Visagie: Esther Jonas
Het fanatisme van echt leven in het nu. Je onrust temmen en het beste willen worden in dat waar je nu mee bezig bent. Winfried Baijens is journaal- en radiopresentator, maakt tv over muziek en heeft zijn hart verpand aan de vrijheid die hij voelt in het huidige Rotterdam: “Ik kan hier ademen, hier is het frisser.”
“Al zeven jaar niet meer, nee al negen jaar niet meer.” Baijens lacht als hij nagaat hoe lang hij niet meer in Amsterdam woont. Hij vertrok naar Rotterdam. “Ik moet eerlijk zijn, ik ben wel nog een keer terugverhuisd naar Amsterdam, maar ik vond Rotterdam prettiger. Mijn beste vrienden woonden altijd al hier, ik ging uit in Rotterdam. In Now & Wow bijvoorbeeld. En de mensen die nu BAR runnen, hadden op allerlei gekke plekken in de stad bizarre feesten. Dat had je toen niet in Amsterdam, nu nog steeds niet. Rotterdam is vrijer, leuker, alternatiever. En de mensen hier zijn niet zo rijk als in Amsterdam. Daar hebben ze last van gettovorming van rijke mensen, wat een onaangename sfeer oplevert. Ik was 31, besloot te stoppen bij de NOS en mijn relatie liep stuk. Toen vond ik het tijd de dingen anders te doen. Dus ik vertrok naar Rotterdam.”
‘Als ik in lijn 21 of 23 zit, gloei ik van trots over hoe makkelijk het kan zijn om een beetje gezellig met elkaar om te gaan’
Hij zit in een bankje in Engels, het klassieke café-restaurant in het Groot Handelsgebouw met uitzicht op de door de punt van Centraal Station strak aangesneden blauwe lucht. Hij heeft een groene thee besteld, rommelt wat met zijn theezakje, haalt zijn hand door zijn haar en glimlacht een haast verlegen lach. “Rotterdam trok me gewoon, maar toen ik hier woonde, dacht ik: dit is vrij radicaal ineens. Was het niet te veel impuls geweest? Ik ben teruggekeerd naar Amsterdam maar dat was het toch ook niet meer. De navelstreng was doorgeknipt als het ware.
Ik weet het moment nog dat ik besloot definitief in Rotterdam te gaan wonen. Ik kwam hierheen en stapte met mijn vriendje het station uit. Dat was toen nog niet af. Het was er tochtig en een rotzooi. De minst aantrekkelijke portaal tot een stad in de wereld. Maar ik kon ademen. Het is hier frisser. Letterlijk, want de zee is dichterbij, maar ook figuurlijk: het zijn de mensen en de ruimte in de stad. Ik heb nooit heimwee gehad.”
Meester Theo
Hij lijkt zijn hart aan Rotterdam verpand te hebben, maar Baijens omschrijft zichzelf als niet erg honkvast. Geboren in Zeeland, gestudeerd in Tilburg, gewoond in Amsterdam, werkt in Hilversum. Tilburg vond hij moeilijk; hij had heimwee naar Zeeland en het gevoel dat Tilburg niet bepaald het bruisende middelpunt van Nederland was. Baijens woont twee jaar in de stad; na een stage bij NOVA vertrekt hij naar Amsterdam. Toch zijn er bijzondere herinneringen aan de stad in Brabant: hij had er op de School voor Journalistiek zijn laatste vriendinnetje. “Yvon McClean”, lacht hij voorzichtig. “Dat klinkt wel een beetje als een tandpastamerk, hè? Kan ik haar naam wel noemen, eigenlijk? Ze zal wel niet in Rotterdam wonen en ik heb geen contact meer met haar. Nou ja, ze zal het vast niet erg vinden.”
Bij de gedachte aan Yvon dwaalt zijn blik even door de zaak. “Je hebt allemaal wel ergens je laatste vriendinnetje, toch? Als je homo bent, tenminste. Er zijn homo’s die beweren dat ze nooit een vriendinnetje hebben gehad. Iedereen moet dat zelf bepalen natuurlijk, maar ik begrijp dat nooit echt. Ik denk dat je allemaal eerst probeert net zo ‘gewoon’ te zijn als alle andere kinderen. Het zal mijn Zeeuwse achtergrond zijn. Daar was niet echt wat je noemt een levendige gayscene. En het was voor mij eerst ook echt niet duidelijk. Mijn familie was relaxed, hoor, dus het was geen issue. “We hadden zelfs een meester Theo in ons dorp. Het hoofd van school en hij was gay, nee homofiel, zoals dat toen nog werd genoemd. Er waren veel mensen in het dorp die dat allemaal heel erg ingewikkeld vonden, maar mijn ouders vonden dat dus juist heel erg níet ingewikkeld.”
Thuis niet geremd in zijn gevoelens, werd Baijens toch eerst verliefd op meisjes. “Dat is dus wat ik bedoel: het was misschien wel vooral omdat dit de norm was. Je wilt hetzelfde zijn als je vrienden. Zoals je allemaal dezelfde sportschoenen wilt hebben in je pubertijd. Dat ik met jongens bezig was, voelde als mezelf met anderen vergelijken. Ik was een klein, dun, onzeker kereltje dat opkeek tegen stoere jongens. Dat idee.
In mijn studietijd werd ik voor het eerst echt verliefd op een jongen. Ik dacht: wacht eens, dít is het om echt fysiek verliefd te zijn. Tot die tijd deed ik maar wat en ik denk dat ik zelfs tot mijn dertigste nog wel aan het groeien geweest ben als persoon. Dat is ook wie ik ben; ik ben een laatbloeier en er zit een zekere onrust in mij.”
Overspannen
Die onrust koestert Baijens. “Mijn oma zei altijd dat ik ‘een pond kwik in de broek’ had. Een vrolijke onrust is het, waar ik weleens moe van word. Ik heb geleerd mezelf een beetje af te remmen. Ik mediteer zelfs! Dat zorgt ervoor dat ik die onrust aanvaard als een zegen, maar het kan me ook opjagen. De keuze voor Rotterdam is daar een afgeleide van. Ik voel meer rust hier. Ik snap de stad goed, ik weet waar ik naartoe kan, wie mijn vrienden zijn, waarom ze dat zijn. In Amsterdam ben ik altijd een zekere onrust blijven voelen. Begrijp me goed, ik vind Amsterdam een fijne stad. Ik heb er ook geen afkeer van, zoals je in Rotterdam schijnt te moeten hebben. Maar het is een overspannen stad. Iedereen leeft er onder het juk van de overbelasting van alles.”
Om te illustreren wat hij bedoelt, noemt Baijens de tram. “Neem hier in Rotterdam lijn 21 of 23 vanuit West. De conducteurs zijn allemaal helden. Ze lopen rond en houden de boel in de gaten. Ze komen naar je toe en helpen je met inchecken, Ze maken een praatje, zijn aardig en de zogenaamde probleemjongeren houden ze met een grap in toom. Ze snappen het he-le-maal! In Amsterdam is het een partij ongezellig op de tram! Gesnauw en geduw. En de conducteurs zitten in een kooi gevangen. Dat is de overspannenheid die Rotterdam dus niet heeft. Als ik in lijn 21 of 23 zit, gloei ik van trots over hoe makkelijk het kan zijn om een beetje gezellig met elkaar om te gaan.”
Die ontspannenheid moet de stad vasthouden, maar hij denkt dat dit wel goed zit. De stad zit in de lift, maar er wordt nog altijd anders tegen Rotterdam aangekeken dan tegen andere steden, zo merkt hij bijvoorbeeld op zijn werk. “Ik heb collega’s uit Zwolle of Arnhem, maar als mensen horen dat ik uit Rotterdam kom, vinden ze dat verschrikkelijk ver weg.”
‘Ik ben meer dan een pak voor een autocue; je mag voelen dat ik ervaring heb, zien dat ik af en toe een grapje maak’
Vooruitgaan of blijven plakken
Dat werk van hem is ook een voorbeeld van zijn onrust. Baijens is een van de gezichten van het NOS Journaal. Daarnaast presenteert hij op zaterdag het Radio-1 journaal. Zoals hij al zei: hij werkte eerder al bij de NOS, tussen zijn twintigste en dertigste, maar dat zei hij gedag voor andere uitdagingen in Hilversum. “Ik ging bewust kleine programma’s presenteren, bij ‘het nieuws’ vandaan. Ik wilde niet cynisch worden in mijn werk. Nieuws heeft iets cyclisch: onderwerpen keren steeds terug. Ik zag collega’s die vermoeid raakten. Dat je voor de dertiende keer Prinsjesdag voorbij ziet komen, elke vier jaar de verkiezingen. Dat cyclische kan je cynisch maken. Je moet een zekere frisheid houden in je werk.
Ik kreeg bij BNN de gelegenheid iets te doen op Radio 1 en bij de NTR kon ik in de muziek duiken, voor radio en tv. Ik mocht ineens North Sea Jazz verslaan. Dat wilde ik al heel lang. Tegelijk was het mijn kans even van de inhoud af te stappen. Even niet met het hoofd, maar met het hart aan het werk zijn. Werk voor kleinere groepen mensen, voor wie je iets echt bijzonders maakt.”
Twee jaar geleden bekroop hem het gevoel dat hij terug moest naar het nieuws. “Ik zat die HBO-serie The Newsroom te kijken. Ik schoot vol toen ik de toewijding zag waarmee ze zich in die serie vastbeten in het nieuws. Daaraan merkte ik dat ik het miste. Tijdens een kop koffie hoorde ik van mijn oude baas dat Herman van der Zandt wegging bij het journaal. Hij vroeg op de man af of ik interesse had terug te komen naar het Journaal. Ik kon wel muziekprogramma’s bij de NTR blijven maken en ik zou dan op NPO Radio 1 ook mogen presenteren. Een veelzijdig pakket dat het risico op dat cynisme sterk vermindert.
Ik vind het daarnaast ook wel mooi dat je tegenwoordig een beetje karakter mag hebben als nieuwslezer. Vroeger was je slechts het vehikel van de boodschap. Het is fijn dat je verschil mag zien tussen hoe ik presenteer en hoe Dionne Stax en Rob Trip dat doen; ik ben meer dan een pak voor een autocue. Je mag voelen dat ik ervaring heb, zien dat ik af en toe een grapje maak en meer doe dan een tekst voorlezen. Mensen als Fred Emmer of Harmen Siezen ken je ook van de momenten dat ze net even meer waren dan alleen nieuwslezer. Het is tegenwoordig misschien nog wat vrijer geworden. Gelukkig. Wij hoeven onze persoonlijkheid niet meer weg te cijferen; wij zijn net mensen geworden.
Mijn terugkeer bij de NOS leert me ook: door weg te gaan, maak je soms een betere stap vooruit dan als je blijft plakken op wat vertrouwd voelt. In zekere zin is die onrust in mij dus helemaal niet verkeerd.”
Voorbij standje gemak
De onrust die hij voelt, leidt ertoe dat Baijens zich snel verveelt. Daarom ook houdt hij zich met veel dingen bezig. Aanvaarding van die onrust zit voor hem in het zich verdiepen in onderwerpen. “Dat heb ik een paar jaar geleden geleerd. Ik betrapte me erop dat ik heel veel dingen deed, maar allemaal op standje gemak. Het kwam altijd wel goed. Maar dat werkt niet als je zelf ook middelpunt van het interview bent. Ik deed de tv-serie Winfrieds Woonkamer, vanuit mijn eigen huis. Dat was te dichtbij om me door gesprekken heen te bluffen. In mijn woonkamer werkte standje gemak niet. Juist door me heel erg goed voor te gaan bereiden, kwam ik in een comfortzone terecht. Ik merkte hoe leuk het is om grondig te zijn. Je kunt scherp reageren op wat er gezegd wordt.”
Het is aandacht in plaats van gefladder. Het is comfort in plaats van de zenuwen of je wel de juiste vraag kunt stellen, het gesprek op gang kunt houden. “Journalistiek is een ambacht en ik herken het als mensen zich niet voorbereid hebben. Voor Kunststof op NPO Radio-1 interview ik een uur lang mensen die heel serieus met hun werk bezig zijn. Dan is het zó leuk als je op voet van gelijkheid over het onderwerp kunt discussiëren. Als luisteraar merk je dat verschil echt. Het gesprek gaat dieper. Gelukkig lukt dat ook soms.
De schellen zijn van mijn ogen gevallen: luiheid, leunen op het gemak, is niet goed. Ik kwam ermee weg, maar het fanatisme in de voorbereiding is leuker. Een veelgehoord argument van journalisten is dat ze dingen niet vragen als ze er al over gelezen hebben. En natuurlijk is er het risico dat je alleen maar quotes gaat ontlokken die je ooit in de knipselmap gelezen hebt. Maar als je het goed doet, kun je met voorkennis doorvragen en nieuwe inzichten uit het interview halen die niet eerder verteld zijn. Je komt tot oorspronkelijkere vragen. Daar zit het wezenlijke verschil. Als ik van dichtbij naar een onderwerp kijk, wordt het leuker. Van een afstand kunnen we allemaal wel een oordeel vellen, maar als je dicht op iemands wereld zit, komen er leukere dingen uit.”
‘Ik richt me op dingen die voor mijn neus liggen. dat is al uitdaging genoeg’
Elastiekje
Baijens is volwassen geworden, stelt hij zelf. Hij heeft een huis met een tuin en er lopen twee katten rond: Bram en Desi. Bram was eerst samen met Eva: “Naar Eva Jinek en Bram Moszkowicz. Toen ging het met de poezen onderling ook niet goed en is Eva ergens anders naartoe gegaan. Daarna kwam Desi, een nieuw vriendje voor Bram. Uit het leven gegrepen!” Hij heeft betrekkelijke rust gevonden en toch heeft zijn onrust hem goede dingen gebracht: “Ik kan veel hebben. Ik doe niet aan burn-outs, zeg ik altijd, maar ik overlaadde me heel makkelijk. Achteraf herken ik situaties dat ik er tegenaan schuurde. Gelukkig ben ik geen binnenvetter: het risico om in je enthousiasme vast te lopen, is bij mij kleiner dan bij iemand die alles voor zich houdt. Een ander pluspunt: ik klaag makkelijk en dat is goed. Het lucht op. We zijn een elastiekje. Dat kun je oprekken, maar niet ongestraft. Op een gegeven moment komen er barstjes in en als je het te vaak oprekt, knapt het. Barstjes moet je verzorgen, anders gaat het mis. Uit enthousiasme heb ik te vaak te veel gedaan, maar doordat ik nu meer rust ervaar, kan ik voorkomen dat mijn barstjes scheuren worden. Ik heb mezelf aangeleerd te mediteren om mijn hoofd af en toe leeg te maken. Iedereen heeft het nodig soms een middag of dag niets te doen. Ik bleef op de dagen dat ik niet aan het werk was ook maar lijstjes maken met alles wat ik nog moest doen. Nu kan ik staren naar de tuin die nog niet af is, en dat het goed is. Dat je niet direct in je hoofd nagaat wat er moet gebeuren om die tuin af te maken, maar dat de wereld kan zijn zoals hij op dat moment is. Iedereen heeft af en toe rust nodig.”
Het mooie is dat die rust hem ook inzichten geeft. “Over het werk dat ik doe bijvoorbeeld. Ik denk niet dat het nieuws zoals we dat nu consumeren er over tien jaar nog zo uitziet. Ik kijk zelf bijvoorbeeld nauwelijks tv. Of we nog een achtuurjournaal hebben en dat de kijker zorgt dat het avondeten voor die tijd naar binnen gewerkt is, ik betwijfel dat ten zeerste. Er zullen podcasts zijn, mensen kijken online op het moment dat het hen uitkomt en ze kijken op een apparaat dat ze toevallig voorhanden hebben. Daar gaan we onze nieuwsvoorziening ook op aanpassen. We moeten wel als we relevant willen blijven.”
Of er voor hemzelf een rol weggelegd is in die nieuwe vorm van nieuws brengen, daarover wil en kan hij niet speculeren. “Ik wil goed zijn in wat ik doe en daarin kan ik nog heel veel verbeteren. Het is zo goedkoop om te zeggen dat ik de ambitie heb om de nieuwe Matthijs van Nieuwkerk te worden. Het is ook dom om te zeggen: ik wil dat gaan doen anders ben ik niet tevreden. Dat is een recept voor teleurstelling, want er zijn ook maar vijf mensen die op dat niveau een talkshow hebben. Het speelveld is nogal dun. Je moet ook niet al te hard van de toren blazen: eager zijn is leuk maar het wordt al snel pijnlijk als je je blind staart op iets dat je toch niet zelf in de hand hebt.
Laat mij maar gewoon heel goed worden in wat ik doe. Voor mij is ambitie: streven plezier te hebben in wat ik doe en tevreden zijn over de manier waarop ik dat doe. Dat is haalbaar, realistischer dan dat ik de nieuwe Jeroen Pauw word. Ik richt me op dingen die voor mijn neus liggen. Dat is al uitdaging genoeg.”
Onzinnige vragen
Tegelijk ziet Baijens ook wel dat de wereld om ambitie draait. Zeker in het bedrijfsleven is er altijd die vraag: wat doe je over vijf jaar? Of: wat is je volgende project? Hij gaat verzitten en strijkt door zijn haren. Zijn ogen lichten op. Fel: “Maar dat zijn onzinnige vragen! Je kunt er alleen maar op antwoorden met holle ambities. Niemand weet echt wat hij over vijf jaar aan het doen is. Vergelijk het eens met kunstenaars. Jeff Koons heeft iets geweldigs gemaakt en hij wordt geïnterviewd. Dan vraagt de journalist toch ook niet: ‘Zeg Jeff, waar ben je over vijf jaar mee bezig?’ Weet Koons veel! Hij is net klaar, heeft zich creatief uitgeleefd en moet er even van bijkomen voor hij aan iets nieuws kan denken.”
Kunstenaars leven veel meer in het hier en nu en dat zou iedereen moeten doen, aldus Baijens. “Ervaar wat er nu gebeurt in plaats van bezig te zijn met wat je over vijf jaar wellicht zou moeten doen. Dat klinkt Boeddhistisch, hè? Maar ik denk dat het wel goed is. Streef ernaar het beste te worden in wat je doet en er komt echt wel weer iets anders op je pad wat je op wilt pakken en waarin je het beste wilt worden. Dát fanatisme hebben we nodig in ons leven.”
Hij leunt achterover en neemt de laatste slok van zijn groene thee. Hij glimlacht en kijkt om zich heen. Engels zit goed vol. Overal etende en drinkende mensen, er klinken geanimeerde gesprekken. “Het leven is zo goed in Nederland. En al die mensen maar denken aan hun ambities voor de toekomst. Blijf in het heden. Het is schandalig hoe ontevreden we zijn, omdat we alleen maar bezig zijn met de volgende stap in ons leven.”