Kloppend hart van Rotterdam

Mooie, oude indiaan

Serga van Roon Tekst
Chris Bonis Beeld

Altijd volgde ze haar eigen pad, Frédérique Spigt (58). Ze is wars van conventies en gaat onverminderd voor het avontuur. Oók nu ze een ‘oude indiaan’ aan het worden is. Ze vertelt over de stilte in haar jeugd, het hooghouden van ballen, romantisch oud-Amerika en relaties. “Het draait in het leven om de liefde, maar liefde is ook een verschrikking.”

Frédérique, kortweg Fré, is een tikje gestrest als ze de voordeur van haar huis in Rotterdam-West opent. Voor een programma van de EO moet ze nú met een bijbelcitaat op de proppen komen. En ze is dan wel katholiek opgevoed, maar ‘very light, weet je wel’. En dan dat interview met Gers! nog. ‘We zijn binnen een uurtje wel klaar, toch?’ Ze schiet de half open keuken weer in, roept dat de koffie mislukt is. Serveert hem toch (valt mee) mét chocoladekoekjes en ploft neer aan de lange eettafel in haar woonkamer. Roert de koffie met de poot van haar leesbril en wendt de blik af naar de verwilderde kanariepietjes in haar tuin, die van de pinda’s snoepen. “Helpt me om na te denken.”

Groot gegroeid

Frédérique werd geboren in Rotterdam-West. Het eerste huwelijk van haar moeder strandde kort na de oorlog, getraumatiseerd als ze was door vier jaar jappenkamp. Ze hertrouwde en kreeg, naast de drie kleintjes die ze al had, nog twee kinderen: een jongetje en een meisje. Frédérique en haar broer.

“Een liefdevolle jeugd? Ik had zeker het gevoel dat mijn ouders veel van ons hielden, maar ik groeide op in een tijd dat er niet veel geknuffeld werd. Dat hoor je mensen van mijn generatie wel vaker zeggen, dat ze dat gemist hebben. Mijn ouders waren ook heel erg op elkaar gericht. Als mijn vader uit zijn werk kwam, dan gingen mijn vader en moeder een borrel drinken. Dat waren er dan hooguit twee, heel beschaafd, en wij zaten op onze kamer. Ik ben niet echt opgevoed, ik ben groot gegroeid. Eigenlijk mocht ik heel weinig. Maar mijn ouders werkten allebei en waren er bijna nooit, dus die regels vervaagden.”

‘Ik vang nog liever een vis hier in de singel, dan dat ik op mijn knieën ga en iets moet doen wat me echt tegenstaat’

“Stilte speelt een belangrijke rol in mijn leven. Die jaren dat mijn moeder in het jappenkamp zat; over die periode van haar leven werd niet gesproken. Je voelt als kind wel dat er iets niet pluis is. Ik denk dat dat de reden is dat ik vrij snel groot ben gegroeid. Je voelt je als kind toch snel verantwoordelijk. We hielden haar uit de wind. Geen van mijn broers en zussen hebben haar belast met puberperikelen.”

“Later hebben we haar dagboek gevonden. Ik heb dat lang niet durven lezen. Toen we het vonden was mijn moeder heel ziek. Ze lag in een verpleeghuis. Ze kon niet meer spreken en bewegen. Ze had Parkinson en is in een soort verstijfde houding beland. Maar wat ze precies allemaal had? We hebben allerlei aanvullend onderzoek laten doen, maar zijn er nooit helemaal achter gekomen. We denken dat het toch iets met dat kamp te maken heeft gehad, want voordat zij zo verstijfde zag ze ineens dingen in het tapijt. Insecten en zo. En ging ze Maleise woorden zeggen. Heel dramatisch allemaal, traumatisch ook wel. Het is een rottijd geweest. Ik wilde in die periode niet ook nog eens lezen in haar dagboek hoe zij geleden had in dat kamp. Pas veel later heb ik het gelezen en toen heb ik samen met mijn halfzuster Jolande een toneelstuk gemaakt over het leven van mijn moeder, met name omtrent het jappenkamp. Dat was bijzonder interessant en helend.”

Ballen hoog houden

Als negenjarige gaf Frédérique haar eerste optreden, samen met haar vriendinnetje Diana Bomans. Alle mensen uit de flat aan de ‘s Gravendijkwal waar Frédérique woonde, mochten in de kelderruimtes komen kijken naar hun Diamond Show. Frédérique trad op als goochelaar en liet haar hond trucjes doen.

“Ja, het zat er al vroeg in. Voor mij is muziek en theater maken een soort laboratorium. Ik wil het wiel opnieuw uitvinden, er zelf achter komen wat ik goed vind. Ik ben altijd op avontuur geweest, op zoek gegaan naar wat ik nog niet wist. Daardoor is mijn werk misschien soms aan de kunstzinnige kant beland. Ik maak geen veekoeken. Een veekoek lust iedereen, snap je? Alle koeien. Bij mij lusten niet alle koeien het. Ik heb nooit concessies gedaan. Ik vang nog liever een vis hier in de singel die ik in mijn eigen tuin rook, dan dat ik op mijn knieën ga en iets moet doen wat me echt tegenstaat. Ook al staat er een grote zak geld tegenover. Dat is niet altijd makkelijk, maar ik doe het toch niet. Ik heb het zo lang volgehouden. Als ik nou op de valreep zwicht voor de commercie, dan zou dat zonde zijn van al die jaren dat ik het roer recht gehouden heb.”

“Ik moet veel ballen hoog houden, ik word er soms helemaal gek van. Het is veel werk. Ik heb natuurlijk een band, die moet ik betalen. Ik schrijf de nummers, zorg dat alles er leuk uitziet, dat de logistiek klopt bij het toeren, regel een deel pr. Doosje cd’s ophalen, een lied uit mijn hoofd leren, de hond moet nog even naar buiten, boodschapjes doen, een band plakken. Zo gaat het de hele dag door. Mensen denken vaak dat ik een gitaar inlaad, lekker naar het theater ga en een moppie ga zingen. Maar zo is het natuurlijk helemaal niet. Het is niet dat ik klaag, het is alleen soms wel zwaar. Als ik dan in Veendam heb opgetreden en in mijn eentje in het donker naar huis moet rijden, dat begin ik nu echt vervelend te vinden.”

“Ik heb nu vijf weken in de top-honderd gestaan met The Medicine Show (zie kader pagina 24, red.) dat is echt een mirakel. Want er wordt geen cd meer verkocht. Maar ik heb bij dit laatste album wel gedacht: is het überhaupt nog rendabel om een album uit te brengen? Het is zo zwaar geworden om die kosten weer terug te verdienen. Het is een gekke spagaat waarin ik zit. Ik maak alles met liefde, alles klopt en er zijn mensen die zeggen: ‘Dit theaterprogramma is het beste wat je ooit gemaakt hebt.’ Ik krijg dus een ontzettende veer in mijn kont, maar tegelijkertijd is het erg moeilijk om de zalen vol te krijgen. Maar goed, ik doe het leukste werk dat er is, en er zijn nog steeds genoeg mensen die graag naar mijn voorstelling komen. Daardoor kan ik dat werk nog steeds doen, en dat maakt me toch wel heel happy. Echt. Ik geloof wel dat ik gelukkig ben.”

Dolksteek voor de kunsten

“Het is een slechte tijd voor de kunst en cultuur. De kaalslag! Zijlstra (voormalig staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, nu fractievoorzitter van de VVD, red.) heeft ons een dolksteek gegeven. De manier waarop hij de kunst wegzet, dat vind ik echt ver beneden peil. Hij deed het voorkomen alsof iedereen maar gewoon een beetje wat loopt te doen. Alsof kunst een luxeartikel is. Terwijl, een wereld zonder muziek, dat is geen wereld. Kinderen moeten op school schilderen, tekenen, toneelspelen. Kunst en cultuur moeten met de paplepel worden ingegoten. Die jeugdtheaterscholen hebben zoveel subsidie moeten inleveren, ze kunnen niet eens meer voorstellingen maken. Dat vind ik echt slecht. Cultuur zorgt voor een betere wereld, mensen kunnen zich ontplooien, kinderen krijgen zelfvertrouwen.”

‘Ik ben afgestapt van het Nederlandstalige lied. Het werd zo persoonlijk, het greep me naar de keel’

“Ja, natuurlijk, er moest bezuinigd worden. Dat snap ik. Maar de manier waaróp dat gebeurd is. De manier waarop kunstenaars betiteld zijn en hun werk besmeurd is. Verschrikkelijk. Ik moet gewoon woorden zoeken om het netjes te zeggen. Die Zijlstra, die kan een Picasso niet van een Rembrandt onderscheiden. En dat is ons cultuurgoed, snap je! Heel dom, want het schaadt ook je samenleving. Nu zit iedereen op de bank met popcorn te zappen en naar dezelfde programma’s te kijken. Op al die zenders doet iedereen elkaar na. Diepgang, avontuur en creativiteit zijn ver te zoeken. Het is heel plat allemaal, het gaat puur om kijkcijfers. Dat vind ik erg. Daar krijg je geen leukere wereld van. Er is veel kapotgemaakt.”

Romantiek van het oude Amerika

“Ik ben afgestapt van het Nederlandstalige lied. Op een gegeven moment werd het zo persoonlijk, dat Nederlandstalige. Het drukte tegen mijn huid. Dat kwam ook door het genre; de chanson. In mijn kleedkamer lagen altijd brieven, kaarten en dagboeken van mensen die kinderen verloren hadden of verdrietig waren. Ik werd er somber van, het greep me naar de keel. En toen dacht ik: dat ga ik anders doen.”

“Ik ben op straat groot gegroeid. Wij speelden altijd cowboytje en indiaantje, met klappertjespistolen. Prinsesje? Nee, dat zat er niet heel erg in bij mij. Ik keek ook naar die cowboyseries op tv, Bonanza, Rawhide en The High Chaparral; dat was het mooiste wat er was! Ik houd ontzettend van die romantiek van het oude Amerika. Dus dat ei, dat cowboy-ei, dat moest altijd nog gelegd worden. Dat is begonnen met ‘Land’, mijn vorige album. Ik wilde countryliedjes schrijven, want dat zijn kleine schilderijtjes als het ware, kleine filmpjes. En daar heb ik lol in gekregen. Die oude Amerikaanse romantiek werkt bevrijdend voor me. Het is nog steeds persoonlijk, maar meer beschouwelijk en minder uit mij. Op dit album staat bijvoorbeeld een lied, dat heet ‘The Great Grim Reaper’, dat gaat over de dood, maar op een leuke manier. We zijn allemaal aan de beurt op een gegeven moment. Met dat lied geef ik de dood een jas, waardoor ik hem uitlach, snap je. Er is meer afstand in dit genre en dat is prettig.”

Ouder worden

“Ik heb geen problemen met ouder worden. Ik vind het wel leuk. Ik ben ook rustiger geworden en wat minder paniekerig. Vroeger had ik van die angstaanvallen en dat is veel minder geworden, gelukkig.”

“Ik ben behoorlijk androgyn. Kijk, als je nou een heel erg vrouwelijke vrouw bent, die hebben het er vaak moeilijk mee dat ze rimpels krijgen en zo. Dat heb ik niet. Ik heb ooit eens gezegd: ‘Ik word gewoon een mooie, oude indiaan.’ Dat denk ik nog steeds. Ik vind het wel oké. Zolang je nog gezond bent en je nog de dingen kan doen waar je plezier in hebt, wat maakt het dan uit?”

“Of mijn leven een rock-’n-rollleven is? Ik weet nooit wat dat is. ‘Dat is niet rock-’n-roll’, zeiden ze vroeger ook al tegen mij als ik iets zei of deed. Ja, dacht ik dan altijd, wat is dan wel rock-’n-roll? Zit ‘m dat in de muziek, of in de levensstijl? Ik lust een borrel, absoluut. Maar het duurt tegenwoordig toch wat langer voor ik er weer bovenop ben, en als je hard moet werken… Dus dat wordt minder. Roken probeer ik zo weinig mogelijk te doen en drugs doe ik al helemaal niet meer. Vroeger wel, hoor. En ik wil op een feestje echt nog weleens een joint aansteken, maar dan moet ik wel de volgende dag vrij zijn. Maar goed, voor mij is rock-’n-roll gewoon muziek. Al die vakjes, ik heb dat nooit goed gesnapt. Laatjes en vakjes, bah. Meestal gaan ze niet op. Het maakt anderen gemakkelijker om je over één kam te scheren, maar ik ben er niet van.”

Liefde is universeel

“Ik heb een heel lieve vriendin. Een sterke vrouw ook, een die niet zegt van: ‘Ben je er nou al weer niet?’ Want die vlieger gaat natuurlijk niet op. Mijn werk gaat toch voor, want de schoorsteen moet roken. Ik ben echt een working girl. Liefde gaat over gunnen. Als je ziet dat iemand gelukkig is, dan ga je toch niet zeggen: ‘Ik heb liever dat je dat niet meer doet?’ Daar kan ik echt niet bij. Een geliefde moet zelf ook druk zijn, en dat moet je van elkaar kunnen tolereren, want anders kun je het gewoon schudden. Zeker in het soort leven dat ik leid.”

“Natuurlijk: ik heb in mijn leven ook veel liefdesverdriet gehad. Het draait in het leven om de liefde, maar de liefde is ook een verschrikking. Ik bedoel, pffoeh, het valt niet mee hoor. Het is ook een heel gevecht. Een relatie hebben is echt werken.”

“Inderdaad, ik heb altijd geweigerd een boegbeeld van de vrouwenliefde te zijn. Want dat zijn weer hokjes. Ik wil me er best over uitspreken, dat is het niet. Maar ik bedank ervoor om als een soort Jeanne d’Arc de goegemeente aan te moeten voeren. Ik ben met regelmaat benaderd om dat soort dingen te doen, maar zeg bijna altijd nee. Ik voel me geen lesbienne, ik vind het vervelend om zo bestempeld te worden. Ik zeg toch ook niet dat jij hetero bent? Ik voel me gewoon een mens. Liefde is universeel. Weet je wat me wel intrigeert; waarom is er nooit echt goed onderzoek gedaan naar homofobie? Ik vraag me af: waar komt die haat nu eigenlijk vandaan? Waarom? Het geloof? Dat verklaart het slechts deels. Er zijn heel veel hooligans, die zeggen ook ‘vieze vuile teringhomo’. En die zijn toch niet per definitie zo gelovig lijkt mij. Ach kijk, nu hebben we het er toch over en lijkt het net alsof het mij heel erg bezighoudt. Maar dat is dus helemaal niet zo.”

‘Ik voel me geen lesbienne, ik vind het vervelend om zo bestempeld te worden. Ik voel me gewoon een mens. Liefde is universeel.’

Kinderen

“Het is een bewuste keuze geweest om geen kinderen te nemen. Ik vind het een enorme verantwoordelijkheid. Mensen nemen kinderen met zoveel gemak; alsof ze een plakje ontbijtkoek afsnijden. Dat stuit mij heel erg tegen de borst. Het hoort erbij zeggen ze dan, het is de natuur. Maar ja, ondertussen laten we de echte natuur ook niet ongemoeid. Overbevolking gaat ons de das om doen. Die klimaatverandering is er alleen omdat veel te veel mensen rommel in de lucht spuiten. Moeten mensen minder kinderen krijgen? Weet ik niet, misschien moet het wel zo gaan, is dit wat we doen. Maar het heeft dan wel consequenties. Kijk naar de dieren. Er sterven allerlei dieren uit. Dat vind ik vreselijk, maar anderzijds: waarom zou je ze nog willen behouden? Voor wie? Voor jezelf, niet voor die dieren. Die krijgen een steeds kleiner puntje land om op te wonen. En dat moet dan maar allemaal blijven. Ja, dat kan niet. Het is erg, maar je moet ze ook niet tegen wil en dank in een reservaat doen.”

“Mensen planten zich voort. Dat is de opdracht blijkbaar. Die heb ik dan mooi gemist. En dat vind ik helemaal niet erg, hoor. Ik zou het hartstikke leuk vinden als ik een zoon zou hebben van achttien jaar met een rijbewijs, die een beetje goed terechtgekomen is. Tuurlijk, zo had het ook kunnen gaan. Maar zo is het niet gegaan. Ik ben voogd van een meisje van achttien. Ik heb haar geboren zien worden en mijn hele leven door veel gezien. Ik houd heel veel van haar. Ze heet Bobbie, en ik heb een liedje voor haar geschreven.”

De stad omhelzen

“Ik houd van Rotterdam. Absoluut. Ik heb het altijd een bijzondere plek gevonden. Marieke Heijboer, een van de vrouwen van Anton Heijboer en een vriendin van mij, die omschreef Rotterdam laatst heel mooi. ‘Overweldigend’, vindt ze de stad. En dat is ook zo, zeker voor iemand die hier niet geboren en getogen is. Zeker als je aan komt rijden via de Maasboulevard.”

“Ik omhels de stad, want ik ben hier geboren en opgegroeid en mijn vrienden wonen hier. En Rotterdam is mooi, er zijn goede beslissingen genomen ten aanzien van de architectuur. Ik geniet daarvan. Er is hier ruimte. In Amsterdam krijg ik het op een gegeven moment toch altijd benauwd. En natuurlijk, vergeet niet de haven, ik ben dol op de haven. Het is wijds, je kunt hier weg, en je kan hier altijd terugkomen, dat vind ik prettig aan Rotterdam. Het stroomt. Maar als mijn wiegje ergens anders had gestaan, had ik net zo hard van een andere stad gehouden. Mensen zijn al gauw geneigd om een soort ‘boven-nationalistisch’ gevoel te krijgen, van ‘dit is beter’ en ‘wij zijn leuker’, maar we zijn allemaal gelijk toch, hè? In feite is Rotterdam niks meer of minder dan Amsterdam en andersom. Anderzijds: ik heb ooit een liefde gehad in Amsterdam. Ik heb daar toen veel gezeten en had het fantastisch leuk. Maar ik heb hier mijn huis niet weggedaan. Ik dacht toch: ik word geen Amsterdammer. Dat was net een bruggetje te ver, ja.”

Frédérique Spigt

Frédérique Spigt (28 januari 1957) studeerde grafische vormgeving aan de kunstacademie. In de jaren tachtig kreeg ze bekendheid als zangeres van de rockformatie I’ve Got The Bullets (In the middle of the night) en later A Girl Called Johnny. Daarna gaat ze solo. In de pers wordt ze ook wel bestempeld als ‘de mooiste strot van Nederland’. In 1998 wordt ze derde op het Nationaal Songfestival met het lied Mijn Hart Kan Dit Niet Aan. Voortbordurend op dat succes, brengt ze verschillende Nederlandstalige albums uit. In 2001 ontvangt ze een Edison voor haar album ‘Droom’, waarop ook het indrukwekkende lied ‘Rotterdam’ staat. Op haar laatste twee albums slaat ze de richting van country en folk in. Een maand geleden sloot ze haar theatertour The Medicine Show af, waarin ze terugkeerde naar de tijd van het Wilde Westen. Spigt stond daarnaast in verschillende toneel- en theaterproducties, deed mee aan de Vaginamonologen en maakte samen met bioloog Kees Moeliker het programma Fauna & Gemeenschap voor RTV Rijnmond. Dit jaar staat ze samen met twaalf andere vrouwen op de planken met het programma ‘Dansen op een glazen Plafond’. In de zomer gaat ze samen met Annet Malherbe op tournee in een programma met Elvisliedjes.