“Dat Nederlands waarin woorden niet worden uitgesproken, maar te water worden gelaten.” Zo omschreef letterkundige (en Amsterdammer) Kees Fens het Rotterdamse dialect. Tijd om het Rotterdams eens goed onder de loep te nemen met professor Marc van Oostendorp. Te beginnen met de natte T.
Pleurt op. Krijgt nou de… Rotterdammers plakken graag een T achter het werkwoord in de eerste persoon enkelvoud. Waar komt dat vandaan? Taalkundige prof. dr. Marc van Oostendorp: “In heel oude Rotterdamse bronnen zie je juist dat die T overal ontbreekt, zoals in ‘hij heb’. Dat werd op een gegeven moment gezien als niet netjes. Toen werd de T er weer aan toegevoegd. Ook op plekken waar hij niet hoorde. Dit fenomeen heet hypercorrectie.”
‘Kopje kofje’
Het mooiste voorbeeld van hypercorrectie vindt Van Oostendorp ‘een kopje kofje’. Omdat een ‘koppie koffie’ niet netjes is, werd ook de ‘ie’ van koffie aangepast. “Heel veel effect heeft die hypercorrectie in Rotterdam overigens niet gehad, want die ‘T’ sloeg alleen aan op de plek waar hij nu net niet hoorde (ik gaat), terwijl ‘hij heb’ nog steeds in zwang is.”
Hoe mooi die theorie van hypercorrectie ook is, Van Oostendorp is niet helemaal overtuigd. “Wat deze theorie tegenspreekt, is dat die T niet zijn oorsprong vindt in het centrum, maar in de volkse wijken rondom Rotterdam. Daardoor is het minder waarschijnlijk dat die T bedoeld was om netjes te praten. Het kan ook gewoon dialect zijn.”
‘Hij bekt ook nog eens lekker’
Puntje van je tong
Echte landelijke faam verwierf de T met Bob de Rooij, een typetje van Paul de Leeuw. Van Oostendorp: “Bob de Rooij heeft de T beroemd gemaakt. Voor die tijd werd die T helemaal niet zo met het Rotterdams geassocieerd als nu. En we moeten ook de T van Willem van Hanegem niet vergeten: ‘Hé, gozert!” Die laatste T, achter een zelfstandig naamwoord, betekent volgens de professor helemaal niets. “Het is een verschijnsel dat verschijnt en verdwijnt.”
Rest nog één aspect van de Rotterdamse T: de nattigheid. “De natte T is een T met spuug. Bijna een ts.” Hij bekt ook nog eens lekker. Letterlijk. “De T is de makkelijkste medeklinker om te maken, mondtechnisch gesproken. Je hebt alleen het puntje van je tong nodig. Maar het is ook de medeklinker die het makkelijkst is om weg te laten.”
Hoe dan ook: die T speelt een sleutelrol in het Rotterdams. Of, zoals Mike Boddé laat weten in zijn hilarische filmpje De Rotterdammert: ‘Waar dat ook maar kant, plakt die T d’r achterant.’
Prof. dr. Marc van Oostendorp is gespecialiseerd in taalverandering en -verloedering. In 2002 verscheen van hem het boek Taal in stad en land: Rotterdams. Van Oostendorp is hoogleraar Fonologische Microvariatie aan de Universiteit Leiden en senior onderzoeker bij het Meertens Instituut. Hij heeft tientallen boeken, artikelen en publicaties op zijn naam staan en verzorgt rubrieken op radio en in (vak)bladen.