Rotterdammers maken Rotterdam

Samen sterk

Sander Grip Tekst
Marieke Odekerken Beeld

De Rambo van Rotterdam was samen met zijn maat Henkie Fraser een soort Berlijnse Muur die de tegenstander moest slechten voor hij überhaupt oog in oog kon komen met keeper Ed de Goeij. De kampioensploeg van 1992/1993 bevat veel legendarische namen voor elk Feyenoordhart. Van Regi Blinker tot Ulrich van Gobbel en van Gaston Taument tot de tovenaar van Tatabanya József Kiprich. En dé man achterin was zonder twijfel die Rambo, de zaag van Zuid, John de Wolf. De bikkel die als held uit De Kuip vertrok, in de jaren daarna cultheld van de club bleef en nu weer rots in de branding is. Dit keer voor de ploeg die het zestiende landskampioenschap in de wacht sleepte.

Het is ergens halverwege de fotoshoot als John zijn armband laat zien. Een zwart koord met twee in elkaar grijpende ringetjes in witgoud en geel goud. Samen vormen ze een lemniscaat, het teken voor oneindigheid. Op het ene ringetje staat 2022 en op de andere 2023. “Mijn vrouw Inge en ik hebben dit armbandje laten ontwerpen bij Marbeau Jewelry als cadeau aan het hele team achter de kampioensploeg. De wasdames, de materiaalman, de medische en de technische staf, de koks. Al die mensen die zo belangrijk zijn voor succes, maar die vaak onzichtbaar blijven. Wij wilden hen en hun partners in het zonnetje zetten, want ook zij hebben een prestatie op topniveau geleverd.”
Het armbandje en het gebaar zeggen veel over John zelf. De man met de wat norse blik is nuchter en warm. Dankbaar voor de kansen die hij krijgt en gekregen heeft. Hij weet dat een grootse prestatie in de sport altijd een teamprestatie is. En dat je daarbij stil moet staan om die teamprestatie te blijven leveren met elkaar.

De puzzel klopte

Hij begint bij Sparta en stapt over naar FC Groningen. Geblesseerd en wel krijgt hij een transfer naar droomclub Feyenoord. “De voorbereiding was niet goed”, denkt hij terug aan die tijd meer dan dertig jaar geleden. John zit in een relaxte fauteuil op trainingscomplex 1908, het futuristische gebouw in de schaduw van De Kuip waar spelers en staf in alle rust kunnen werken. Hij kijkt naar het gekortwiekte grasveld en vervolgt: “Ik begon aan de voorbereiding op het seizoen, maar ik klapte weer door mijn knie. Op 4 oktober 1989 ben ik in het Dijkzigt Ziekenhuis geopereerd. Dat was echt serieus; alles zat mis. Mijn kruisbanden, mijn meniscus. Tot september 1990 heeft me dat aan de kant gehouden. Een jaar waarin Feyenoord heel erg slecht presteerde en er maar negen- tot tienduizend mensen in het stadion zaten.”

Dat was een van die slechte periodes waar de club op Zuid ook om bekend staat. Na de gloriejaren 60 en 70 met heldenploegen vol rauwdouwers zakte de club ver weg, om met de komst van Johan Cruijff even het vuur terug te vinden en de beker en het landskampioenschap te winnen, waarna de weg omlaag al snel weer teruggevonden werd. Supportersrellen, veldbestormingen, wedstrijden die stilgelegd moesten worden. Feyenoord dat zichzelf terugvond in ‘het rechterrijtje van de competitie’. Het kwam in de jaren 80 allemaal voorbij.
Tot die ploeg opstond met John en Henk achterin. De mannen die al snel vergeleken werden met dat andere legendarische verdedigende duo: Theo Laseroms en Rinus Israël. Ook een muur waar je niet levend voorbij kwam. “We hadden het geluk dat we eerst Wim Jansen en later Willem van Hanegem voor de groep kregen. Twee clubiconen met wie het ineens goed ging lopen. We wonnen vijf prijzen in vier jaar tijd; drie keer de beker, het landskampioenschap en de eerste Johan Cruijffschaal.” Even lichten zijn ogen op als hij zegt: “En dan ga je de boeken in. Dan hoor je bij de geschiedenis van de club, bij de namen die blijven voortleven. Je komt bij een topclub om prijzen te pakken, niets is mooier dan daar onderdeel van zijn.”

Harten heroverd

Wat het recept was voor die wederopstanding? “Samen sterk”, is zijn eenvoudige antwoord. “Daar staat deze club voor, maar dat zat ook echt in dat team. Wim en later Willem smeedden een hechte groep en dat betaalde zich uit. De puzzel klopte in die tijd gewoon. Dat bereik je door samen keihard te blijven werken, net zolang tot je die puzzelstukjes gevonden hebt en ze op de juiste plek liggen. En ik weet nog dat Van Hanegem halverwege het seizoen riep dat we kampioen konden worden. Dat wij nog dachten: nou Willem, we weten niet wat je nu zegt, maarre… Hij bleef het zeggen en dat leidde ertoe dat wij er zelf in gingen geloven. Twee wedstrijden voor het einde wonnen we van MVV. We gingen erop en erover en stonden bovenaan. Daarna Groningen uit die we met 0-5 wonnen. Dat was voor ons een formaliteit; die wedstrijd gingen we voor ons gevoel gewoon winnen. Het leek ook meer op een thuiswedstrijd. De tribunes in Groningen vol Feyenoordfans, in De Kuip zaten veertigduizend mensen voor grote schermen en de stad stond afgeladen vol.”

‘Als het goed gaat, dan voel je dat gewoon in de stad’

Met zijn ploeg herovert John de harten van de supporters. Open dagen worden langzaam maar zeker weer drukker bezocht, het stadion raakt voller en voller. “Je weet dat het onrustig wordt rond de club als er niet gepresteerd wordt. Daar moet je tegen kunnen, want er komt steeds meer druk te liggen op wat je elke zondag op het veld doet.”
Feyenoord is ook een bijzondere club, anders dan andere, stelt John. “Feyenoord zit in je hart, dit is de mooiste club die er is. Als het goed gaat, dan voel je dat gewoon in de stad. Mensen zijn blij, trots, willen laten zien dat ze onderdeel van de club zijn. En dat is een prettig gevoel. In 2023 was het dertig jaar geleden dat ik landskampioen werd. Er was een voorstelling in Theater Zuidplein over onze ploeg in 1993. De zaal zat stampvol. Mensen met shirtjes uit die tijd, die ons ontvingen alsof we de grootste helden zijn. Dat. Dat is wat Feyenoord met mensen doet. Het zit zo intens diep. Neem dit seizoen. De Kuip is elke wedstrijd uitverkocht, alle seizoenskaarten voor volgend jaar zijn al uitverkocht voordat het seizoen afgelopen is. Met twintigduizend stoelen meer zouden we nog steeds vol zitten. Dat kan alleen maar hier. Dat kan alleen in Rotterdam. Zoveel mensen op de Coolsingel, en niet vijf minuten voor we op het bordes kwamen maar al vanaf acht uur ’s ochtends om een goed plekje te hebben. In de Arena toen we wonnen. Dan weet je dat je heel veel mensen blij maakt en in de bus terug zei ik al tegen die jongens: ‘Let op wat er dalijk gebeurt’. En dan nog is het onbeschrijflijk. Dat er tienduizend mensen op de bus staan te wachten met vuurwerk en zingen en alles. Krankzinnig. Op een heel erg positieve manier krankzinnig. Dat gaf een enorme boost naar die jongens en ik vertelde ze: dit wordt elke week alleen maar meer en meer.”

Niet meer weggeven

Ook nu zit Feyenoord in een periode van wederopstanding. Na het kampioenschap van de hunkering in 2017 zakt het elftal toch weer verder weg dan de club en de supporters lief is. Dick Advocaat komt in 2019 om de boel weer op de rit te krijgen. Hij haalt John als de man van de club die weet wat het is om te spelen met de druk van een hele stad op je schouders. De volgende stap is natuurlijk Arne Slot, die in 2021 als hoofdtrainer aangesteld wordt en die inmiddels de status van verlosser is aangemeten door het legioen. Onder Slot blijft John assistent-trainer en helpt de club weer op de kaart te zetten, ook internationaal met twee seizoenen achter elkaar sterke optredens.

“Het was vervolgens niet normaal hoeveel spelers er vertrokken en weer bijkwamen. Maar dan ga je weer bouwen met zijn allen. Aursnes en Senesi die gingen toen de competitie al begonnen was. Het is echt hectisch geweest. Het eerste rustmoment was het WK en toen stonden we net bovenaan. We dachten toen: als we na de winterstop en de eerste wedstrijden tegen de zware tegenstanders nog in de top-3 meedoen dan doen we het fantastisch. Maar na die wedstrijd in de Arena stonden we ineens echt los. Na die wedstrijd dacht ik voor het eerst: dit gaan we niet meer weggeven. Deze jongens zijn zo stabiel, werken zo keihard elke dag, dit gaat lukken. We laten ons niet meer gek maken. Ik merkte gewoon dat iedereen hongerig is, niet alleen de jongens maar iedereen eromheen. Prachtig om van zo dichtbij mee te kunnen maken dat alles klopte dit jaar. Dat maakt dit kampioenschap voor mij ook zo speciaal. Daarom ook dat armbandje voor al die mensen hier op 1908. Zij maken dat ik elke dag fluitend naar mijn werk kom.”

Vlieguren

Die saamhorigheid van nu herkent John uit zijn eigen tijd als voetballer. Toch wil hij geen vergelijking maken tussen beide ploegen. “Het voetbal van nu is totaal anders. Neem de VAR, neem de leeftijden van die jongens. Ik was 27 toen ik de kans kreeg om naar Feyenoord te komen. Je moest vlieguren op je naam hebben staan om naar een topclub te kunnen. Wij hadden twee of drie jonkies, maar nu is de gemiddelde leeftijd 23 jaar. Wij konden op de training weleens het gas een beetje loslaten, maar dat kan nu ook niet meer. Alles wordt in de gaten gehouden en gemonitord.

Vergeet ook niet dat de hele wereld nu met je meekijkt en iets vindt. Toen ik 22 was zat ik net in het eerste van Sparta. Je las de volgende dag de krant en daar lagen ’s avonds de aardappelschillen in. Nu sta je elke minuut van de dag vol in de aandacht, sociale media stoppen nooit, het gaat de hele week over niks anders dan voetbal en je prestaties. Dat kan je maken of breken.”

‘We willen allemaal winnen; en het mooiste is, winnen went nooit’

John staat op en loopt naar het raam. Onder hem rijdt de terreinman op een grasmaaier langs, verder hangt er een haast meditatieve stilte op het complex. “We laten hier bewust niemand toe. Hier kunnen de jongens in alle rust trainen, samen zijn. Weg van al die dagelijkse aandacht kunnen ze focussen op het spelletje. Wat mijn rol daarbij is? Och, ik ben daar waar ik nodig ben. Ik dwarrel er een beetje doorheen. Daar ligt mijn kracht. Ik denk dat ik stabiel ben voor de jongens. Ze weten wat ze aan me hebben, ik ben altijd en onder alle omstandigheden dezelfde persoon. Zelf heb ik dat in mijn tijd als speler altijd prettig gevonden dat er mensen om het elftal heen waren die die rust uitstraalden. Ik geef graag een compliment, houd niet van puttendouwen. Ik ben ook gewoon nog steeds dankbaar dat ik de kans gekregen heb terug te komen en iets voor de club te kunnen betekenen. Ik voel ook gewoon dat dit mijn thuis is.”

Hij glimlacht, want hij weet ook wel dat het interviewfragment waarin hij die uitspraak deed inmiddels viraal gegaan is. “Maar het was ook echt gemeend. Feyenoord is mijn huis. Ik ben geen passant, ik ben niet alleen assistent, ik ben net zo goed een uithangbord en ambassadeur voor de club. Ik heb kampioenschappen meegemaakt als fan, als speler en als lid van de staf. Ik weet wat het betekent om een Feyenoordhart te hebben.”

Bokje staan

Het zestiende kampioenschap is voor John de mooiste, antwoordt hij na enig nadenken. “Ik ben wat ouder, misschien ook wat emotioneler. Maar ik sta ook langs de lijn en kan er met iets meer afstand naar kijken. Daarom geniet ik er meer van. En je moet af en toe geluk hebben. Die oefenwedstrijd in De Kuip tegen Atlético dat Simeone zo uit zijn dak ging of die wedstrijd in Rome dat Mourinho tekeer ging tegen de trainer. Ik was toevallig niet in de buurt. En ik weet niet hoe ik gereageerd had, maar ik weet wel dat ik niet zomaar accepteer dat je aan iemand van mijn club komt. Zoals die keer langs de lijn dat Giménez door die assistent aangevallen werd… Dan ben ik er als eerste bij; ik sta wel bokje voor mijn spelers. En dat weten ze.”
Of hij nog iets extra’s gebracht heeft omdat hij zelf ooit prijzen gewonnen heeft met Feyenoord, daar wil hij niet aan. John is gewoon zichzelf en doet zijn ding. “Maar ja, toen Hancko steeds pijntjes had na een wedstrijd heb ik hem wel aangekeken en gezegd: ‘Pijn is fijn, gozer. Wacht maar tot je aan het eind van het seizoen ziet waar je het allemaal voor doet.’ Op het bordes van het stadhuis keek hij me aan en hadden we zo’n moment van: precies, dit dus. Ja, dat is machtig.”

John pakt de kampioensschaal van tafel en staat op. Hij laat zijn blik langs het jaartal glijden en zegt dan gedecideerd: “Volgend seizoen staan we er weer, ik weet zeker dat we weer mee kunnen doen om de prijzen. Er gaan misschien een paar jongens weg, maar we zitten nu in de luxe positie dat we niet moeten verkopen. Er zit veel meer rust in de groep, in de club en in de supporters dan een paar jaar geleden. Iedereen is nu alweer hongerig. Wij willen allemaal winnen. En het mooiste is, winnen went nooit.” Hij kijkt op en glimlacht. “Ik heb geen logo op mijn borst nodig”, besluit hij dan met een klop op zijn hart. “Ik ben Feyenoord. Hier. Van binnen. Net als al die mensen daar buiten. Voor hen willen we die prijzen winnen.”