Kloppend hart van Rotterdam

‘Wie maakt me los?’

Laura Schalkwijk Tekst
Joris den Blaauwen Beeld

Patricia Tang (34), directeur 2Words en mede-directeur Florisgifts relatiegeschenken

“Rotterdam heeft weinig geheimen voor mij. Ik ken de verborgen schatten. Wist je dat er een Zweedse tuin is bij de Veerhaven? Die ligt verscholen achter het Westelijk Handelsterrein en de Parklaan. Prachtig. Zeker wanneer alles in bloei staat.

Ik houd enorm van deze stad. Ik ben hier geboren en opgegroeid, op de Voorhaven, tussen de toeristen. Delfshaven was mijn speelterrein. Bij de molen haalden we altijd ons brood. Daar woonde ik met mijn moeder, halfbroertje en stiefvader.

Al zou niemand zeggen dat we familie zijn: zij zijn blond, ik heb een oosters uiterlijk. Dat heb ik van mijn vader. Hij is Chinees. Je kent hem misschien wel. Hij was van Snackloket Japie aan de Nieuwe Binnenweg.”

Chinese genen

“Ergens voel ik me wel verbonden met mijn Chinese genen, maar ik ben echt een Hollandse, een Rotterdamse. Hoewel ik in Delfshaven opgroeide, kwam ik toch het liefst in de stad. Daar gebeurde het allemaal. Toen ik achttien jaar werd, ben ik daar gaan wonen. Eerst in een flatje boven Van den Assem, later in de Hoogstraat.

In het centrum heeft het grootste deel van mijn leven zich afgespeeld. En nog steeds – ik woon nu in Blijdorp – kom ik daar graag. Mijn meest favoriete plek is dan ook Bokaal, aan de Nieuwemarkt bij de Pannekoekstraat. Het is laagdrempelig, stoer. Het personeel is leuk. Het is Rotterdams, maar ook internationaal. Je voelt je er thuis, alles klopt daar gewoon.

Hier kom ik privé – vaak tijdens vrijdagmiddagborrels – maar ik spreek hier ook zakelijk af. Ik ben mede-eigenaar van Florisgifts, een bedrijf voor relatiegeschenken. Ontzettend leuk. We leveren ook speciale producten uit Rotterdam, dat loopt als een trein. Daarnaast heb ik al jaren mijn eigen evenementenbureau. Dat proberen we nu samen te laten gaan met de relatiegeschenken.”

Grofgebekt

“Dat ondernemende zat er al vroeg in. Op mijn twaalfde ben ik op de markt gaan werken. In Delfshaven en op de Blaak. Mijn moeder had een kroeg aan de Schiedamseweg en daar kwamen al die marktkooplui.

Een van hen wilde me best een baantje geven. Stond ik daar tussen al die grofgebekte, grote en stoere mannen. Maar ik vond het gelijk leuk. De baas zei: ‘We gaan pas naar huis als alles op is’. Vervolgens ben ik toen ook gaan roepen: laatste mandarijnen, gulden een kilo, wie maakt me los?”