“De ziel kan spreken via de ogen en kussen met een blik.” Aan dit citaat van Gustavo Adolfo Bécquer moet ik denken al wandelend rond de nieuwe attractie van onze stad: Depot Boijmans Van Beuningen. Het eerste depot ter wereld dat toegang biedt tot een complete collectie. Maar wat voor nu mijn aandacht trekt is de buitenkant. Een enorme ronde spiegelbol waar je oog naartoe gezogen wordt. Niet alleen door het bouwwerk zelf, maar vooral door die erin aanwezige, voortdurende reflectie van de stad. Met iedere stap rond het gebouw wordt een ander stukje van de stad belicht. Alsof het bouwwerk je uitdaagt te vinden waar de ziel van onze stad het beste wordt weerspiegeld.
Spiegels hebben in verhalen en mythen niet altijd een goed imago. Denk aan Sneeuwwitje en de toverspiegel, of Narcissus die verliefd werd op zijn eigen reflectie in het water, wat slecht voor hem afliep. Sigmund Freud gebruikte het verhaal van Narcissus om een naam te geven aan mensen die geobsedeerd hun bestaan vullen met hun eigen schoonheid of grootsheid.
Maar Rotterdam, de stad die zo lang de underdog onder de grote steden was, altijd een heerlijk nuchter buitenbeentje, lijkt me bij uitstek de stad die in deze fase van haar bestaan een enorme spiegel goed kan hanteren. Dan gaat het niet om het uitvergroten van schoonheid of grootsheid, maar juist om reflectie en zingeving. Hoe laten we deze stad verder groeien en steeds mooier en meer zichzelf worden, zonder de ziel en de essentie van deze stedelijke parel te verliezen?
In de schilderkunst betekende het werken met spiegels de toegang tot het invoegen van een boeiende extra dimensie. Met spiegels kon je vanuit meerdere invalshoeken mensen, objecten en de wereld bekijken, op een manier die je zonder niet had bedacht.
Met dit in gedachten vraag ik me af: spiegeltje, spiegeltje aan de wand, wat is het mooiste stukje van ons ‘Rotterdamse land’? Zonder te kijken voel ik in ieder geval: er is niet één kant de mooiste. Deze stadsparel is als een diamant. Soms ruw, soms verfijnd, soms deerniswekkend lelijk, soms verbluffend mooi. Maar altijd met nieuwe onverwachte kanten die iedereen weten te verrassen. Zowel de Rotterdammers zelf, als de vele bewonderaars en criticasters daarbuiten. Voor mij zijn de onzichtbare kanten die je alleen na lang speuren en observeren ontdekt, het meest fascinerend. De schaduwkanten die niet gauw gevangen kunnen worden in een weerspiegeling. Waar je echt naar moet zoeken.
‘Deze stadsparel is als een diamant. Soms ruw, soms verfijnd, soms deerniswekkend lelijk, soms verbluffend mooi’
Rotterdam is mijn muze. Mijn recent gepubliceerde roman De Kier speelt zich af in deze stad en is in mijn boek veel meer dan een decor. De stad transformeert als het ware tot een soort superheld. Een roman schrijven die zich afspeelt in deze stad was een droom. En dan niet alleen kijken naar de glooming-and-booming-kanten, maar ook naar de meer verborgen kanten. Daar kan veel pijn zitten, maar ook zoveel kracht. Schoonheid en strijdlust op onverwachte plekken. Het is een kwestie van anders kijken naar vertrouwde plekken in deze stad; je ontdekt dan zo veel meer dan je had kunnen dromen. Volgens mij is het bouwwerk van Depot Boijmans Van Beuningen het perfecte instrument om hier de komende tijd mee verder te gaan. Anders kijken naar onze stadparel en daar nieuwe betekenis aan geven.