Ik herken haar niet. Daarom schrik ik van haar bekende stem. ‘Hoi Els.’ Zojuist zag ik een prachtige dame staan, nu blijkt zij één van mijn favoriete klanten. Het is Netty! Netty is een vrouw die ik graag in de winkel heb. Lief, vrolijk en op zijn tijd terecht kritisch. Bovenal een positieve uitstraling van hier tot Tokyo: We gaan er iets moois van maken!
Ik ben graag mezelf, maar ook graag een beetje Netty. En dat is ook wat er gebeurt als zij weer eens haar brood komt kopen. Haar ondeugende blik en optimisme werken zo aanstekelijk, dat ik nog uren erna hetzelfde kan doorgeven aan andere klanten.
‘Wat is je haar lang.’ Ik wijs naar haar korte haar. ‘En zo mooi wit.’ Ze lacht, want ze is nog een beetje onzeker. Ze moet nog even wennen. ‘Ik was bang dat het een pottenkapsel zou zijn.’
Ik weet wel waar ze op doelt, maar haar verschijning bewijst het tegenovergestelde: de angst met haar haar ook haar vrouwelijkheid te verliezen is ongegrond. Zij zal nooit haar vrouwelijkheid verliezen, al zou ze beide borsten verliezen. Zij ís vrouw.
–
‘Heb jij twee pruiken?’ vroeg ik Netty. De vorige keer was haar haar langer, blonder en minder vol. ‘Nee, dat was mijn echte haar.’ Ze heeft maar één pruik. ‘En trouwens, ook één echte haar. Één haartje is al teruggegroeid. Ziet er heel stom uit.’ Haar altijd glunderende man, die haar meestal vergezelt, lachte voorzichtig. Ook zij lachte. Een beetje. Niet haar nephaar maar haar donkere oogkassen verrieden de zwaar vermoeiende afgelopen maanden.
–
Een paar maanden ervoor moest haar man alleen boodschappen doen.
–
En een paar maanden dáárvoor kwamen ze samen zwijgend brood kopen. De stilte vertelde mij genoeg.
–
Gelukkig. De afgelopen maanden heeft ze haar natuurlijk vermogen om vrolijk te stralen niet verloren!