Wat zijn nou typische Rotterdamse woorden? Stel deze vraag aan een willekeurige Rotterdammer, grote kans dat hij binnen no-time een waslijst voor je opnoemt. Ergens bovenaan dat lijstje staat dan waarschijnlijk het woord kroten. Want een Rotterdammer eet rode kroten en geen bietjes, zoals de rest van Nederland dat doet. Wanneer is een woord typisch Rotterdams en waar komen ze vandaan?
“Kroten”, vertelt professor en taalkundige Marc van Oostendorp, “komt van het Franse woord carote. Frans was heel lang de taal van de deftige mensen. Er zijn verschillende soorten eetbare wortelen, gele en ook rode. Waarschijnlijk heeft de Rotterdammer er zijn eigen draai aangegeven, een rode wortel (carote) is een rode kroot.”
De rode kroot is nog redelijk uit te leggen. Maar hoe zit dat met peen en uien? Nee, hutspot kennen we niet, laat staan dat we het eten. In Rotterdam eten we peen en uien. Van Oostendorp: “Dit gerecht is in heel Nederland bekend, maar heeft elders andere namen, zoals hutspot en uienstamp. Waarom? Dat is het gekke, het is niet te achterhalen waar dat precies vandaan komt.”
‘In Vlaanderen wordt kapoentje vooral gebruikt als liefkozing voor kinderen’
Misschien zijn Rotterdammers gewoon makkelijk in het overnemen van woorden uit een andere taal. Zo ook bij kapoentje. De rest van Nederland spreekt over een lieveheersbeestje, maar in het Rijnmondgebied wordt dit insect een kapoentje genoemd. Kapoen is, net als het Franse capon, een scheldwoord of spotnaam, zoals vreemde gast en bandiet.
In Vlaanderen worden kapoen en kapoentje vooral gebruikt als liefkozing voor kinderen: een deugniet. Maar hoe is de Rotterdammer dan aan zijn kapoentje gekomen? Ook bij dit woord denkt Van Oostendorp dat Rotterdammers zelf iets van het Franse woord hebben gemaakt.
Oer-Hollands
Toch is er ook een Nederlands woord dat echt typisch Rotterdams is: diergaarde. Van Oostendorp: “Gaarde is natuurlijk afkomstig van de Engelse en Duitse tuin, maar eigenlijk is het verder een oer-Hollands woord. En in heel het Nederlandse taalgebied is er nog maar één echte diergaarde te vinden.” En laat die nou net in Rotterdam staan. Diergaarde Blijdorp, Rotterdamser krijg je het bijna niet.
Prof. dr. Marc van Oostendorp is gespecialiseerd in taalverandering en -verloedering. In 2002 verscheen van hem het boek Taal in stad en land: Rotterdams. Van Oostendorp is hoogleraar Fonologische Microvariatie aan de Universiteit Leiden en senior onderzoeker bij het Meertens Instituut. Hij heeft tientallen boeken, artikelen en publicaties op zijn naam staan en verzorgt rubrieken op radio en in (vak-)bladen.