Rotterdammers maken Rotterdam

Wie maakt me blij?

Jasper van den Blink Tekst
Marieke Odekerken Beeld

“Wie maakt me blij, wie maakt me blij, wie koopt een krantje bij mij…” Bijna iedere Rotterdammer kent het liedje van de straatkrantverkoper voor de Bijenkorf wel. Maar: wie is die man toch?

Die man heet Johan van Dams, komt oorspronkelijk uit Suriname en is 65 jaar. Niet alleen in onze eigen stad is hij een kleine bekendheid, maar ook overzee. “Iemand kwam een paar jaar geleden naar me toe en zei: ‘Dat lied dat u zingt is heel populair op Curaçao. Ik hoor het daar constant op de radio.’” Van Dams kon het amper geloven. “Later hoorde ik het liedje zelf op de radio. En het was echt mijn stem.” Niet dat hij ooit in een studio is geweest. Van Dams denkt dat er een keer stiekem geluidsopnamen van hem zijn gemaakt. Hij had er ook geen benul van dat zijn lied – naar eigen zeggen – een internationaal hitje was geworden. Of dat hij ooit een eigen Hyves-pagina had met meer dan 7500 fans. “Ik ben toch geen Michael Jackson?”

Mensen blij maken

Al 24 jaar zingt hij voor dezelfde ingang van de Bijenkorf. De mensen van de Bijenkorf zijn daar blij mee, volgens Van Dams. Al is het maar, omdat de meeste klanten van het warenhuis zeggen dat ze vrolijk worden van zijn gezang. Dat is volgens de straatkrantverkoper ook precies de reden dat hij het liedje heeft gemaakt. “24 jaar geleden heb ik het bedacht. Ik werd verdrietig van het aanhoudende, slechte nieuws in de kranten en op de televisie. Ik wilde mensen weer blij maken, dus bedacht ik dit liedje. Nog steeds vind ik dat ik mensen blij moet maken. Dus blijf ik zingen. Al 24 jaar lang.”

Vaste stekkie

De beveiliger van de Bijenkorf vertelt dat het warenhuis inderdaad blij met hem is. “Hij staat altijd voor de ingang bij de trap en helpt moeders met hun kinderwagens. Waarom hij al jaren bij dezelfde ingang staat, weten we niet. Het is gewoon zijn stekkie, denk ik.” Van Dams heeft er wel eens aan gedacht om bij de andere ingang te gaan staan, aan de kant van de Coolsingel. Maar hij vermoedde dat de visboer – die daar tot voor kort zat – dat vervelend zou vinden. “Ik verplaatste me in die visboer en ik wilde hem niet in de weg staan. Ik vond het gemeen om dat wel te doen en zelf kan ik ook niet tegen gemene mensen.”

Als het aan Van Dams ligt, blijft hij nog wel een tijdje staan waar hij nu staat. “Begin jaren ‘70 ben ik hier naartoe gekomen voor een betere toekomst. Ik ben nu al veertig jaar in Nederland en heb Suriname geen dag gemist. Ik voel me fijn hier.”