Rotterdammers maken Rotterdam

Zorg zonder pleisters

Karin Koolen Tekst
Aldwin van Krimpen Beeld

Ze verruilde de politieke arena voor de zorg, maar haar energie is onveranderd. Ockje Tellegen praat over duiken in zee op maandagochtend, de burn-out die haar tot stilstand dwong en de zorg. Als voorzitter van de IZA Alliantie Rotterdam Capelle Krimpen zet ze zich in voor verandering. Hoe ziet zij de toekomst? Wat moet er anders? En vooral: waar liggen de kansen? Een gesprek over anders kijken en anders doen.

Haar jarendertighuis staat in het Haagse Benoordenhout, een wijk met brede, groene lanen en statige panden. In de deuropening staat Ockje, stralend, haar haar nog vochtig en losjes naar achteren gestreken. Haar lach overtreft de ochtendzon: “Ik kom net onder de douche vandaan. Elke maandag neem ik een duik in zee met een vriendin. Heerlijk om de week fris te beginnen.”

Ze zat ruim tien jaar in de Tweede Kamer, waar ze namens de VVD onder meer veiligheid, medische ethiek en langdurige zorg in haar portefeuille had. Debatteren deed ze scherp en doortastend, met heldere visie en goed getimede kwinkslag. In juni 2024 liet ze de politiek achter zich. Ze nam het roer over van de IZA Alliantie Rotterdam Capelle Krimpen. Onder de naam Gezond naar morgen zet dit samenwerkingsverband zich in voor toekomstbestendige zorg voor de 752.000 inwoners in de regio. De missie: ondersteuning, welzijn en zorg toegankelijk en betaalbaar maken en van hoge kwaliteit houden.

Ockje neemt plaats aan de grote houten eettafel. Op tafel liggen de restanten van het ontbijt – drie van haar vier kinderen wonen nog thuis en hier schuift het hele gezin aan. De kamer hangt vol sporen van een leven vol reizen, ontmoetingen en herinneringen.

Wat is volgens jou de grootste uitdaging in de zorg op dit moment?
“We weten allemaal dat we te maken hebben met vergrijzing en een groeiende bevolking. Steeds meer mensen hebben zorg nodig, maar er zijn steeds minder mensen om die zorg te verlenen. Het systeem loopt vast. We kunnen pleisters blijven plakken, maar daar lossen we de uitdagingen waar we nu voor staan niet mee op. Er is iets fundamentelers nodig: we moeten anders naar zorg kijken. We hebben veel dingen te medisch gemaakt. Veel problemen die wij als zorg bestempelen, zijn geen zorg. Dus de vraag is niet: ‘Hoe vangen we dit op in de zorg?’, maar: ‘Hoe zorg je er als samenleving voor dat mensen minder zorg nodig hebben?’”

Hoe ziet anders kijken er volgens jou uit?
“We zijn gewend geraakt alles wat met gezondheid te maken heeft als medische kwestie te zien. Maar veel problemen waarmee mensen in de zorg belanden, hebben een andere oorzaak. Denk aan eenzaamheid, stress, financiële problemen. Als je continu loopt te piekeren over je rekeningen of onzeker bent over je baan, je kinderen niet veilig zijn in de wijk waar je woont, dan heeft dat invloed op je lichaam. Dat doet iets met je gezondheid. Als we dat nou allemaal begrijpen, waarom wachten we dan tot mensen ziek worden? Wat als we eerder ingrijpen? Wat als we zorgen dat mensen zich veilig voelen, kinderen gezond opgroeien, buren een beetje op elkaar letten? Dan voorkóm je dat die problemen uiteindelijk in de zorg terechtkomen.”

Dat is een mooie gedachte, maar hoe breng je dat in de praktijk?
“De analyse is makkelijk gemaakt. Het in de praktijk anders organiseren, is een stuk lastiger. En bovendien verschilt het per plek. Iedere regio heeft z’n eigen dynamiek. Neem Rotterdam, Capelle en Krimpen: hier liggen enorme uitdagingen, maar de wil om vooruit te komen is er óók. Mensen willen meer regie, gezond en vitaal leven. Onze taak is niet alleen dat makkelijker te maken, maar het ook vanzelfsprekend te maken. Dat doe je niet van bovenaf, vanuit je bestuurlijke stoel. Dat begint bij de mensen zelf.”

Wat is er nodig voor zo’n verandering?
“Wat vooral níet werkt, is met nieuwe dingen komen en deze van bovenaf opleggen. Overheidsprogramma’s, dikke rapporten, beleidsplannen die ergens in een la belanden. Ik geloof er niet in. Echte verandering komt van onderop. Dat klinkt makkelijk als uit een managementboek, maar het is zo. De kracht ligt in de buurten en wijken. Dáár moet je kijken naar wat al werkt. Er gebeurt al zoveel moois in deze regio. We hoeven niet steeds het wiel opnieuw uit te vinden. Ik zie in deze regio al veel initiatieven het verschil maken. De kunst is die te ondersteunen, te versterken en op te schalen.”

Heb je een voorbeeld van zo’n initiatief?
“In Rotterdam-Zuid bleek dat een kwart van de mensen die naar de GGZ werden doorverwezen daar niet hoefde te zijn. Ze kregen elders de juiste hulp, binnen het sociale domein, zonder meteen in het medische circuit terecht te komen. En dat werkt! Daarom breiden we dat initiatief nu uit met tien extra mentale gezondheidsnetwerken.
Of neem Integraal Capaciteitsmanagement, een project dat vraag en aanbod in de zorg beter op elkaar afstemt. Zulke initiatieven helpen ons structureel slimmer in te spelen op de zorgvraag. Een ander mooi voorbeeld is Zorgvrijstaat Delfshaven. Daar wordt niet gedacht vanuit systemen, maar vanuit mensen: wat hebben zij écht nodig? Veel klachten waarmee mensen bij de huisarts belanden, komen voort uit sociale problemen. Pak je die eerder aan, dan voorkom je dat ze onnodig in het medische circuit terechtkomen.

Ik ben ook trots op de campagne Praat vandaag over morgen 010. Die moedigt 55-plussers aan om na te denken over hoe ze ouder willen worden. Over fit blijven, wonen, zorg voor elkaar. Zulke gesprekken zijn zó belangrijk. Als je er op tijd bij stilstaat en keuzes maakt, hou je de regie over je leven. Wat deze campagne zo sterk maakt, is dat hij echt in de wijken gevoerd wordt, met stadsdialogen en gesprekken op markten en in Huizen van de Wijk.”

Maar hoe zorg je ervoor dat mensen echt betrokken raken en dat het niet alleen op papier een mooi plan is?
“Door verbindingen te leggen. Het gaat erom dat we mensen die zich al inzetten bij elkaar brengen. Er zijn zoveel goede initiatieven, zoveel samenwerkingsverbanden, maar soms weten ze elkaar nog onvoldoende te vinden. Ik zie het als een van onze taken om die lijntjes te leggen. Om een netwerk te bouwen waar alle betrokken spelers elkaar weten te vinden. Hier valt er tussen de medische wereld en het sociale domein nog een wereld te winnen. Als die twee elkaar beter begrijpen en vinden, kan er aan de veel genoemde voorkant zoveel mooi werk verricht worden dat niet alleen leidt tot minder vraag naar zorg maar ook naar een hogere kwaliteit van bestaan. En daar gaat het echt om.”

Je hebt zelf ervaren hoe belangrijk gezondheid is. Hoe heeft dat je kijk op
zorg beïnvloed?
“Ik heb 22 jaar lang op topsnelheid gewerkt; elf jaar bij Buitenlandse Zaken, elf jaar in de Tweede Kamer. En altijd volle kracht vooruit. Tot het op een dag niet meer ging. Een burn-out. Je denkt altijd dat je het wel trekt, dat een keer vroeg naar bed gaan genoeg is, een weekendje bijkomen en weer door. Maar op een gegeven moment zegt je lichaam: stop. En dat is eng.

Je raakt de controle kwijt. Je moet alles opnieuw bekijken: wat wil ik? Wat heb ik nodig? Het heeft me doen inzien dat gezondheid aan de basis staat van alles. Het heeft me ook geleerd hoe belangrijk het is om oog te hebben voor de mensen die zorg verlenen. De druk op zorgverleners is gigantisch. We moeten niet alleen zorgen voor patiënten, maar ook voor al die toegewijde zorgprofessionals die voor hen zorgen en bij wie het water vaak aan de lippen staat.”

Je hebt het over mantelzorgers en zorgprofessionals. Hoe kunnen we hen beter ondersteunen?
“Zorg draait niet alleen om degene die ziek is, maar ook om de mensen eromheen. Mijn vader dementeert, mijn moeder probeert dat zo goed mogelijk alleen te bolwerken. Mijn broer en ik helpen waar we kunnen. Daarnaast ben ik curator van mijn tante, die haar hele leven meervoudig gehandicapt is. Dan zie je van dichtbij hoe zwaar mantelzorg kan zijn. En wat veel mantelzorgers missen, is erkenning. Iemand die zegt: ‘Je doet het goed.’ Die waardering, dat besef dat je niet alleen bent, maakt een wereld van verschil. Dat geldt net zo goed voor zorgverleners. Zij werken zich een slag in de rondte en moeten zich gesteund voelen.”

Rotterdam is een stad met grote uitdagingen, maar je klinkt heel optimistisch. Waar zit die hoop?
“In deze regio wonen mensen die willen aanpakken. Ze gáán ervoor. En ja, soms is iets weerbarstig, maar hier is de mentaliteit: we fiksen het. En die houding hebben we nodig. We zitten midden in een transitie. Dat gaat niet over optimalisatie van je eigen bedrijfsvoering. Dat gaat echt over fundamentele verandering. Over lef en durf van bestuurders die uit hun eigen silo klimmen en de handen ineen slaan. En ja, in zo’n complex proces gaan er dingen onherroepelijk mis, dat hoort erbij. Daarom hebben wij binnen gezond naar morgen ook tegen elkaar gezegd: het is geen vrijblijvende samenwerking. We blijven aan tafel zitten tot de beoogde transformatie is gerealiseerd.”