Kloppend hart van Rotterdam

Wielercoach in een wereldstad

Gerrit van Loon Tekst
Petra van der Veer Beeld

Wanneer het tourpeloton op 5 juli door de hoofdstraten van Rotterdam dendert, staat Mathieu Heijboer (33), als coach van wielerteam Lotto NL – Jumbo (het vroegere Rabobank en Belkin), op de hoek van de Hillelaan met zijn gezinnetje. Kijken hoe zijn renners het doen in zijn stad. Later in de Tour de France vliegt hij richting Bretagne voor de ploegentijdrit. Het verhaal van een aldoor pendelende Rotterdammer, die strakke schema’s combineert met een weidse wereldstad.

Een doorzonwoning op de Kaap dient als uitvalsbasis voor Mathieu Heijboer, voormalig wielertalent van Rabo. Tegenwoordig wielercoach en vader van Jet (3) en Olle (1). Niets in de woning wijst op een wielerleven; hier heeft kinderspeelgoed de overhand. Pas wanneer hij voor de foto’s zijn fiets uit het schuurtje haalt en daarop soepel naar het Deliplein een paar straten verderop manoeuvreert, is een wielerschim uit het verleden zichtbaar. In 2004 en 2005 reed hij voor de opleidingsploeg van Rabobank. Daarna voor het Franse Cofidis. Zijn carrière kwam door slopende blessures nooit echt van de grond. Hoe ervaart Heijboer, opgegroeid in Rhoon en nu heel tevreden in Rotterdam, zijn werk en het wonen in de Maasstad?

‘Wanneer het peloton door Rotterdam rijdt, sta ik gewoon met mijn gezinnetje toe te kijken’

Wat is jouw rol bij wielerploeg Lotto NL – Jumbo?

“Mijn core business is puur trainen. Ik heb twaalf renners onder mijn hoede die ik persoonlijk begeleid. Toen Rabobank stopte met sponsoring, kon ik kiezen tussen een verblijf bij de opleidingsploeg waar ik al vier jaar actief was, of meegaan in de vorming van een nieuwe profploeg. Vanwege de uitdaging en kansen koos ik voor het laatste. Bij de opleidingsploeg heb ik vanaf 2008 uitstekend kunnen werken. Ik ben als het ware meegegroeid met renners als Steven Kruijswijk, Wilco Kelderman en Moreno Hofland. De voorbereidingen zitten er nu grotendeels op (we spreken Heijboer een dag voor De Omloop Het Nieuwsblad, traditioneel de start van het wielervoorjaar, red.). Ik heb een drukke tijd achter de rug. Maandelijks van huis om te trainen in Spanje, Frankrijk of Limburg. Het is nu aan de renners om in de wedstrijden het geleerde in praktijk te brengen. Wij onderscheiden renners in eendagsrenners en klassementsrijders.

Mijn specialiteit is de coaching voor het tijdrijden. Ik teken het parcours kilometer voor kilometer uit. Ik neem door waar renners het beste energie kunnen besparen en waar ze het meest moeten verbruiken. En waar ze al links op de weg moeten gaan rijden, hoe ze de bochten in moeten gaan, hoe de wind waarschijnlijk staat. Hele strategieën worden vooraf bedacht om renners optimaal voor te bereiden. Mijn rol in de Tour de France is beperkt tot twee ritten. Ik zal bij de proloog in Utrecht zijn. Dan rijden de renners een rondje, bijna een stadsparcours. Later in de ronde vlieg ik richting Zuid-Frankrijk, naar Bretagne om de voorbereiding voor de ploegentijdrit mede op me te nemen.

Wanneer het peloton door Rotterdam rijdt, sta ik gewoon met mijn gezinnetje toe te kijken. Sommige renners weten dat ik op Katendrecht woon en zullen even naar me zwaaien. Ik sta op de hoek van de Hillelaan bij de Jumbo (toevallig, niet omdat het om een sponsorbedrijf gaat, red.). Vandaar gaat het via de Groene Kruisweg naar beneden, richting Rhoon, Voorne-Putten, Goeree-Overflakkee en de Brouwersdam.”

Waar je roots liggen.

“Inderdaad. Ik ben in Rhoon opgegroeid. Heb gevoetbald bij v.v. Rhoon, waar mijn broertjes nog steeds in het eerste elftal spelen. Mijn vader Rien is trouwens als arts aan Feyenoord verbonden en staat in het voetbalwereldje bekend als knie-specialist. Hij werkt in het Erasmus MC en topsporters komen bij ernstig letsel naar hem toe. Vroeger fietste ik vanuit Rhoon naar het Marnix Gymnasium bij Diergaarde Blijdorp. In de middag na school ging ik dan kijken bij het Sparta-trainingscomplex Spartanello, aan het einde van de Kromme Zandweg. Het elftal van Sparta dat de bekerfinale in 1996 haalde tegen PSV kan ik bijna dromen. Edward Metgod op doel. Jerry Smith, Gerard de Nooijer, Dave van der Meer en John Veldman in de verdediging. Met Arjan van der Laan, Nico Jalink en Alphons Groenendijk had Sparta een goed middenveld. Voorin liepen Dennis Krijgsman, Carlos Fortes en Dennis de Nooijer. Achter de hand had trainer Henk ten Cate nog Maikel Renfurm en Mark Noorlander. Voor zestig gulden had ik destijds een seizoenkaart.

Voor mijn studie bewegingswetenschappen vertrok in naar Maastricht. In die gezellige studentenstad ontmoette ik mijn huidige vrouw Lottie die uit Apeldoorn kwam. Ik had het erg druk met wielrennen. Ik was jeugdprof en moest veel op en neer naar Frankrijk. Een jaartje heb ik nog in Nice gewoond, maar dat was me veel te druk. Ook om te trainen op de fiets. Samen met mijn vrouw ben ik weer in Rhoon gaan wonen en sinds zes jaar wonen we in de stad waar ik niet meer weg wil: Rotterdam.”

Wat heb je met Rotterdam?

“In deze stad voel ik me erg thuis. De levendigheid. Bezigheid. Je hoeft maar met je ogen te knipperen of er staat alweer een nieuw gebouw. Zeker in het gedeelte waar ik woon. De Kaap is omgeven door wolkenkrabbers. Bewoners zijn recht voor hun raap. Rauw. Ik weet wat ik aan ze heb. Mijn dochter voelt zich helemaal thuis in de Fenix-loodsen waar bedrijfjes als paddenstoelen uit de grond schieten. Ze rent er vrij rond en kent de ondernemers. ‘Hé slager’, roept ze dan. Krijgt ze weer een plakje worst. Een andere plek waar ik vaak met mijn gezinnetje kom, is de V&D. Ja echt. Het La Place-gedeelte is een afgesloten plaats, zodat kinderen hun gang kunnen gaan. De Kaap zelf heeft een leuk muziekcafeetje aan het Deliplein; bij Kopi Soesoe ben ik regelmatig te vinden. Ik houd van harde rockmuziek. The Kik? Mwah. Leuke band, maar ik zal er geen cd van kopen. Andere plekken dichtbij huis waar ik vaker kom, zijn restaurants De Matroos en het Meisje en CEO De Baas van het Vlees. Rotown bezoek ik soms, in andere gedeeltes van Rotterdam kom ik niet zo vaak. Het coachen van wielrenners, wedstrijden kijken en zelf af en toe fietsen, dat slokt veel tijd op.”

Valt er in en rondom Rotterdam zelf goed te fietsen?

“Prima. Eind mei is er altijd de Ronde van de Kaap. Ik zit in het comité van aanbeveling. Vorig jaar won Erik Breukink. De beker die hij won, schonk hij aan mijn kinderen. Hij moet ergens op zolder staan. Doordeweeks fiets ik via Heijplaat de stad uit naar Voorne-Putten. Samen met oud-profs Maarten den Bakker en de gebroeders Farenhout maak ik aan de duinrand mijn kilometers. Maar ik keer graag terug naar Rotterdam. Dat zijn toch weer de nodige extra kilometers. We hebben een groepsapp van oud-profrenners.

Ook fiets ik weleens met mijn pupillen. In Nesselande woont er één die een relatie heeft met de kleindochter van Joop Zijlaard, de godfather van de Rotterdamse wielerscene. Het is een klein wereldje. Met die pupil doe ik rondjes langs de Rotte en om de Zevenhuizerplas. Ik heb geen baanverleden, maar ga in de winter graag kijken bij de Zesdaagse in Ahoy.

Of ik een permanente wielerbaan in Rotterdam zou willen? Als dat zou kunnen, spring ik een gat in de lucht. Baanwielrennen is fietsen op het scherpst van de snede. Mooi om te zien en te beleven. Nu moet ik de wereld over om te trainen. Het zou geweldig zijn om bijvoorbeeld met Wilco Kelderman op een wielerbaan in Rotterdam te kunnen trainen.”

‘De reputatie van het wielrennen wordt besmeurd bij elk nieuw ontdekt dopinggeval’

Hoe is je liefde voor het wielrennen te stillen?

Vrouwlief die in het voorbijgaan de vraag hoort, glimlacht. “Het is zijn alles. Wanneer hij niet in het buitenland zit of zelf op het zadel, kijkt hij op de laptop wedstrijdjes waar in de wereld die ook worden gereden.” Mathieu lacht. “Fietsen is inderdaad allesomvattend voor me. Al heeft de romantiek van toen ik renner was, plaatsgemaakt voor het realisme van de coach. Ik ben nu meer bezig met schema’s, tijden, vermogens dan met mooie achtergronden, snorrende kettingen en mooie rondemissen. In een koers zit zoveel. Er gebeurt van alles in het peloton. Tactiek. Onderlinge strijd. Linkeballen. Tim Krabbé schreef het mooi in zijn wielerroman De Renner: ‘Wielrennen imiteert het leven zoals het zou zijn zonder de corrumperende invloed van de beschaving’. Toen ik zelf koerste, hield ik alles bij wat er over wielrennen geschreven werd, zoals in De Muur en Soigneur, twee prachtbladen. Nu houd ik via cyclingnews.com vooral de actualiteit bij.”

Hoe kijk je naar de strijd voor een schonere sport, die bijvoorbeeld Thijs Zonneveld in het AD voert?

“Thijs is een goede vriend van me. Ik heb vroeger samen met hem bij de Löwik-Tegeltoko-ploeg gereden. Zo’n twee jaar. Ik zie hem nog regelmatig en begrijp dat hij als journalist met liefde voor de sport een schone wielersport nastreeft. Ik ben het ook eens met zijn boodschap dat de sport schoon moet zijn en overtreders aangepakt moeten worden. Al schaadt de hoeveelheid aandacht voor doping mijn sport soms ook. De reputatie van het wielrennen wordt besmeurd bij elk nieuw ontdekt dopinggeval. Toen ik renner was besefte ik dat er om me heen doping werd gebruikt. Ik wist dat het plaatsvond, al heb ik zelf geen spuiten met verboden middelen in lichamen zien gaan.”

Hoe vangt LottoNL – Jumbo het vertrek van kopman Bauke Mollema op?

“Onze kopmannen Wilco Kelderman en Robert Gesink moeten het nu gaan doen. Laurens ten Dam krijgt weer een vrijere rol. Sep Vanmarcke maakt kans in de kasseienrit, die vorig jaar door onze Lars Boom werd gewonnen. Sep hoeft nu geen rekening met hem te houden. Voor Kelderman wordt dit zijn eerste Tour. Ik ken hem goed en het is ongelooflijk dat zo’n iel ventje zo’n verschrikkelijk vermogen kan wegtrappen. Een echte stilist. Zijn luchtweerstand is beduidend minder dan die van Mollema, die toch een meer hoekige trapper is. Gesink heeft de laatste jaren zoveel pech gehad. Zijn prestaties zijn ook enorm onder het vergrootglas gelegd, omdat hij na de lichting Michael Boogerd de enige Nederlandse klassementsrenner bleek te zijn die hoog kon eindigen.”

‘Ik ben nu meer bezig met schema’s, tijden, vermogens dan met mooie achtergronden, snorrende kettingen en mooie rondemissen’

Wordt deze Tour een tweestrijd tussen Alberto Contador en Chris Froome?

“Vorig jaar vielen ze beiden geblesseerd uit. Ik denk dat Vincenzo Nibali, vorig jaar ongenaakbaar in het geel, zich tussen die twee voor de eindoverwinning kan mengen. Zijn niveau bergop was ongekend. Over geel gesproken. Wij rijden dit jaar in opvallende, deels gele tenues. Het is afwachten hoe de Tour-organisatie daarop reageert. Geel mag normaliter alleen de kleur zijn van de nummer één in het algemeen klassement. De rol van de Nederlanders zal achter eerstgenoemde drie toprenners zijn. Wilco en Robert zullen zich net als Bauke en misschien Laurens op de plekken vier tot en met tien richten. Niki Terpstra is de laatste tijd gegroeid in zijn rijden en maakt net als Lars Boom kans op de kasseienrit. Tom Dumoulin zal op de tijdrit gokken. Onze Nederlandse conculega’s van Giant-Alpecin gaan met sprinter Marcel Kittel weer etappes binnenhalen. Wij gaan voor hoge klasseringen in het eindklassement en dagoverwinningen als we die kans zien. De voorbereidingen waren goed. Vanuit Rotterdam zie ik het rooskleurig in.”

Over Mathieu Heijboer

Mathieu Heijboer komt op 4 februari 1982 in het ziekenhuis van Dordrecht ter wereld, maar groeit op in Rhoon. Hij voetbalt daar van 1986 tot 1997 bij de plaatselijk amateurvereniging v.v. Rhoon en begint te wielrennen bij PRC Delta in Spijkenisse. In 1999 haalt hij zijn vwo-diploma op het Marnix Gymnasium. Hij wint de Grote Prijs Wielerrevue in 2002, een eendaagse wielerwedstrijd in de Achterhoek, vernoemd naar het gelijknamige wielertijdschrift. Drie jaar later wint hij de proloog van Boucles de la Mayenne en de Chrono Champenois, een tijdrit in Reims. In 2007 moet hij als profrenner van Cofidis in de Giro d’ Italia opgeven. In datzelfde jaar wordt hij in Parijs-Roubaix 82e. In Milaan-San Remo 147e. Hij studeert in 2007 aan de Universiteit Maastricht af als bewegingswetenschapper. Een jaar later fietst hij zich naar de 92e plek in Parijs-Roubaix. Vanaf 2009 is hij woonachtig in Rotterdam en trainer bij de Rabobank Wielerploeg. Een jaar later trouwt hij met Lottie. Ze hebben twee kinderen: Jet (3) en Olle (1). Vanaf 2012 werkt hij voor Belkin Procyclingteam, nu Team LottoNL-Jumbo.