Kloppend hart van Rotterdam

Nog een laatste keer genieten

Kim Hoefnagels Tekst
Geisje van der Linden Beeld

Rotterdam barst van de helden. Erasmus of Kaat Mossel natuurlijk, maar ook verborgen helden. Neem de 230 vrijwilligers van Stichting Ambulance Wens. Zij zetten zich elke dag in om de laatste wens van terminaal zieke mensen in vervulling te laten gaan. Oprichter Kees Veldboer: “Het leed waarmee je wordt geconfronteerd, valt in het niet bij de bijzondere ontmoetingen en ervaringen die dit werk met zich meebrengt.”

Nog een keer naar zee of je geboortestad nog eenmaal zien. De wensen die de Stichting Ambulance Wens in vervulling laat gaan, zijn vaak bijzonder eenvoudig. Maar de impact is enorm, weet Veldboer. “Voor bedlegerige zieken zijn dit soort uitjes een ware heksentoer, maar niet voor ons. Met zes ambulances en een team van gediplomeerde ziekenverzorgenden maken we dingen mogelijk waarvan deze mensen al niet meer durfden te dromen.”

Bijzondere omweg

Het idee voor de stichting ontstond in 2006 toen Veldboer – toen nog ambulancechauffeur – een man van het Vlielandziekenhuis in Schiedam naar het Daniel den Hoed moest vervoeren. “Hij lag al op de brancard toen het ziekenhuis belde dat de operatie twee uur was uitgesteld. We besloten een omweg te maken via het Vlaardingse havenhoofd. Meneer Stefanutto had altijd gevaren en wilde nog één keer de schepen zien. Later heb ik geregeld dat hij op een rondvaartboot door de Rotterdamse havens kon varen. Ik zag hem genieten en opleven.” Veldboer bedacht dat hij op zo’n simpele manier veel meer laatste levenswensen kon verwezenlijken. Een paar maanden later was de stichting een feit.

De zes ambulances van Stichting Ambulance Wens bereiken locaties van Groningen tot Limburg, maar ook buiten Nederland. Veldboer: “Ik probeer het samen met de families altijd zo snel mogelijk te plannen, anders kan het zomaar te laat zijn. Natuurlijk is dat verdrietig, maar juist daarom proberen we ook wat luchtigheid te brengen. We benaderen de mensen alsof er niet zoveel aan de hand is. Soms is er wel een traan, maar vaak ook een lach. En het allermooiste vind ik om iemand met volle teugen te zien genieten. Daar doen we het voor.”