Met het stadion in zicht, neemt de spanning voelbaar toe. Daarbinnen moet het gebeuren, daar gloort hoop en lonkt verdriet. De massa begint te deinen, te zingen, te juichen als de voetbaltempels van de stad om de hoek verschijnen. Als één man stromen zij met duizenden tegelijk door de straten naar de hoogmis van de sport. Meer dan bij welke sport ook, schept voetbal een band voor het leven tussen fans onderling en tussen de fans en hun cluppie. Maar al slaat de barometer ver uit in het zicht van het Kasteel, De Kuip of Woudestein, de clubliefde behoudt een rauw randje. Geouwehoer of al te wee gedoe tolereert de fan niet. Zoals Ernst Happel zijn spelers al toebeet: “Kein geloel, fussball spillen!”
‘Ik heb de kerk ingeruild voor het stadion’
“De eerste thuiswedstrijd na de bekerfinale van 1996. Een vriend van me regelde kaartjes. Het was de eerste keer dat ik een voetbalstadion van binnen zag. Ik ben Nederlands
Hervormd opgevoed dus op zondag ging je naar de kerk, niet naar het voetbal. Sparta speelde gelijk maar ik voelde direct een band met de club. Als je eenmaal voor een club valt, wil je niet meer terug. Ik viel voor Sparta en ik kan me geen andere club voorstellen.
Sparta heeft een rijke historie, het is de oudste betaald voetbalclub van ons land, en het is er prettig kleinschalig. Voor de wedstrijd zet ik mijn fiets tegen het Kasteel, stap naar binnen en ben met mijn vrienden. Ja, je kunt zeggen dat ik de kerk ingeruild heb voor het stadion. Ik was een puber en zette me af tegen mijn opvoeding. Ik ruilde mijn geloof in voor Sparta en die liefde blijft. Ook, of juist, nu; organisatorisch is het een rotzooi en sportief gaat het slecht. Dat stemt niet tot vreugde, maar het is als die wekelijkse kerkgang. Ik hoor hier. Mijn gezin gaat boven alles, maar het Kasteel en het supportershome zijn mijn tweede thuis.
Ik heb twee jonge kinderen, die hebben me milder gemaakt. Vroeger was ik fanatieker. Waar Sparta was, was ik. Nu zit ik in het stadion, de shirtjes blijven thuis in de kast, het lukt me niet altijd naar een uitwedstrijd te gaan. Maar mijn Spartahart is groot; ik ben bestuurslid van de supportersvereniging, ik ben hoofdredacteur van het supportersblad en ik verzorg de fansite. Als ik niet oppas, ben ik dus dag en nacht met de club bezig.
Ik ben een nuchtere Zeeuwse jongen. Maar toen we in 2005 promoveerden heb ik voor het eerst van mijn leven gehuild om voetbal. Ik wist hoe belangrijk het was. Zonder die promotie hadden we kopje onder kunnen gaan. Dat is nog een keer bijna gebeurd. Met steun van Leefbaar Rotterdam is toen de gemeente bijgesprongen. Daar ben ik ze nog steeds dankbaar voor. Ik moet er niet aan denken dat we als amateurclub verder hadden gemoeten.”
‘Mijn liefde voor Feyenoord gaat ver’
“We woonden vlakbij. Op zondag stroomde het publiek zingend en juichend door onze straat richting het stadion. Ik was vier en gespannen toekijkend hing ik met mijn kroeskopje uit het raam. We liepen op verjaardagen in polonaise over de galerij, ‘Hand in hand, kameraden’ zingend. Thuis is mijn liefde voor Feyenoord geboren. En die gaat ver. Ik ben getrouwd op het eiland Saint Lucia; maar we hebben ervoor gezorgd dat we geen wedstrijd zouden missen.
Om te plagen zei mijn vader soms dat hij voor PSV was. De gedachte alleen al. PSV is emotieloos. En Ajax? Arrogantie! Feyenoord is een volksclub, is Rotterdam. De mentaliteit is hetzelfde. Spelers als John de Wolf en Henk Fraser vraten het gras op, imponeerden de tegenstander al in de catacomben. Dat stoere heeft Rotterdam ook.
In 2002 hadden we een rondreis Mexico geboekt. Dat we de Europacupfinale zouden halen, konden we niet vermoeden. Mijn schoonvader had kaartjes. Na dagen wikken en wegen was het toch te duur om die reis af te zeggen. Ze wonnen. We hebben op het strand gedanst in onze Feyenoord-shirts. We werden door wildvreemden omhelsd. Toch ben ik er nog ziek van dat ik er niet bij was. Als ik iemand in Rotterdam zie met een 020-shirt, dan zeg ik er wat van. Dat kan ik niet laten. Ik vind het respectloos; ik ga in 020 ook niet in mijn Feyenoord-shirt lopen. Het is wel een tik, hoor. Zie ik in een winkel shirts van 020 vooraan hangen, dan hang ik ze achteraan. En toen Albert Heijn voetbal-vla verkocht, zette ik in het schap de 020-vla achteraan en de Feyenoord-vla vooraan. Laatst had Bruna 020-spulletjes in de etalage staan, die heb ik in mijn lunchpauze verwisseld met merchandise van Feyenoord.
Veel mensen snappen niet hoe vanzelfsprekend het is dat je leven om een club kan draaien. Als ik De Kuip binnenstap, voel ik me intens gelukkig. Feyenoord staat voor saam-horigheid. Mijn man kon in het buitenland werk krijgen. Ik heb geweigerd. Ben je in het buitenland, kun je niet meer naar De Kuip. Ik kan me er niets bij voorstellen.”
‘Excelsior voelt als familie’
“Er wordt wel gezegd dat Excelsiorsupporters verdeeld worden in zij die erbij waren en zij die er niet bij waren. Ik was er, in de meest emotionele rollercoaster ooit: de promotie/degradatiewedstrijd op 16 mei 2010 tegen Sparta. In de 86e minuut miste Excelsior een penalty. Twee minuten later scoorde Sparta en zouden zij promoveren. Bij een wanhoopspoging in blessuretijd scoorde Excelsior alsnog waardoor wij promoveerden en Sparta degradeerde. Toch zie ik dit jaar het liefst Sparta en Excelsior beide weer promoveren. Als de drie Rotterdamse clubs in de Eredivisie spelen, zou er weer een soort Rotterdams kampioenschap op de ranglijst ontstaan.
Excelsior is de kleinste van de drie. Dat maakt het extra aantrekkelijk. Zeker omdat de club speldenprikjes kan uitdelen, kan winnen van de grotere broers. En natuurlijk, als het slecht gaat zitten er minder mensen op de tribune. Toch ontstaat juist dan een hechte band. Fan zijn is niet moeilijk als het goed gaat; teleurstelling en verdriet zijn grotere bindmiddelen.
Toen ik ging studeren aan de Erasmus Universiteit heb ik een seizoenskaart gekocht en sindsdien ga ik trouw. Inmiddels heeft mijn bedrijf vier business seats. Twee jaar geleden heb ik een supporterslied geschreven en we zijn in gesprek om dit officieel op te nemen. Ik vind het mooi dat supporters zoveel ruimte krijgen, het is een slimme manier om mensen aan je club te binden. Ik merk dat Excelsior veel goodwill heeft; ze voetballen fris en ontplooien veel initiatieven, zoals straatvoetbal in de wijken. Die betrokkenheid spreekt aan.’
Excelsior voelt als familie. Ik vind het gewoon prachtig dat ik met mijn dochtertje van twee naar het stadion kan. En dat er na de wedstrijd kinderen op het veld voetballen tot de lichtmasten doven. Dat gaat makkelijker dan in sommige andere stadions omdat Excelsior op kunstgras speelt, maar toch: de grasmat is heilig. Ik weet nog dat we de WK-finale tegen Spanje op Woudestein keken. In de rust hebben we een potje gevoetbald. Een vriend van mij heeft de mooiste goal ooit op de mat van Excelsior gescoord. Dat vergeet je nooit.”