Vergeten, verpauperd, gecriminaliseerd. Noem het hoe je het wilt noemen, maar de deelgemeente Delfshaven is de laatste decennia behoorlijk door het ijs gezakt. Haar wijken werden steeds onveiliger en de demografische verhouding tussen ‘oude’ en ‘nieuwe’ Nederlanders hangt flink uit het lood. Met projecten en de inzet van bewoners probeert de gemeente het tij te keren.
Waterstokerij – anno 1914, staat er in statige, witte kalkletters op het pand in de Snoekstraat. Van de buitenkant lijkt het in niets op een nieuw buurthuis, maar van binnen is er hard gewerkt aan een onderkomen voor de jeugd in de wijk Bospolder. Het ruikt er naar verf en de vertrekken zien er strak uit. Verbindingsregisseur en pleincoach Erik Feekes schenkt er koffie in de computerkamer. “Zestig, zeventig jaar geleden kwamen mensen hier hun teiltjes heet water kopen om thuis in bad te kunnen”, vertelt Feekes. Ruim een halve eeuw later krijgt het pand opnieuw een sociale functie. Het buurthuis is een van de vele projecten en initiatieven die de deelgemeente Delfshaven rijk is.
‘Ik besef dat het soms een druppel op de gloeiende plaat lijkt, maar gelukkig gaat er ook veel goed’
En die zijn nodig, zo blijkt. Maar twee van de vijf wijken – Bospolder (6,1) en de wijk Delfshaven (6) – behalen een voldoende op de veiligheidsindex uit 2012. Tussendijken (5,4) het Nieuwe Westen (5,4) en Middelland (5,1) scoren ondermaats. Oudere, voornamelijk oorspronkelijke bewoners hebben moeite met de straatcultuur van jongeren en voelen zich geregeld niet op hun gemak, signaleert Feekes. Ook herkennen ze hun eigen wijk niet meer. “‘Alle bakkers en slagers zijn weg’, zeggen ze dan. Terwijl ik hier wel zeven bakkers in de buurt tel. Alleen zijn dat niet de vertrouwde Hollandse bakkers. Velen zijn boos.”
Eisenlijstje
Daarnaast lijkt de ‘brei’ in de smeltkroes van Delfshaven veel om elkaar heen te draaien. Feekes: “Er is weinig cohesie tussen de verschillende bevolkingsgroepen. En het verschil tussen de oud-Nederlanders en nieuw-Nederlanders is groot”, weet hij. Dit buurthuis is opgeknapt door wijkbewoners, autochtoon en allochtoon, en draait op hun inzet. Maar het project dat ze in eerste instantie voor ogen hadden, liep spaak voor het van de grond kwam. De reden? Onwil van degenen voor wie het bedoeld was. Feekes: “We waren met een pandje bezig voor een groep voornamelijk Marokkaanse jongeren. De gemeente en verhuurder Havensteder wilden hun dat pandje aanbieden als buurthuis, maar dan moesten ze het zelf opknappen. Of we wel goed bij ons hoofd waren? Drie keer hebben we het geprobeerd. Wel kwamen ze met een eisenpakket van stoelen, tafels, spelcomputers en tapijt.” Hij lacht er meewarig bij. “Dat is dus precies wat we niet willen.”
Gebruikers van de voormalige waterstokerij moeten uiteindelijk zelf hun broek gaan ophouden, legt Feekes uit. Via activiteiten als huiswerkbegeleiding en kookavonden gaan wijkbewoners de maandelijkse huur van enkele honderden euro’s verdienen. De eerste signalen zijn positief, vindt hij. “We hebben hier een goede, betrokken groep, met een aantal sterke figuren. Al hangen de buurtjongeren hier alleen maar, in plaats van dat ze tot drie uur ’s nachts op straat zijn. Dat is voor mij al winst. Als die gasten dan ook nog eens niet de deur uitstuiven als de politie hier over de vloer komt – dat gebeurt nu dus wel – dan zijn we wat mij betreft op de goede weg. Het gaat erom dat bewoners elkaar leren kennen en kunnen aanspreken.”
Maar toch. Buurthuizen, straatcoaches, Thuis op Straat, kinderraden, buurtregisseurs, Stadstoezicht en wie weet wat nog meer; zinkt de moed hem nooit eens in de schoenen? “Nee. Dat kan niet”, zegt Feekes beslist. “Ik besef dat het soms een druppel op de gloeiende plaat lijkt, maar gelukkig gaat er ook veel goed. En mensen die fouten maken verdienen een tweede kans.”
Prijs betalen
Met projecten als het buurthuis in de Snoekstraat probeert de gemeente de leefbaarheid van Delfshaven te vergroten. Het verbeteren van de veiligheid speelt een cruciale rol. Rotterdam heeft daarvoor zeven stadsmariniers in dienst, verdeeld over de stad. Delfshaven telt er twee, Michiel van der Pols (zie pagina 34) is een van hen. Hij richt zich op de wijken rondom de levensader van de deelgemeente, de Schiedamseweg. Van der Pols erkent dat met name Bospolder en Tussendijken te lang onderbelicht zijn geweest. “In het verleden is er veel aandacht geweest voor Spangen en het Nieuwe Westen. Terecht, maar de veiligheid in dit gebied heeft daar een prijs voor betaald.”
‘Het was vies op straat, panden waren verpauperd en er was veel criminaliteit’
Vergaarbak
Anderhalf jaar werkt Van der Pols nu in Bospolder, Tussendijken en de wijk Delfshaven. Zijn doel? Het cijfer 6 halen voor deze wijken op de veiligheidsindex van 2014, die in februari uitkomt. Van der Pols heeft zich in het bijzonder hard gemaakt voor het aanpakken van de Grote Visserijstraat. Die was lange tijd een vergaarbak voor alles wat je niet in een stad wilt hebben. “Het was vies op straat, panden waren verpauperd en er was veel criminele activiteit. Gokken, prostitutie, huisvesting van illegalen; aan dat soort dingen moet je denken.”
Het grote particuliere bezit van woningen is een belangrijke oorzaak. “Van de circa 350 adressen bleken er 117 in handen van verschillende eigenaren. Dat is ongekend veel voor Rotterdam. Veel van de huiseigenaren hadden geen idee waar hun pand voor gebruikt werd, of in welke staat het verkeerde.”
Nadat een deel van de huizenbezitters hierop is aangesproken, krabbelt de straat langzaam weer op. Hij is zichtbaar schoon en diverse panden staan in de steigers. Anderen huizen zijn al opgeknapt. Voor Van der Pols een bewijs dat de energie die de gemeente en bewoners in de straat steken, zich begint uit te betalen. “Van oorsprong is dit een mooie straat. Delfshaven kent veel parels, ze moeten alleen opgepoetst worden.” Naar de nieuwe veiligheidsindex 2014 kijkt hij reikhalzend uit. “Ik voel gewoon dat we met juiste thema’s bezig zijn, op de juiste locaties. In februari weet ik of ik gelijk heb.”
Overtrokken
Zijn gevoel wordt gedeeld op straat, bijvoorbeeld op de Schiedamseweg. Renkse Pommeren (34) woont er om de hoek. Ze duwt haar kinderwagen de supermarkt uit. “Nee hoor, ik voel me hier niet onveilig”, antwoordt ze desgevraagd. “Natuurlijk, er gebeuren wel eens dingen die niet horen, maar dat is vooral ’s avonds en ’s nachts heb ik het idee.”
Jailson Delgado-Almeida (34), eigenaar van kapperszaak FreshCut aan de Gijsingstraat, denkt er net zo over. Sterker: hij vindt het negatieve imago van Delfshaven overtrokken. “Overal gebeurt weleens wat, dat hoort bij een grote stad. Je kunt echt niet zeggen dat dit een criminele buurt is of achterstandswijk.” Toch werd er al twee keer ingebroken in zijn zaak. “Ze hebben kleine dingen gestolen. Een keer wat kassageld en de tweede keer een televisie. Het viel wel mee”, relativeert hij. Hij onderneemt al ruim tien jaar in Delfshaven en is ondanks de voorvallen niet van plan om te verkassen. En hoe denkt hij over het gevoel dat bevolkingsgroepen langs elkaar leven? De kapper haalt zijn schouders op. “Omdat de wijk zo gemixt is, heb je ook aparte groepen die veel en goed met elkaar omgaan. Geen probleem voor mij.”
De kapper is er relaxed over. Zoals eigenlijk veel buurtgenoten vrij ontspannen zijn, of laconiek reageren op het vermeende imago van Delfshaven als probleemwijk. Of het nu in de Portugese specialiteitenwinkel Adega Portugesa is aan de Schiedamseweg, of in de Marokkaanse viswinkel er tegenover, bewoners en ondernemers zeggen: ‘Het valt mee’. Vooral wat veiligheid betreft wordt het steeds beter, is het gevoel.
Dakpark
Een van de meest in het oog springende projecten van Delfshaven van de laatste jaren is het dakpark. Tegenover de iconische Marconi-torens strekt een groene oase van een kilometer zich uit. Het ligt op de daken van de megawinkels aan de Vierhavenstraat. Vrijwilligers Ankie Bosch (62) en Janette Reukers (53) werken op een koude winterochtend hard aan het gereedkomen van het park. Een plek die volgens hen meer betekent dan een speel- of rustplek. “Het gaat ook om de ontmoeting met elkaar.” Die tussen ‘oude en nieuwe Nederlanders’ is er vandaag nog niet. De tien vrijwilligers zijn allemaal autochtonen. Reukers grimast en knikt. Ze zegt dat het lastig is om bij dergelijke initiatieven andere culturen mee te krijgen. “Maar in de buurtcommissies is het vaak andersom”, haast ze zich eraan toe te voegen. “Ach, het is gewoon iets van de lange adem”, besluit ze. En zo is het ook met parels. Hoe harder en meer mensen erop poetsen, hoe mooier ze gaan glimmen.
‘Deze functie is marinierswaardig’
“Toen ik de personeelsadvertentie zag, moest ik wel even slikken. Als actief officier van de mariniers begreep ik niet hoe ze een burgerfunctie zo’n naam konden geven. Stadsmarinier, hoe haalden ze het in hun hoofd? Maar toen ik de vacaturetekst las, werd ik steeds enthousiaster. Ze zochten iemand met een ‘rechte rug’ en die met zijn ‘poten in de klei’ wilde staan. Nu, zes jaar later, durf ik te zeggen: deze functie is marinierswaardig. Want wie stuurt defensie naar de frontlinie van een probleemgebied? Precies. De mariniers. In enkele Rotterdamse wijken zijn er grote problemen met veiligheid. Stadsmariniers zijn er om die problemen aan te pakken en op te lossen. Daarvoor krijgen we rugdekking van het college van burgemeester en wethouders, met een speciaal mandaat. In de praktijk betekent het dat ik korte lijnen en eigen middelen heb om snel projecten te realiseren. Denk aan ergens verlichting aanbrengen of een schoonmaakactie starten. Ik ben veel op straat en werk samen met alle partijen die er toe doen. Van bewoners, ondernemers, huiseigenaren en agenten, tot aan de korpschef toe. Deze wijk moet in mijn vezels zitten, vind ik. Daarom moet ik het gewoon nabellen als er een sirene loeit. En wanneer ik een privé-afspraak in de stad heb, rijd ik door Delfshaven naar huis. Altijd.
In Delfshaven werk ik samen met Marcel Dela Haije, ook een stadsmarinier. Bospolder, Tussendijken en de wijk Delfshaven zijn mijn wijken, hij neemt het Nieuwe Westen en Middelland voor zijn rekening. Het cijfer 6 op de veiligheidsindex is ons doel voor Delfshaven, maar we zijn er nog niet. Drie van de wijken in Delfshaven scoren te laag. Ik richt me vooral op de aanpak van jeugd- en drugsoverlast en het schoonhouden van de wijk. Het verbeteren van die drie dingen draagt het meeste bij aan het veiligheidsgevoel van bewoners. Dat bepaalt ook voor tweederde de uitkomst van de veiligheidsindex. Maar ik voel gewoon dat we met juiste thema’s bezig zijn, op de juiste locaties. In februari weet ik of ik gelijk heb. Dan komt de tweejaarlijkse veiligheidsindex weer uit, een superspannend moment.”
‘Vraag gewoon wat ze leuk vinden’
“Op de Schiedamseweg heb ik mijn plek gevonden. Ik woon en werk er en ben voorlopig niet van plan om weg te gaan. Nee man, het is gezellig hier. Ik heb veel vaste klanten, die dagelijks binnenlopen en even een praatje maken. Daar zit van alles tussen. Turken, Marokkanen, Nederlanders, Antillianen, Kaapverdianen; ze komen allemaal wel eens een visje halen of een hapje eten. Vier jaar geleden ben ik deze zaak begonnen. Waarom hier? De winkel stond te koop, daarom. Ik weet dat Delfshaven niet altijd een beste naam heeft. Maar ik zie dat de gemeente en politie hun best doen hier. De laatste jaren is er veel verbeterd, ze zitten er bovenop. Junkies worden van de straat geplukt en je ziet ze niet meer terug. En als er iemand buiten dronken is, nemen ze die gelijk mee. Ik ken de verhalen over drugsproblemen in de wijk en jongeren die overlast veroorzaken. Maar ik heb geen problemen met ze, ook nooit gehad. Als jij respect voor die gasten hebt, hebben ze het ook voor jou. Zo zie ik het en zo simpel is het eigenlijk. Ze kennen me inmiddels, weten wat ze aan me hebben. Dat is vanzelf zo gegroeid.
Eerst proberen ze je misschien een beetje uit, maar dat is normaal, vind ik. Soms staan ze voor mijn zaak. Ja, nou, dat is het dan. Ik vraag gewoon of ze even ergens anders heen willen gaan. Maar het werkt ook andersom. Ze letten ook op mijn winkel. Toen er ingebroken werd in mijn zaak, werd ik door wel vijf of zes jongens gebeld. Dat ging heel snel. Oké, ik heb een Marokkaanse achtergrond, dat scheelt. Maar in mijn ogen is er gewoon te weinig te doen hier voor de gasten van vijftien, zestien jaar. De oplossing kan simpel zijn. Vraag gewoon wat ze leuk vinden en willen doen, en neem ze als gemeente dan een beetje bij de hand. Want dat hebben ze wel nodig.”