In een tijd dat mannen nog grotendeels de dienst uitmaakten (lees: 1986) werd Riek Bakker door een headhunter opgebeld. Of ze in de havenstad alsjeblieft directeur Stadsontwikkeling wilde worden. In de stad zaten 50.000 mensen zonder werk; zij leefden in armoede. Er was een crisis gaande en Rotterdam moest aan de bak. Door burgemeester Bram Peper gestimuleerd, ging Bakker aan de slag. Al snel kreeg ze door dat Noord en Zuid meer verbinding met elkaar moesten hebben. Niet alleen figuurlijk, maar vooral ook letterlijk.
“Weet je, het is lullig om te zeggen, maar ieder nadeel heeft zijn voordeel”, zegt Riek Bakker terwijl ze half over de tafel hangt in Hotel New York op de Kop van Zuid. Háár Kop van Zuid. Ze lijkt bang dat ze niet verstaanbaar is, of ze wil zeker zijn dat ze goed wordt begrepen. Als stedenbouwkundige heeft ze er samen met Bram Peper voor gezorgd dat Rotterdam is wat het nu is. “Zonder die crisis in de jaren tachtig, zouden we het nooit voor elkaar gekregen hebben. Zou dit, hier, waar we nu zitten, er nooit geweest zijn. Op momenten dat het moet, gebeuren dingen. Dan wijzen alle neuzen dezelfde kant op”.
Of dat niet te laat is, dat je pas begint op het moment dat het echt moet? Ze lacht. “Natuurlijk is dat te laat. Je moet vooruitkijken. Een visie ontwikkelen en zorgen dat iedereen met elkaar samenwerkt. Samenwerken is zo belangrijk”. Bakker gaat recht in haar stoel zitten en slaat theatraal haar handen voor haar gezicht. “Toen ik hier in 1986 kwam, was iedereen met zijn of haar eigen ding bezig. Niemand keek verder dan zichzelf. Je ging toch niet samenwerken? Dan moest je dalijk geld van jouw project ook in hun project stoppen!”
Ze kan er nog steeds met haar pet niet bij, maar dat was wel de sfeer die toentertijd heerste op het stadhuis. Ze wist dat er heel veel werk te verrichten was, maar toch deed ze het met haar toen nog “jeugdig enthousiasme”, zoals ze het zelf zegt. Ze wist dat Bram Peper haar altijd zou steunen. “Hij zei: ‘Doe wat je moet doen, ik regel het’.” Met de burgemeester achter haar ging ze aan de slag.
Ladies
“In die tijd kwam iedere week wel een groep directieleden van bedrijven naar Rotterdam om te kijken of ze hier een vestiging konden bouwen. Rotterdam was toen havenstad nummer één. De grootste van de wereld! Al die directeuren liepen dan met hun borst vooruit op zo’n rondleiding.” Bakker zucht en schudt haar hoofd. “Ik zei toen: ‘Geef mij de ladies maar, met die mannen hoef ik niet mee.’ Dan deden we een rondvaart en gingen we lunchen in een mooie oude toren bij de Waalhaven. Als we dan lekker bezig waren, vroeg ik de dames wat ze misten in Rotterdam. En dat waren iedere keer de dingen waar ik mee bezig wilde: winkels, vliegveld, park, hoogbouw. Als dan de dag erop zat en ze weer naar hun man gingen, zei ik dat ze niet moesten vergeten aan hun mannen te vertellen wat ze in de stad misten. Die vertelden het op hun beurt namelijk weer door aan de gemeente.”
‘Nu staan ze allemaal op het stadhuis te proosten op wat ze voor elkaar gekregen hebben, maar dat is allemaal óns werk geweest’
Vliegveld
“Op een gegeven moment hebben we alle projecten in de stad in kaart gebracht. Van de 20.000 projecten maakten we 10.000 projecten door middel van samenvoeging. En daar haalden we de belangrijkste 6.000 uit. Ik ben toen naar de gemeenteraad gegaan en heb om vijf voor mij meest urgente projecten gevraagd. Dat waren Kop van Zuid, Erasmusbrug, Museumpark, het vliegveld en de Lijnbaan/Koopgoot.”
Met een indringende blik vervolgt Bakker: “Inderdaad, het vliegveld is het enige wat niet gelukt is. We wilden de landingsbaan verlengen en anders neerleggen zodat de aanvlieg- en startroutes beter zouden worden. We wilden ook gelijk de A13 doortrekken en die onder het vliegveld door laten gaan. Maar het mocht niet. Het lag niet in onze bevoegdheid, maar in die van het Rijk. En het Rijk liet ons bakken.”
Bakker is fel als ze die laatste zin uitspreekt, alsof het gisteren pas gebeurd is. “Is het jammer dat het niet gelukt is? Ja. Is het een ramp? Nee. Ik wist dat ik niet alles voor elkaar zou krijgen. Het vliegveld was dan het beste wat af kon vallen. Bij een brug of winkels of een park of hoge gebouwen zeggen mensen ‘Ah, wat mooi’ en ‘Ah, wat leuk’, maar bij een vliegveld niet. Een vliegveld verkoopt niet zo lekker als een winkelstraat of een stoere brug.”
Pim Fortuyn
“Voor de overige projecten heb ik ook flink moeten onderhandelen”, zegt ze met een priemende, opgestoken wijsvinger. “Pim Fortuyn was adviseur. Hij moest de commissie over alles wat we wilden adviseren. Ik weet nog precies wat hij van onze plannen vond. Hij vond onze plannen niets! Niets zouden wij voor elkaar krijgen, volgens hem. Het heeft mij heel wat avonden gekost om hem te overtuigen. Dan kwam hij bij mij thuis en legde ik het iedere keer weer opnieuw uit. Uiteindelijk zei hij: ‘Ik snap het, we gaan het doen’.”
Erasmusbrug
“Het eerste wat moest gebeuren, was de infrastructuur van de stad aanpassen. Noord en Zuid moesten meer met elkaar verbonden worden. Dus kwam ik op het idee van de Erasmusbrug. Ze vonden het allemaal mooi, maar niemand wilde die brug natuurlijk hebben en ik zou het ook weer nooit voor elkaar krijgen. Maar het is gelukt. Zonder die brug had de stad niet kunnen worden wat het nu is”.
Bakker kijkt door het raam naar buiten. “Als ze slim zijn, beginnen ze nu na te denken over de vierde brug; de beslissingen over die derde brug hebben te lang geduurd.” Op de vraag hoe het komt dat het nu zo veel langer duurt dan in haar tijd, antwoordt ze resoluut: “Ik vermoed onkunde. Er is geen visie. Nu staan ze allemaal op het stadhuis te proosten op wat ze voor elkaar gekregen hebben, maar dat is allemaal óns werk geweest. Wij maakten geen beslissingen die je gelijk in de stad ging merken. Wij maakten beslissingen die jaren later pas opgemerkt werden. Langetermijnplanning. Maar daar doen ze nu niet aan, want daar scoren zíj nu geen punten mee en dan staat er over een aantal jaren wie weet wel iemand anders te proosten met hún succes.”
Koopgoot
En die successen om mee te pronken zijn er genoeg, zoveel was wel al duidelijk in het gesprek. Want nog zo’n project waar de monden nu van openvallen, zoals ze het zelf bestempelt, maar waarvoor het zaadje gelegd is in de tijd dat Bakker de scepter zwaaide over Stadsontwikkeling, is het centrum. Al ging ook dat niet zonder slag of stoot.
“De Lijnbaan had ook echt een opknapbeurt nodig”, vertelt Bakker met vuur in haar ogen. “Daar wilde je nog niet dood gevonden worden in die tijd. Ik wilde het doortrekken bij het Binnenwegplein naar de overkant van de Coolsingel. Het geheel meer bij elkaar laten horen. Maar dan moesten winkeliers ook een beetje meebetalen, het kwam immers ook hen ten goede.”
Ze gaat de boer op om haar plannen uit te leggen aan de winkeliers op en rond de Lijnbaan. “Ik vroeg het aan die Duitse porseleinwinkel, Jungerhans. Nou, die wilde niet meebetalen. Die vertikte het gewoon!” Ze gaat verzitten en er trekt een speelse glimlach over haar gezicht: “Toen ben ik er gewoon onderdoor gegaan en zo werd de Koopgoot geboren.”
‘Dat we de haven uit de stad halen is een goed ding, maar laten we de arbeiders nu niet uit de stad halen’
Mixen
Er is nog een laatste onderwerp dat niet besproken is, vindt Bakker. Ze werpt zelf maar een balletje op, voor we ernaar kunnen vragen, want ook hier heeft ze een steekhoudende visie op. “Jij vindt hoogbouw mooi, toch”, vraagt ze met een indringende blik alsof elke Rotterdammer alleen maar steeds hoger de lucht in wil. “Weet je, alleen maar de hoogte in, dat schiet niets op. Je moet mixen, je moet juist diversiteit hebben. Hoogbouw is leuk, hoor, maar in een appartement wonen mensen meestal geen dertig jaar. Daar wonen ze hooguit een paar jaar. Waar ze het langst wonen? Mensen wonen het langst in een eengezinswoning! Zorg dan dat die woningen er ook zijn. Niet alleen maar hoogbouw.”
En voordat de overduidelijke vraag gesteld kan worden die na zo’n opmerking op het puntje van je tong ligt, geeft ze zelf alvast het antwoord: “Behalve hier op dit kleine stukje land, natuurlijk. De Kop van Zuid. Hier is al die hoogbouw perfect! Je hebt genoeg water om je heen, zodat niemand er last van heeft.” Wie rondloopt op die smalle landtong in de rivier, kan niets anders doen dan haar gelijk geven.
Arbeiders en hipsters
“Rotterdam is een stad van arbeiders”, meldt Bakker tot slot. “Als je aan Rotterdam denkt, dan denk je aan een arbeidersstad, mouwen opstropen, niet lullen maar poetsen. Eerst”, zegt Riek, terwijl ze uit het raam richting De Kaap kijkt, “gaf moeder de vrouw hier op deze kade het lunchpakketje aan haar man. Later gingen die mannen op hun brommertje met hun lunchpakketje achterop een stukje verder. En toen gingen ze met hun Opel Ascona naar de Maasvlakte. Zo gaat het steeds een stukje verder de stad uit. Dat we de haven uit de stad halen is een goed ding, maar laten we de arbeiders nu niet uit de stad halen en naar Capelle en zo sturen. Zij hebben de stad gemaakt. Wil je dan dat alles er zo uit gaat zien als het Deliplein, met van die hipsters?”