Kloppend hart van Rotterdam

A.L. Snijders schrijft beter

Else Marijn Kruijswijk Tekst
Nina Fernande Beeld

‘Niets wordt ons bespaard. Alles wordt ons afgenomen. Nergens is een veilig plekje. Iedereen is gek.’ Zo schreef A.L. Snijders, die op zijn beurt de schrijver Battus citeerde. Battus stelde dat elk artikel met deze vier zinnen behoort te beginnen. En aan deze vier zinnen moest ik laatst denken.

Eigenlijk leidt Snijders mij af. Ik lees alleen nog maar zijn verhalen. Aan schrijven kom ik niet toe. Elk doelloos kwartiertje, voor het slapen, tijdens het ontbijt, en elke treinreis, hoe kort ook.

Zijn werk is doordacht, tot in detail. Hij construeert prachtige zinnen en gebruikt mooie moeilijke woorden waarvan hij toegeeft – en daar verdient hij punten mee – dat hij zelf soms ook niet weet wat het betekent of hoe je het schrijft. Hij is gevat en heeft de juiste hoeveelheid zelfspot. Ik hoor mezelf meerdere malen per verhaal lachen, hardop.

Snijders schrijft zo goed, ik zou liever hém willen citeren dan zelf een verhaal te schrijven. Ik koester de wens te kunnen schrijven zoals hij. Of zoals Wilfried de Jong. Of Annie M.G. Schmidt. Of Sandro Veronesi, die u allemaal moet lezen.

Ach ja, ik ben nog jong. Ik voel me een kuiken dat van de hennen en de hanen nog moet leren kakelen. Mogelijkerwijs zeg ik op een dag ‘Kukelekuuuuu!’. Ik moet nog heel veel oefenen om het niveau van mijn helden te evenaren. Ondertussen schrijf ik zoals ik schrijf, onder invloed van mijn leermeesters.

De vier zinnen van Battus kwamen in mijn bakkersmeisjeshoofd toen er in de winkel zich iets vreemds voordeed.

Het was een onverwacht drukke dag. Ik draafde al tien uur door de bakkerij. ‘Op sommige dagen is het maar goed dat je hoofd vastzit aan je romp.’ Zei mijn professor meer dan eens. Zo’n dag was het. De woorden van de tovenaar kwamen gelukkig ook nog om de hoek kijken: ‘Rustig aan.’ Anders was mijn hoofd wel van mijn romp gekukeld.

Het einde van de dag naderde, ons aanbod van brood slonk in rap tempo. Maar de klant die nu aan de beurt was, wilde slechts één koffie. Althans, dat maakte ik op uit zijn gebrekkige Engels. De man haalde een briefje van vijftig uit zijn portemonnee. Geen probleem, die dag hadden we genoeg wisselgeld in de kassalade [Leest u dit ook als kas-salade?] verzameld. Maar deze man hield zijn geld vast en toen ik op het punt stond twintigjes terug te geven, vroeg hij of ik er tientjes van wilde maken.

Mijn interne alarmbellen rinkelden! Ik rook onraad.

Een automatisch systeem, dat ik van mezelf nog niet kende, werd in werking gesteld. Routineus griefde ik alle uiterlijk kenmerken van deze rare snuitert in mijn geheugen.

Een man van vijftig jaar. Eén meter tachtig lang. Kortgeknipt zwart haar. Zonder baard of snor. Wollen winterjas, chique, zo goed als nieuw. Gestreken pantalon. Zwart lederen herenportemonnee, het standaard model. Correct voorkomen, incorrecte intentie.

Ik pakte tientjes voor de man, maar hield het geld in mijn hand. Want zijn vijftigje was opeens verdwenen. Mais non… C’est un truc! Hij deed alsof hij me het geld al had gegeven, keerde klassiek zijn zakken binnenstebuiten en liet zijn totaal lege[!] portemonnee zien. Maar ik houd niet van dit soort trucs. Ik houd van toveren, niet van belazerd worden.

Ik wees hem de deur. En dat was aardig van me, want ik had eigenlijk de politie moeten bellen. Hij leek de woorden ‘Leave the shop, now!’ niet te verstaan. ‘Shop? Shop?’ ‘Leave the shop, now.’ Zei ik nog een paar keer. De kracht van herhaling deed zijn werk. Hij verdween. Zonder wisselgeld. Zonder koffie. Met een briefje van vijftig euro, misschien wel verstopt in zijn onderbroek.

Ik belde de politie, maar die kon niks. De misdaad was mislukt.

Op dat moment dacht ik: ‘Niets wordt ons bespaard. Alles wordt ons afgenomen. Nergens is een veilig plekje. Iedereen is gek.’

Vlak erna kwam een meisje de bakkerij binnen. Ze koopt al jaren brood bij ons. Echt een schat, een keurig type. Ze kocht een bolletje van vijfennegentig cent en wilde betalen met een briefje, een briefje van vijftig. Toen werd ik gek.

En nu rust ik uit: drie welverdiende vrije kerstdagen waarin ik, tot wanhoop van vrienden en familie, alleen nog maar A.L. Snijders lees.