Kloppend hart van Rotterdam

Ja toch? Niet dan?

Barbara Hoogsteden Tekst
Michael van Kekem Beeld

Wanneer je in een kamer zit, kun je de gesprekken in de ruimte ernaast vaak niet verstaan. Maar je kunt wel horen of het Rotterdammers zijn. Dat komt door de melodie van het spreken, legt professor Marc van Oostendorp uit. Dit keer een lezing over de Rotterdamse intonatie.

‘Oh ja joh? Kenje da nie hore dan?’ Het lijkt alsof Rotterdammers achter iedere zin een vraagteken plaatsen. Ze zingen bijna in plaats van praten. Taalkundige prof. dr. Marc van Oostendorp: “Rotterdammers praten heel expressief. Het beschaafde Nederlands is heel vlak van toon. Je begint iets hoger en bij het einde van de zin praat je lager. Om je gesprekspartner te laten horen dat je klaar bent. De Rotterdammer is wat wilder met zijn intonatie. Schiet omhoog en dan weer omlaag. Bovendien plakt een Rotterdammer aan het eind van zijn zin er vaak nog een woordje aan vast (dan of toch) en gebruikt die om nog minstens anderhalve toon hoger te gaan.”

Haventaal

Het Rotterdams lijkt in dat opzicht wel iets op het Engels, waarin de tonen ook wat meer naar beneden en vooral naar boven kunnen schieten. Niet zo vreemd, want de havens van Engeland liggen in allerlei opzichten al eeuwenlang dichterbij dan Winterswijk of Enschede. De invloeden van de Engelsen zie je ook terug in Engelse termen als ‘afnokken’ (to knock off), ‘horrie op’ (hurry up) en ‘moven’ (spreek uit als moeven van to move). Volgens Van Oostendorp echte haventaal.

‘Met je toon kun je een heleboel duidelijk maken’ 

Maar waarom dan toch dat vraagteken achter veel zinnen? Ook daar is een reden voor, verklaart Van Oostendorp. “Wanneer je een vraag stelt, gaat je toon omhoog. Daardoor maak je jezelf kleiner, want je wilt iets van die ander, een antwoord. Daarnaast had Rotterdam in de 19e eeuw een toevloed aan migranten uit Zeeland en Brabant. Het Rotterdams is toen door invloed van mensen van buitenaf simpeler geworden. Intonatie speelt een belangrijke rol als je elkaar niet begrijpt. Met je toon kun je een heleboel duidelijk maken.”

Met andere woorden: wie lekker Rotterdams wil uitschieten, plakt gewoon een paar kleine vraagtoevoegingen aan het eind van zijn zin en laat zijn stem stijgen. Niet dan?

Prof. dr. Marc van Oostendorp is gespecialiseerd in taalverandering en -verloedering. In 2002 verscheen van hem het boek Taal in stad en land: Rotterdams. Van Oostendorp is hoogleraar Fonologische Microvariatie aan de Universiteit Leiden en senior onderzoeker bij het Meertens Instituut. Hij heeft tientallen boeken, artikelen en publicaties op zijn naam staan en verzorgt rubrieken op radio en in (vak)bladen.