon naar buiten om lekker te ravotten met vriendjes en vriendinnetjes. En weet je, ik denk dat ik het daardoor zo lang volgehouden heb. Ik zie heel veel sportcarrières in de dop sneuvelen, omdat er veel te veel druk op die kinderen gelegd wordt door hun ouders. Doodzonde. En overbodig, want als het talent er echt in zit, dan komt het er wel uit. Mits het kind het zelf wil.”

Het is een wijze opmerking die verder gaat dan een eventuele sportcarrière, stelt de beste wielrenster die ons land ooit gekend heeft: “Observeer je kind, zorg ervoor dat het niet op zijn of haar tenen moet lopen. In de sport, in een opleiding, in het leven. Het is misschien wel stoer om tegen je collega’s te zeggen dat je zoon of dochter gymnasium doet, maar zorg alsjeblieft dat het kind ergens terechtkomt waar het past en waar het gelukkig is. Laat je eigen verloren dromen en wensen bij jezelf liggen, daar horen ze.”

Over bergen en dalen

Waarin Leontien van Moorsel ziet dat een succesvolle internationale carrière meer vergt dan alleen hard fietsen. Er volgt een plan, maar dat gaat haar allemaal lang niet snel genoeg. Met alle gevolgen van dien.

Haar eigen drang om in het wielrennen de allerbeste te worden, leidt tot een fenomenale carrière. Al is het er eentje met hoge pieken en onheilspellend diepe dalen. “Sport was mijn uitlaatklep. Mijn kop springt van links naar rechts en van voor naar achter, dus leren was niet zo aan mij besteed. Als ik in de klas zat, was ik met mijn kop buiten aan het fietsen. Wielrennen gaf me een goed gevoel en daar kreeg ik elk weekend de bevestiging dat ik het kon, dat ik tot de beste behoorde. Tot ik internationaal ging en ik ineens dingen tegenkwam als bergen. Oeh, die hadden we in Brabant niet, hè?! En die had ik ook nog nooit gezien. Ik herinner me mijn allereerste bergetappe. Ik kwam vijfentwintig minuten na de winnaar binnen en mijn vader, die ook gewend was dat ik alles won, vroeg: ‘Heb je onderweg ergens koffie gedronken, of zo?’ Ik was hé-le-maal dood en dacht alleen maar: hoe kan jij dit zeggen?! Weet je wel hoe hoog die bergen zijn?!”

Haar eerste Tour Feminin, de vrouwelijke variant van de Tour de France, sloot ze af als 31ste. Op zich een dijk van een prestatie, maar niet voor iemand die gewend is alles te winnen. Dat moest dus even anders. En die gedachte is het richeltje van een afgrond die zijn weerga niet kent, geeft Van Moorsel met de kennis van de terugblik grif toe: “Ik doe er nog niet alles voor; ik laat nog niet alles. Dat waren mijn gedachten. Ik wilde gaan leven zoals een professional hoort te leven. De concurrentie was ouder dan ik, maar ze waren ook allemaal tien tot vijftien kilo lichter. Ik zag mezelf en ik dacht: een gezellige Brabantse. Mijn coach stelde een traject van drie jaar voor om afgetraind te raken en in 1992 definitief aan te sluiten bij de wereldtop.”

En Van Moorsel dacht: dat duurt me te lang. Waarmee ze over die richel stapte en onomkeerbaar de afgrond inliep.

“Ik overwinterde met beroepsrenners in Spanje. In vijf weken tijd was ik helemaal strak, onder andere door heel verantwoord te eten. Ik snoepte ineens niet meer, liet die zak chips in het weekend staan. Ik deed alles keurig volgens het boekje. Als het daarbij gebleven was, zou er niks aan de hand geweest zijn. Maar ik kreeg bevestiging: ik werd wereldkampioen ploegenachtervolging en op de drie kilometer achtervolging. Toen kickte mijn gedrevenheid er vol in. Als dit werkt, kan het nog scherper, dacht ik bij mezelf. Toen had iemand mij in bescherming moeten nemen en dat is niet gebeurd. Iemand had mij moeten laten zien dat ik te ver ging.”

Of dat überhaupt kon, vindt ze lastig te zeggen. De eerste tekenen zijn immers lastig herkennen. En, niet te vergeten, 25 jaar geleden was er minder bekend over eetproblemen, laat staan dat daar open over gesproken werd. “Maar, kom op”, reageert Van Moorsel fel: “Een arts moet toch weten wat een eetstoornis inhoudt en moet symptomen durven onderkennen? Je blijft op gewicht, je vetpercentage blijft dalen, je ogen gaan hol staan en je bloedbeeld laat zien dat er spierbeschadiging is… Je gaat mij niet vertellen dat een arts dat niet ziet!”

‘Iemand had mij moeten laten zien dat ik te ver ging’

Maar, is Van Moorsel duidelijk: er is een grotere focus op de te winnen prijzen dan op de gezondheid van de sporters. “Bij mij is er niet aan de bel getrokken. De belangen van de bonden zijn te groot. De bond wil niets liever dan zeggen dat ze kampioenen in huis hebben. Een eetstoornis past niet in dat plaatje. Ik pleit al jaren voor onafhankelijke artsen die zijn gespecialiseerd in voeding. We hebben het over mensenlevens. En het probleem is verre van opgelost. Ik vind het heftig om te moeten zeggen, maar ik zie bij zowel de junioren als de senioren nog altijd sporters rondfietsen die niet gezond bezig zijn.”

Vanuit het diepste dal is er alleen een weg omhoog

Waarin Leontien van Moorsel met een schok beseft dat er iets moet veranderen wil ze overleven. Letterlijk. En waarin ze een uitgestrekte hand vindt en pakt om langzaam uit het dal omhoog te klimmen. Ook al is de weg lang en moeizaam.

De vraag die zich opdringt is of je een topprestatie kúnt leveren als je je uithongert. Maar daarover is Van Moorsel resoluut: “Het lichaam is ijzersterk en de mentale kracht van iemand met een eetstoornis nog vele malen sterker. Als het je lukt jezelf uit te hongeren, lukt het je ook om die berg op te fietsen; puur op wilskracht en intussen vreet je lichaam zich op. Dan heb je iemand naast je nodig die zegt: ‘Hallo? Nok eens even! Jij bent niet gezond bezig.’ Ik at een klein kommetje yoghurt met wat stukjes appel en een paar cornflakes in de ochtend. In de middag drie rijstwafels en ’s avonds sperziebonen met champignons en gebakken ui. En per uur trainen één partje appel. Dat werkt allemaal laxerend, dus ik was het zo weer kwijt. Ik had rond de vijfduizend kilocalorieën per dag nodig; ik at er nog geen vijfhonderd. En daarmee werd ik gewoon wereldkampioen, hè, en won ik de Tour de France, dus er was voor mij geen aanleiding om te denken dat ik het verkeerd deed.”

Helemaal beneden in het dal, in de diepste afgrond, staat uiteindelijk Michael Zijlaard, haar man. Hij pakt haar hand beet en fluistert in haar oor dat het afgelopen moet zijn. En als ze niet luistert, besluit hij hun relatie te verbreken. Pas dan gaat de knop om. Ze is dan op het punt dat ze zich ongelooflijk eenzaam voelt, dat ze constant in gevecht is met zichzelf. Van Moorsel leunt achterover en kijkt naar het plafond van de oude keuken in de boerderij die nu het Leontienhuis is. “Ik voelde me al zo lang zo eenzaam. Dat komt omdat je het nooit goed kunt doen. Er is een stem in je kop die continu zegt dat je niet moet eten. Maar als je daarnaar luistert, heb je gezeik met je omgeving. En als ik naar mensen om me heen luisterde, was daar die stem in mijn kop die me een loser noemde, een vieze dikzak en die zei dat ik nooit meer een koers zou winnen als ik bleef eten. Het verscheurde me, ik werd hé-le-maal knettergek. En tegelijk kom je daar in je eentje niet uit.”

Zijlaard toonde haar dat ze niet alleen háár leven kapotmaakte maar ook de levens van mensen om haar heen. “Hij is de eerste die me keihard de spiegel voorgehouden heeft dat ik alles kapot aan het maken was.”

Maar met die schop onder haar hol was ze er bepaald nog niet: “Na vijf jaar jezelf uithongeren, kun je niet zomaar even de knop omzetten en een dikke biefstuk in de pan gooien. En daar komt bij dat mijn lichaam het helemaal niet aankon. Dat was niet meer gewend aan vetten, koolhydraten en suikers. Ik was soms heel onnatuurlijk opgeblazen, omdat mijn lijf moest wennen aan al die voedingsstoffen. Het was voor mij cruciaal dat Michael en zijn ouders naast me stonden en steeds maar weer vertelden dat het goed zou komen. Dat mijn lichaam zijn eigen evenwicht zou terugvinden. Zij waren heel liefdevol en heel consequent. Daarom ook ben ik bij hen ingetrokken: mijn eigen ouders hielden zoveel van me en zagen mij zo lijden, dat ze niet consequent genoeg konden zijn om me er weer bovenop te helpen. Zij waren lief voor mij maar ook lief voor de anorexia, terwijl je lief voor het slachtoffer moet zijn en op hetzelfde moment hard en consequent voor de eetstoornis. Daarom had ik dat tweede thuis nodig om er bovenop te komen.”

En dan nu de rest van de wereld

Waarin Leontien van Moorsel nog vier Olympische medailles en een serie kampioenschappen aan haar palmares toevoegt, waarna haar blik de rest van de wereld in gaat. Na een succesvolle carrière op de fiets, is het tijd om voor andere mensen op de bres te gaan staan. Want zij weet precies wat slachtoffers van een eetstoornis meemaken, kan de vinger op de zere plek leggen en een oplossing bieden.

Heel veel geduld en heel veel liefde. Dat zijn de ingrediënten die Van Moorsel uiteindelijk nodig heeft om over haar anorexia heen te komen. Dit zijn ook de ingrediënten die ze zelf na haar carrière in wil zetten voor mensen die lijden aan een eetstoornis.

“Ik wist dat ik na de Olympische Spelen van Athene in 2004 zou stoppen als profrenner. Samen met Michael had ik al zitten broeden op onze toekomst. We wilden in de sport blijven met onder meer de Leontien Ladies Ride en een sportkledingmerk. Michael werd koersdirecteur bij de Wielerzesdaagse, ik ben dat bij de Amstel Gold Race voor vrouwen gaan doen. Maar ik wist ook dat ik meer wilde. Al in het vliegtuig uit Athene zei ik: ‘Ik ben acht jaar van mijn leven kwijtgeraakt, maar ik ben niet de enige. Ik wil iets doen voor de steeds grotere groep mensen die hier last van hebben.”

Ze richt een stichting op, die projecten ondersteunt. Ze geeft lezingen. En steeds denkt ze: het voelt goed maar er ontbreekt nog iets. “Michael vroeg wat ik miste en ik wist direct: Voor deze mensen wil ik een plek creëren zoals ik die zelf gehad heb. Ik wil een tweede huis waar je liefde, aandacht en tijd krijgt om te herstellen van je eetstoornis.”

Michael Zijlaard neemt zijn vrouw mee naar een vervallen boerderij aan de rand van Zevenhuizen. Ze staan in het krot en Van Moorsel voelt dat de plek goed is. “Met heel veel steun van allerlei bedrijven en instellingen hebben we dat krot kunnen verbouwen tot een warm nest. En weet je, mijn naam staat op het huis maar dit is alleen mogelijk geweest door de steun van bedrijven en van vrijwilligers. Het is ongetwijfeld makkelijker dat ik een bekende sporter ben, maar ook ik heb er gewoon mijn schouders onder moeten zetten. Ik heb me de pleuris gewerkt om dit te realiseren en het is een maatschappelijk project. Ik verdien er geen cent aan en dat wil ik ook niet. Dit is wat ik teruggeef voor alles wat ik heb bereikt.”

‘Ik ben acht jaar van mijn leven kwijtgeraakt, maar ik ben niet de enige’

Jij ben het belangrijkste

Waarin Leontien van Moorsel met hulp van heel veel vrijwilligers in staat is in het Leontienhuis een warm en liefdevol nest te creëren voor iedereen die dat beetje hulp nodig heeft om uit zijn of haar eigen persoonlijke dal omhoog te kunnen klimmen.

Gedecideerd: “Je kunt iemand wel terug op zijn of haar oude gewicht dwingen, maar daarmee los je het onderliggende probleem niet op. ‘Niet eten’ is niet het eigenlijke probleem, dat is alleen maar een symptoom. Je moet opnieuw leren houden van jezelf, je moet zelfvertrouwen kweken. En dat is vele malen moeilijker dan terug op gewicht komen. En toch stopt de reguliere behandeling grotendeels op het moment dat iemand weer op gewicht is. Voor mij was dat juist de moeilijkste periode; die tijd was heel zwaar. Daarom wil ik het anders aanpakken. Mijn doel is met aandacht, liefde en hulp voor het slachtoffer en diens familie ontrafelen wat het werkelijke probleem is en dat met elkaar aanpakken. In een warme omgeving, een plek waar je je welkom voelt en die aanvoelt als een tweede thuis. Dat geeft de rust die nodig is om naar jezelf te kijken en met elkaar te reflecteren op je situatie.”

Aandacht geven, begint voor Van Moorsel bij haar eigen verhaal vertellen. Open en kwetsbaar deelt ze haar eigen ervaringen. “Ik merk dat jonge mensen hun verhaal durven delen als ze merken dat er iemand voor hen zit die hen begrijpt, die door dezelfde hel gegaan is als waar zij op dat moment nog middenin zitten. Bij mij ging ook niet alles fantastisch, ik heb ook mijn eigen bagage bij me en ik heb ook een tweede thuis nodig gehad om die ziekte achter me te kunnen laten. Door dat open en bloot op tafel te leggen, zie je dat de jongens en meiden zich op hun gemak gaan voelen en beseffen dat niemands leven perfect is. En inmiddels durf ik tegen iedereen te zeggen dat je echt van die stoornis af kan komen. Na mijn herstel ging het me voor de wind. Ik werd wereldkampioen, won Olympische medailles. En toen, acht jaar geleden, overleed plotseling een van mijn beste vrienden. Dat was voor mij het grote ijkmoment… had ik die eetstoornis nodig om mijn verdriet een plekje te geven? Ik ben heel boos geweest op de wereld, heb keihard gehuild en diepe pijn gevoeld. Maar ook in die tijd heb ik mezelf altijd goed verzorgd en ben blijven eten. Ik weet dat het gemis niet minder wordt als ik stop met eten. Dus ik kan nu met zekerheid stellen: je kunt er volledig overheen komen.”

En dat uiteindelijk is ook de les die Van Moorsel altijd meegeeft: je bent als persoon belangrijker dan wat je overkomt. Hoe onzeker of beschadigd je ook bent, wat er ook gebeurt, in de harde wereld om ons heen moet je zelf je eigen grenzen durven aangeven. “Daar helpen wij bij. En het werkt: van de eerste mensen die vijf jaar geleden binnenstapten is een aantal nu als ervaringsdeskundige aan het werk bij ons. Ik heb mensen blij gemaakt met mijn medailles, maar ik maak hier echt een verschil. En samen met alle mensen die zich inzetten voor het Leontienhuis redden we levens.”