Kloppend hart van Rotterdam

Tekenen tot je dood neervalt

Sander Grip Tekst
Marieke Odekerken Beeld

In 2019 wordt hij tachtig, maar Martin Lodewijk kan niet zonder tekenen. Aan het einde van de oorlog, hij is dan vijf, trekt hij er al met stoepkrijt op uit. “Ik tekende ‘Hitler en ze wijf’ op de stoep bij ons voor de deur. Je zag dat ze een “wijf” was, want ze rookte ‘n sigaret.” Hij glimlacht. Het was vast gewaagd, maar als je vijf bent, heb je geen politiek engagement. “Ik wilde tekenen, meer niet.”

Zo tekent hij een twintig meter grote Popeye op het plein aan de Gaesbeekstraat, in de Tarwewijk. Hij drukt de toppen van zijn vingers tegen elkaar: “Vast de grootste Popeye die ooit in Nederland, of waar dan ook, is getekend.”

Strips las hij in de krant. Lodewijk werd geraakt door de heroïek van Buffalo Bill, de spanning van Rip Kirby. Pas eind jaren veertig ontstond striptijdschrift Tom Poes Weekblad, met Eric de Noorman. In België waren Kuifje en Robbedoes er al eerder. “Die las ik in de leesmap en het tweedehandstijdschriftenwinkeltje van Ome Jaap op het Afrikaanderplein. Geweldig!”

De strips die hij zelf maakt, ziet Lodewijk dan nog als hobby. Tot hij de stripboekjesserie Fred Penner onder ogen krijgt. “Die verscheen iedere maand, 32 pagina’s in zwartwit. En de uitgeverij was ATH, Albert Teeuwen Handelsdrukkerij. Die bleek in de Jacobusstraat te zitten, een zijstraat van de Witte de Wittstraat. Daar kon ik gewoon met tramlijn 3 heen! Als het Amsterdam was geweest, was het er nooit van gekomen. Dat was een wereldreis voor ons in die tijd.”

Meneer Teeuwen blijkt geïntrigeerd en vraagt Lodewijk een strip te maken, die hij prompt koopt voor tweehonderd euro. “Mijn eerste grote verhaal: Lodewijk Pedaal. Van het geld heeft mijn moeder een wasmachine gekocht. Uitgegeven is het nooit, trouwens. Ik had zulke dunne lijntjes gemaakt, dat kon de clichémaker niet aan.” Wat Teeuwen wel uitgeeft, is de tiendelige serie ‘Ruimtevaart’. “Het eerste dat ooit van mij uitgegeven is. Het eerste deel heette ‘Heersers der Aarde’. Met de lancering van Spoetnik hadden de Russen de Amerikanen geklopt in de race naar de ruimte. Daar haakten wij op in. Ik heb daarna nog zes strips over piraten gemaakt en toen moest ik in dienst.”

Nou heeft Lodewijk astma, dus na vier dagen en één aanval schoppen ze hem het leger weer uit. Na een strip voor het Parool, maar alleen gepubliceerd in Zweden, en een baan bij een reclamebureau, ontmoet hij Jan Kruis. Samen stappen ze op de uitgever van het dan net nieuwe tijdschrift PEP af. De redactie vraagt of ze trek hebben in een parodie op James Bond. Kruis ziet dat niet zitten, Lodewijk wel; vier pagina’s maakt hij. De persiflage heet ‘Agent 327’. Tot op de dag van vandaag is de diender onderwerp van zijn tekenwerk. Enkele andere bedenksels van Lodewijk zijn Johnny Goodbye, Januari Jones en de nog altijd populaire serie Storm.

Hij zucht even: “Er is veel veranderd sinds ik begon. Met een krantenstaking in de jaren ‘30 gebeurde het dat burgemeester van New York, Fiorello La Guardia, elke ochtend de strips uit de kranten op de radio voorlas. Mijn eerste Agent 327 album verkocht honderdtienduizend exemplaren. In die tijd had je een bestseller boven honderdduizend verkochte albums; nu ben je blij als je de vijf- of tienduizend haalt. Ik hoop dat ik tot aan mijn dood mag doortekenen. Ik voel nog dezelfde drang als toen ik Hitler op straat tekende. Ik denk dat er zelfs nog wel een nieuwe Agent 327 komt.” Hij glimlacht meewarig. “Dan wel een probleempje trouwens. We werken aan een integrale uitgave in acht delen, met drie albums per deel. Een nieuwe Agent 327 betekent dus gelijk dat ik er drie moet tekenen. Gezien mijn leeftijd, hakt dat er wel heel erg in…”

Marten Toonder, Martin Lodewijk, Robert van der Kroft. Hun namen zijn niet altijd even bekend, hun creaties des te meer. Iedereen kent Tom Poes, Agent 327 en Sjors en Sjimmie. Wat ook maar weinig mensen weten: veel beroemde Nederlandse tekenaars wonen en werken in de Maasstad. Rotterdam is de striphoofdstad van ons land.