Het is zondag 9.00 uur. Ik erger me kapot!
De banen zijn te smal. Van vier banen maken ze er vijf, zodat de mensen beter verspreid zijn. De smalle banen maken het een circusoefening om iemand in te halen.
De kanten zijn te hoog. Wij zwemmers noemen dat ‘een klotsbak’: de kanten zijn hoog en hebben een gootje. Het water loopt daardoor niet over de kanten heen maar klotst er tegenaan, in de goot en regelrecht weer terug het zwembad in. Het wordt een soort golfslagbad, Tropicana was er niks bij. Ik wacht telkens op de ding-dong die de golven aankondigt, maar die blijft structureel uit.
Het water is te warm. Poeh, niet een beetje warm, maar wárm! En ben je op vrijdag, dan heb je extra pech. Dan is het warmwaterdag. Warmwaterdag?!
Er is geen klok. Geen secondenklok. Geen digitale klok. Zelfs niet zo’n ouderwetse met vier wijzers die minuut na minuut hun rondjes draaien. Het bijhouden van je tijden is compleet onmogelijk. En nee, met een sportwatch zwemmen gaat echt niet gebeuren. No offense hoor triatleten, maar dat dóe je als zwemmer gewoonweg niet. Net zo min als in een wetsuit zwemmen overigens, maar gezien de watertemperatuur is dat ook allerminst nodig.
‘Oh Oostelijk, je bent de aller-, allermooiste’
Maar oh Oostelijk! Je bent zó mooi. Met je ouderwetse houten kleedhokjes en je balustrades waar vanaf je het hele bad overziet. Met je blauwgroene tegels waardoor het water helder blauw lijkt en in prachtig contrast staat met het crèmig geel van de muren en de vloertegels. Die bijzondere vorm en dat kleine pierenbadje aan het diepe bad vast, gescheiden door hekjes. De kleine tegeltjes waarmee letter voor letter ‘alleen voor geoefende zwemmers’ in de kant is te lezen. En dan dat plafond. Met prachtige rondingen en witgeel ingelegde glaasjes, glas-in-lood bijna, alsof je door heilig water zwemt.
Oh Oostelijk, je bent de aller-, allermooiste. Jij hebt jouw achtervoegsel niet nodig. Iedere Rotterdammer weet wat je bent en waar je staat.
Ik kom zondag weer naar je toe hoor, om me een uur kapot te ergeren. Met liefde!