‘Het eerste openbaar toegankelijke kunstdepot ter wereld’ kopt World Architecture News. Alle ogen zijn op jullie gericht. Hoe voelt dat?
“Spannend. En toch zijn we daar niet zo mee bezig. Ook wij volgen nauwlettend de binnen- en buitenlandse ontwikkelingen op het gebied van nieuwe collectiecentra of depots. Wij willen laten zien dat een openbaar depot heel goed kan werken.”
‘Baanbrekend en experimenteel, zonder dat de bruikbaarheid in het geding komt’ vindt The Sunday Business Post. Is dit een samenvatting die de lading dekt?
“Ik denk zeker dat dit concept baanbrekend en experimenteel is. Het gebouw is zo ontworpen dat alle functionaliteiten die we nodig hebben, aanwezig zijn. Toch is het best een uitdaging om een rond depot in te richten.
Alles wat we in het museum opgeslagen of getoond hebben, gaat mee naar het nieuwe depot. We krijgen vijf verschillende klimaatzones en aparte, formaatafhankelijke depots. Op de tweede etage vind je bijvoorbeeld alleen schilderijen of hangend werk. Daarnaast komen er depots waar we ons richten op organische objecten van papier, hout of textiel. Een apart depot wijden we aan keramiek en glas, want dat wil je niet op verrijdbare stellingen zetten. Het is een publiektoegankelijk ontwerp geworden, waarbij we hopen te prikkelen en nieuwsgierig te maken.”
Je bent Hoofd Collecties en Onderzoek, met een achtergrond als kunsthistoricus. Met welke blik kijk jij naar deze kritieken?
“Als Hoofd Collecties wil ik zichtbaar maken wat het betekent om voor een collectie te zorgen. Tegen welke problemen lopen we aan, hoe bewaar je stukken of hoe restaureer je ze? Als kunsthistoricus kijk ik meer naar hoe de verzameling is ontstaan en gegroeid. Vanuit dat oogpunt zijn er nog veel mooie verhalen te vertellen.”
Welke publicatie in de internationale pers spreekt je het meest aan en waarom?
“De quote ‘Museums Throw Open the Storage Rooms, Letting In the Public’, uit de New York Times vind ik treffend. Mensen vragen zich vaak af waarom er zo weinig te zien is van verzamelingen. Heel veel beslissingen daarin zijn praktisch. Je kunt foto’s en werken op papier bijvoorbeeld niet non-stop tonen, omdat ze snel in kwaliteit achteruitgaan. Het depot leert ons nadenken over alternatieve benaderingen.”
Wat heeft de pers nog niet opgemerkt?
“In het depot gaan we met een programmering werken. Zo komt er een tentoonstelling over fotografisch werk van Lee Miller, vergezeld door achtergrondinformatie over fotografie. Waar heb je mee te maken? Hoe complex zijn fotografische technieken? Hoe zorg je dat het werk behouden blijft? Die verdieping kan heel boeiend zijn.”
Wat is jouw verhaal over het depot, gezien vanuit jouw vakgebied?
“Voor de opening zijn we bezig met een boek. Ik schrijf daarin over mijn onderzoek naar het concept van openbare depots, en de manier waarop musea door de eeuwen heen omgingen met het bewaren van stukken. Die informatie koppel ik aan de geschiedenis van Boijmans zelf. Het wordt een heel mooi boek waarin je het verhaal van de collectie, het concept en de architectuur van het depot terugvindt.”