Maher al Sabbagh is kok. Hij leerde het vak bij zijn oma thuis in de Syrische hoofdstad Damascus. Hij woont sinds 1992 in Nederland en heeft twee kinderen. Zijn oudste zoon is al het huis uit, zijn jongste zoon Jeroen is zestien. Samen vormen ze een hecht tweepersoonshuishouden.
“Nieuwe dingen vindt hij spannend. Als ik iets voor de eerste keer aan hem vraag, zegt hij altijd eerst nee”, vertelt Maher terwijl hij enkele glazen water op tafel zet. “Dat komt door zijn autisme. Als ik het nog een keer vraag, vindt hij het vast wel goed.” Met deze woorden loopt hij naar boven om met zijn zoon te praten. Even later komen ze samen terug en ze gaan aan tafel zitten. Met zachte stem stelt Maher: “Het is goed, we kunnen beginnen.” Jeroen vertelt dat hij samen met zijn vader woont en een oudere broer heeft die op zichzelf woont. “Ik zit op Accent VSO op Noord”, vertelt Jeroen over zijn school. Op de vraag of hij het daar naar zijn zin heeft, is zijn antwoord: “Het voelt wel goed.” De school heeft een keuken waar leerlingen maaltijden koken voor mensen in de wijk, maar daar doet Jeroen liever niet aan mee: “Ik vind het leuker om met mijn vader te koken. Hij maakt alles beter.” Hij haalt zijn schouders op als hij eraan toevoegt: “Dat vind ik gewoon.”
Weeshuis
Het is niet gek dat hij dat vindt: Maher was zeven jaar toen hij begon met koken. “Ik heb het van mijn oma geleerd. Zij was een bijzondere kok: zij maakte culinaire reizen om klassieke gerechten uit alle windstreken van het Midden-Oosten te ontdekken en te leren klaarmaken. Ik ben opgegroeid bij haar in huis. Mijn vader was lid van de Syrische regering die omvergeworpen werd door Hafiz al-Assad in 1971. Hij kon kiezen: de gevangenis in of in ballingschap. Hij vertrok naar Canada. Alleen, want er was geen geld om met zijn allen te gaan. Mijn oudere zus en ik bleven bij mijn moeder, zij was toen al zwanger. Een half jaar later overleed ze op het kraambed van mijn jongste broertje. Zo zat mijn oma ineens met drie kleine kinderen opgescheept.”
‘Niemand wordt geboren als goede opvoeder, maar je kunt het wel worden als je echt wilt’
Maher kiest dat woord met zorg: “Ik voelde dat het niet haar keuze was voor ons te moeten zorgen. Ik vergelijk haar met een ijsberg die je moet omhelzen. Zij was kil, afstandelijk, een narcist, en dat moet je omhelzen. Maar ik botste enorm met haar. Ik accepteerde niet dat het altijd op haar manier moest. Uiteindelijk stuurde ze me naar een weeshuis. Daar zat ik van mijn zevende tot mijn twaalfde en ik moet zeggen dat dit een opluchting was voor mij. Ik kon mezelf zijn zonder dat iemand mij probeerde te domineren. Een keer per jaar, tijdens de feestdagen, ging ik naar huis en dat waren de momenten dat ik met haar in de keuken was.” Eerst wijst zijn oma hem nog af, maar als ze ziet dat hij echt interesse heeft, opent ze zich voor hem: “Haar keuken was een heilige plek. Nadat ik had laten zien dat zij de volledige controle behield als ik bij haar in de keuken was, liet ze me toe. Ik leerde haar recepten in drie stappen. Eerst maakte zij het en keek ik toe, de tweede keer maakten we het samen en de derde keer deed ik het alleen en kwam zij beoordelen. En weet je, zo leer ik het Jeroen ook.”
Traditionele opvoeding doorgeven
Op zijn zeventiende verhuist Maher naar Libanon om zich te verdiepen in de culinaire tradities van het land. Twee jaar later verkast hij naar Jordanië om in de keuken daar zijn licht op te doen. In zekere zin reist hij zijn oma achterna, die ook altijd ter plaatse gerechten wilde ontdekken. “Tegelijk wilde ik me in film verdiepen. Vanaf het moment dat ik in het weeshuis terechtkwam, ging ik naar de bioscoop naast ons gebouw. Dagenlang bracht ik daar door. Vooral neorealistische Italiaanse films spraken me aan en na Jordanië ben ik dan ook naar Rome vertrokken om aan de filmacademie te studeren. In Milaan heb ik mijn studie afgemaakt.”
Daar leert hij zijn eerste vrouw kennen, de moeder van zijn oudste zoon. “Een kunstenares die stage liep op de kunstacademie van Milaan. Al snel bleek zij zwanger. Na de zwangerschap verhuisden we met ons zoontje naar Nederland. Dat was in 1992.” Voor de jonge vader is dit het moment na te denken over hoe hij wil opvoeden: ‘Ik was zelf bijzonder kritisch in mijn jeugd. Ik had een grote mond, was liberaal en zette me af tegen tradities. Ik zag dat de meeste mensen niks beters kunnen verzinnen dan die traditionele opvoeding zelf voort te zetten. Dat wilde ik zeker niet. Ik besefte me dat kinderen niet je eigendom zijn. En het is niet hun keuze dat jij ze op aarde brengt. Voor mij betekent dit dat je ervoor zorgt dat zij gelukkig kunnen worden. Je moet ze accepteren precies zoals ze zijn.”
Onvoorwaardelijke liefde
“Niemand wordt geboren als goede opvoeder”, stelt Maher na enig nadenken. “Maar je kunt het wel worden als je echt wilt: opvoeden is geen uitdaging, maar een daad van geluk maken. Het geeft mij voldoening onvoorwaardelijke liefde aan mijn kinderen te geven.” Voor Maher is opvoeden vooral heel veel nadenken: “Dat doe ik niet alleen; wij doen dat samen. Door overleg, begrip te tonen, elkaar te respecteren en nooit kritiek te hebben op elkaar. Kritiek is een aanslag op het zelfvertrouwen van je kind. En het tegenovergestelde van kritiek is respect.”
Jeroen staat op en pakt een glas ice tea voor zichzelf. Na wat rommelen in de keukenkastjes vindt hij ook een broodje dat hij met zijn volle aandacht opeet. Maher observeert hem. Als hij ziet dat zijn zoon nog steeds rustig is, vervolgt hij zijn verhaal: “Ik had zelf veel vrijheid nodig en dat probeer ik ook door te geven aan mijn kinderen. Als zij aangeven ergens aan toe te zijn, dan moedig ik dat aan. Het heeft geen zin ze te beschermen en iets te verbieden ‘omdat ze nog te jong zijn’. Help ze zelfstandigheid te vinden, anders blijven ze veel te lang kind. Ik zie in Nederland mensen die zo beschermd worden dat ze op hun dertigste nog kind zijn.” Op de vraag of hij het gevoel heeft veel zelf te mogen, antwoordt Jeroen positief. “Ik skate veel en als ik naar het indoor skatepark in Eindhoven of Amsterdam wil gaan met mijn vrienden, dan mag dat. Ik kom op heel veel verschillende skateparken. Mijn vader doet het gewoon goed.”
Zonder voorwaarden
Jeroen is het grootste deel van de week bij zijn vader. “Hij heeft niet dezelfde moeder als mijn oudste zoon, maar ik zorg dat zij elkaar regelmatig zien. Zij hebben een fantastisch leuke relatie. Jeroen was twee toen bij hem autisme geconstateerd werd. Natuurlijk is dat wel even schrikken, maar ik stel geen voorwaarden aan een relatie. Ik accepteer iedereen zoals hij is. Toen de diagnose gesteld werd, ben ik boeken gaan lezen, films en documentaires gaan kijken. Alles om mijn kind beter te leren kennen en begrijpen. En ik wil dat de buitenwereld hem net zo goed leert kennen als dat ik hem ken, want hij verdient een goede verstandhouding met die buitenwereld. Als vader zie ik dat zijn autisme hem in de weg staat: hij ontwikkelt zich traag, maar hij kan heel goed leren. Sociaal is hij sterk gegroeid, maar hij voelt zich niet verplicht anderen te overtuigen dat hij moet voldoen aan geldende sociale codes.”
Samen koken
Koken is nog altijd de belangrijkste bezigheid voor Maher. Zo heeft hij elke vrijdag in De Doelen een pop-up restaurant. Jeroen helpt mee, zoals zijn vader meehielp in de keuken van zijn oma. “Falafel, humus, baba ganoush, gemarineerde kip. En meer”, somt Jeroen op. Maher kijkt zijn zoon trots aan: “Na school helpt hij in de keuken. Drie uurtjes in de week. Heerlijk. Twee heel leuke vrienden van hem helpen ook vaak mee.” Jeroen kijkt zijn vader streng aan: “Ik ken ze van buitenspelen. Maar ik heb wel meer vrienden dan twee, hoor.” Hij wordt wat onrustiger, schuift inmiddels op zijn stoel heen en weer en kijkt steeds vaker om zich heen. Maher legt zijn hand op de knie van zijn zoon en kijkt hem aan. Hij constateert dat het tijd is af te ronden. “We gaan nog even een foto maken, Jeroen”, geeft hij aan. “Is dat oké voor je?” Als Jeroen bevestigt, nemen ze plaats voor de foto. Nog een paar minuten concentreren, nog een paar minuten meedoen met de wereld en dan constateert Maher voor zijn zoon: “Het is goed, we zijn klaar.”