Mantelzorgers worden steeds belangrijker,
in een tijd waarin de zorg onder druk staat en mensen langer thuis blijven wonen. De zorg voor een ander combineren met een drukke baan en gezin vraagt veel. Maar boven alles draait het om liefde. Drie mantelzorgers vertellen hoe ze zich met hart en ziel inzetten voor iemand die hen dierbaar is. Over ‘gewoon doen’, geven zonder terug te verwachten en de diepe voldoening die dat brengt.
Strijdend ten onder
Een wereldwijf, dat was ze. De moeder van Edwin Kortman. Een vrouw met het hart van een leeuw en de onverzettelijkheid van een echte Rotterdammer. Opgegroeid aan de Strevelsweg, in de schaduw van de Kuip. Waar het leven niet altijd makkelijk was, maar waar je leerde je rug recht te houden en door te gaan. Feyenoord in haar hart, Rotterdam in haar bloed en een veerkracht die haar steeds weer overeind hielp. Hoe hard het leven ook tegen haar duwde.
Op 17 oktober 2024, de dag dat Edwin en zijn vrouw hun trouwdag vierden, overleed ze; 82 jaar oud. Een vreemd toeval: zijn vrouw jarig op de trouwdag van zijn ouders, zijn moeder die stierf in de kamer waar hij als jongen had geslapen. De cirkel leek rond.
Haar geest bleef scherp tot het einde, maar haar lichaam had de strijd allang opgegeven. Een hartinfarct, toen Edwin nog op de havo zat, veranderde alles. Ze lag lang in het ziekenhuis, zijn vader stopte met werken om voor haar te zorgen. Maar uiteindelijk was hij degene die eerder ging, drieëneenhalf jaar voor haar.
Haar hart was slecht, haar lichaam broos. Kanker, chronisch nierfalen, ziekenhuis in, ziekenhuis uit. En toch, telkens als de artsen zeiden dat het nog maar een kwestie van dagen was, vocht ze zich weer terug. Zeven keer namen ze afscheid en zeven keer besloot ze dat het nog niet haar tijd was. Dat was haar kracht. Sterker door strijd. Niet alleen een kreet, maar een manier van leven. Nooit opgeven. Altijd doorgaan. En vooral: blijven lachen.
Vanzelfsprekend
Voor Edwin was het geen keuze; het was vanzelfsprekend. Eerst zorgde hij voor zijn vader, daarna voor zijn moeder. Naast een drukke baan en een intensief gezinsleven zat hij elke ochtend met haar aan de telefoon. 24/7 stond die telefoon aan: huisarts, ziekenhuis, trombosedienst, thuiszorg, bezorgde buren, weer even bellen met mama. Hij regelde de Wlz, de Wmo, sprak met de gemeente, installeerde lampjes met sensoren, een toiletverhoger, een douchestoel, alles om haar zo lang mogelijk thuis te laten wonen. Hij deed de boodschappen, hield de administratie bij, bracht haar naar het ziekenhuis of rende erheen als ze weer gevallen was.
Hij deed het met liefde. Maar mantelzorg is een tol die je pas echt voelt als het stopt. Nu, nu het huis leeg is, nu de telefoon niet meer gaat, nu pas komt de vermoeidheid. Nu pas beseft hij hoeveel hij heeft gedaan, hoeveel hij heeft gegeven. Zijn werkgever gaf hem de ruimte, zijn gezin en schoonouders stonden altijd voor hem klaar, maar toch. Het gevoel dat je altijd ‘aan’ stond, dat gaat in je zitten. Dat raak je niet zomaar kwijt.
Laatste weken
Ze hield van Spanje, van de warmte, van de plek waar haar zus woonde. Uiteindelijk werden haar as en die van haar man daar uitgestrooid, samen, zoals het hoorde. Maar haar hart lag in Rotterdam. Haar stad. Loempia halen op de markt, dwalen door de Markthal, het geroezemoes in zich opnemen. En Feyenoord. Altijd Feyenoord. Op haar kist lag een speciaal gemaakt shirt: Oma CoCo – nummer 1. Een laatste groet aan de club die haar zoveel gaf, een eerbetoon aan de mentaliteit die haar staande hield.
Hij heeft alles gedaan. Alles gezegd. Precies zoals zij het wilde. Lief en leed gedeeld, niets bleef onuitgesproken. Zijn ouders waren geweldige mensen, ze hebben altijd voor hem gezorgd, hem beschermd, ervoor gezorgd dat het hem aan niets ontbrak. Nu deed hij dat voor hen. Geen vraag, geen opgave. Gewoon. Omdat je dat nu eenmaal doet.
De laatste weken waren zwaar. Edwin draaide op de automatische piloot, geen tijd om te voelen, geen ruimte om na te denken. Maar als de druk te groot werd, dacht hij aan haar. Aan haar kracht, haar vechtlust. Wat had hij nou te klagen? Zij was ziek. En toch bleef zij positief. Dat hield hem op de been
Oma CoCo ging zoals ze had geleefd: strijdend. Een Rotterdammer ten voeten uit. Niet praten, maar doen. Niet klagen, maar doorgaan. En als het dan toch moet eindigen, dan ga je strijdend ten onder.

Een hart en een tafel
Henk hoef je niet te zoeken. Hij is er altijd. Buiten, tussen de mensen en de dieren, zakken vol hondensnoepjes en duivenvoer. Honden voelen hem al voordat hij de hoek om komt. Duiven cirkelen om hem heen. De manke eten uit zijn hand, zodat ze niets mislopen. En altijd is er tijd voor een praatje.
Henk ís Katendrecht. Hij beweegt door de wijk alsof hij er nooit niet was. Hij kent elke straathoek, elke scheve stoeptegel. Dit is zijn terrein. Zijn ritme. Zijn thuis.
Arjanne Hoogstad woonde op Katendrecht met haar twee dochters en had het druk. Té druk. Haar dochters wilden een hond. Ze twijfelde, wikte en woog, maar uiteindelijk gaf ze toe. De hond trok haar mee de wijk in. Steeds dezelfde route, steeds dezelfde plekken. En steeds weer kwam ze Henk tegen. Haar hond zag hem altijd als eerste. Trok naar hem toe, staart hoog, alsof ze elkaar al jaren kenden. En zo begonnen de gesprekjes eerst kort, dan langer.
Trager
Het begon met kleine gebaren. Een stol met Pasen, iets langsbrengen met kerst. Maar hoe vaker Arjanne bleef staan, hoe meer ze zag. Henk werd trager. Zijn heupen lieten hem in de steek, maar nog altijd sjouwde hij die drie steile trappen op, boodschappentas in de ene hand, hondenriem in de andere. Zijn wereld werd kleiner. Zijn familie was de wijk. De man die altijd buiten was, verdween langzaam uit het straatbeeld.
Toen ze hem op een dag naar het gezondheids-centrum reed, besefte ze: dit kon zo niet langer. Henk moest het huis uit, of het zou misgaan. Via haar netwerk regelde ze een plek in een logeerhuis. Hij sputterde tegen, maar twee dagen later zat hij er.
Arjanne wist: dit was uitstel, geen oplossing. Henk had een vaste plek nodig. Hier, op de Kaap. Niet ergens ver weg, in een kamer zonder verhaal. Hij moest blijven waar hij thuishoorde. Waar hij het ritme van het water kende, de verhalen van de straten, de vogels die hem altijd wisten te vinden.
Dus trok ze alles uit de kast om hem in een verzorgingshuis dichtbij te krijgen. Zij werd zijn mantelzorger, regelde afspraken en papierwerk, zorgde voor een scootmobiel en stond naast hem toen zijn huis werd leeggehaald. Haar vriend en ouders hielpen waar mogelijk.
Keukentafel
Henk – slim, handig, sociaal en vol oude verhalen – hoort er inmiddels gewoon bij. Op zondag zit hij vaak bij Arjanne en haar dochters aan de keukentafel. Met kerst staat er een bord voor hem klaar. Met Sinterklaas koopt hij chocoladeletters voor alle kinderen in de familie, stopt Arjanne geld toe voor een cadeautje als haar ouders hun trouwdag vieren en past op de hondjes als zij lange dagen maakt.
Bijzonder? Nee, dat vindt Arjanne niet, en een weldoener noemt ze zichzelf evenmin. Het is toch simpel? Wat je hebt, deel je. Tijd, energie, humor, geld, een netwerk. Als je er iemand mee kan helpen, waarom zou je het dan níet doen? Haar hart en haar tafel zijn groot genoeg. Oh, en de duiven? Die vonden Henk gewoon weer. Nu bij het verzorgingshuis. Ook de manke.

Een kaarsje blijft branden
Drie jaar geleden verloor Marc Vollaard zijn vader. In de keuken brandt nog altijd een kaarsje bij zijn foto. Het was iets van hem, dat kaarsje aansteken. Bijvoorbeeld als Feyenoord speelde. Een klein gebaar, vol warmte en betekenis. Toen zijn vader ziek werd en zorg nodig had, stond Marcs moeder voor hem klaar. Dat was wie ze was: een vrouw die altijd klaarstond voor anderen. Zelfs toen het huwelijk al jaren achter haar lag.
Ze groeide op in Vreewijk, een plek waar voordeuren altijd openstonden. Haar huis was niet anders. Altijd mensen over de vloer. Zelfs als Marc niet thuis was, wisten zijn vrienden de weg naar haar koffiekan en luisterend oor te vinden. Ze was een vrouw met uitgesproken meningen, een scherpe tong en een warme lach. Haar liefde voor haar kinderen kende geen grenzen. En ze leefde met trots en flair; zichtbaar in haar kleurrijke kleding, die net zo levendig was als haar persoonlijkheid.
Het sluipt erin
Toen zij zelf zorg nodig had, veranderde alles. De rollen draaiden om, en Marc gaf terug wat zij hem al die jaren had gegeven: zorg, warmte en onvoorwaardelijke liefde. Mantelzorg komt niet in één keer, weet hij; het sluipt erin. Eerst ga je mee naar een doktersafspraak, dan regel je zaken met de thuiszorg, en voor je het weet sta je in de supermarkt met haar boodschappenlijstje.
Uiteindelijk bezocht Marc haar drie keer per week in Verpleeghuis Pniël. Hij zorgde ervoor dat haar kamer, met uitzicht op die mooie binnentuin, een thuis bleef. Een plek die echt van haar was. Hij gaf de plantjes water, verving de bloemen, hing met kerst lichtjes en takken op en legde haar kleding gewassen en strak gestreken in de kast.
Of ze het zelf nog doorhad? Misschien deed hij het ook voor zichzelf. Een manier om iets te blijven betekenen, om te weten dat ze ’s avonds op een fijne plek zat, terwijl hij thuis was.
Na het bezoek aan haar kamer liep hij door naar de gemeenschappelijke woonkamer, waar ze meestal zat. Altijd in diezelfde stoel. Haar karakter was veranderd door dementie, en stukje bij beetje leek ze te verdwijnen. Maar wat nooit verdween, was hun band. Elke keer als hij binnenkwam, lichtte haar gezicht op en volgden de tranen. Haar jongen. Dan volgden knuffels, korte gesprekken en gedeelde stiltes. Hij bracht altijd iets lekkers mee, iets kleins dat ze samen konden delen. En natuurlijk ook iets voor de andere bewoners. Soms werd er gelachen. Die momenten waren alles. Kleine gelukjes, die het grote verdriet even verzachtten.
Meebewegen
Marc wist dat je met dementie niet kunt vechten. Je moet je verwachtingen bijstellen, meebewegen met wat er nog is, niet wat er ooit was. Geduld, zachtheid en liefde werden zijn leidraad. Maar ook met dat besef waren er momenten van onmacht. De lift van het verpleeghuis werd een plek van tranen. Daar, tussen de vier muren, stond hij stil bij wat hij verloren had. En gelijktijdig voelde het goed om haar iets terug te kunnen geven. Ze waren altijd al twee handen op een buik geweest, en ook nu bleef die verbondenheid voelbaar, zelfs als woorden moeilijker werden.
Het verlies laat een leegte achter. Maar de herinneringen vullen die leegte met warmte. Aan haar open deur, haar kleurrijke kleding, haar uitgesproken karakter. En aan haar liefde, die altijd groot genoeg was voor iedereen. Marc heeft alles gedaan wat hij kon. In zijn keuken blijft het kaarsje branden.
Een dag na het gesprek voor Gers! sloot Marcs moeder haar ogen voor de laatste keer. Ze werd 89 jaar oud.