Rotterdammers maken Rotterdam

Dit is écht het museum van de stad!

Karin Koolen Tekst
Marieke Odekerken Beeld

In 2015, een tijd waarin het Wereldmuseum in zwaar weer verkeerde, werd Jan Willem Sieburgh aangesteld als interim directeur. Aan hem de taak het museum weer op het juiste spoor te brengen. Dit jaar komt de wethouder met een financieel verdelingsvoorstel. Spannend? Jan Willem: “We hebben er alles aan gedaan en nu is het afwachten. Maar ik blijf een naïeve optimist. Zoiets moois kan toch niet verloren gaan?”

Jan Willem Sieburgh, oud-directeur van het Rijksmuseum en het Tropenmuseum, volgde de ontwikkelingen in Rotterdam op de voet. Op het museumterras aan de Willemskade bestelt hij een kop koffie en drukt amicaal de hand van bekenden die hem groeten. “Ik dacht: zonde, zo’n prachtige collectie in een schitterend gebouw. Het kan toch niet zo zijn dat dát verloren gaat”, herinnert hij zich. “Zal ik bellen, dacht ik op een gegeven moment. Het bleek niet nodig; ik werd gebeld door de Raad van Toezicht.”

Had u toen al ideeën hoe het museum te helpen?

“Toen nog niet concreet. We begonnen met herstel van alles dat achterstallig was. Er was onzorgvuldig omgegaan met de collectie. Een deel stond ingepakt om verkocht te worden – dat is gelukkig tegengehouden. We hebben alles weer netjes uitgepakt en in stellingen gezet, gecontroleerd of alles er was. Dat was het geval. Daarna zijn we de banden met partners in het culturele veld gaan herstellen.”

“Mijn voorganger had een eigenzinnige koers gevaren, erg naar binnen gericht. Hij had het museum gedistantieerd van het veld en de stad – precies datgene wat je niet moet doen. Overigens had de gemeente het museum ook onrechtvaardig en veel te sterk gekort. Hij kon bijna niet anders dan in de problemen komen.”

Hoe heeft u die banden hersteld?

“Ik had het voordeel dat ik al vertrouwen had van de sector en er bleek nog steeds grote sympathie te zijn voor het Wereldmuseum. Men was snel bereid het museum te steunen in zijn wederopstanding.”

Wat maakt het Wereldmuseum zo bijzonder?

“Het Wereldmuseum heeft een schitterende collectie – dat zonder meer. Maar het is vooral écht het museum van de stad. Die verbondenheid is hier veel sterker dan bijvoorbeeld bij het Tropenmuseum in Amsterdam. De geschiedenis van zowel het gebouw als de collectie is nauw verbonden met de rijke historie van de stad. De mannen die het museum hebben opgericht woonden om de hoek, de collectie is verzameld door Rotterdammers. De handelsgeschiedenis en ondernemersmentaliteit die deze stad hebben gemaakt, is tastbaar aanwezig in het museum.”

Wat is uw persoonlijke visie op etnografische musea anno 2016?

“Vroeger waren etnografische musea een soort vensters op de wereld. Er was geen internet of televisie, we reisden veel minder. Door middel van de objecten en verhalen die handelaren, onderzoekers en avonturiers meebrachten, kregen we een kijkje in die andere culturen. De aandacht was daarbij vooral gericht op de verschillen. In de huidige tijd moet het veel meer gaan om het laten zien van verbanden, hoe culturen elkaar beïnvloeden en waar de rijkdom die wij delen vandaan komt. We leven inmiddels met meer dan 170 nationaliteiten in Rotterdam. Als je vandaag de dag het vak vaderlandse geschiedenis doceert op een basisschool, moet je van vele markten thuis zijn. Het erfgoed dat we bewaren verhoudt zich op een heel andere manier tot onze moderne complexe samenleving.”

Bewustwording dus.

“En juist etnografische musea kunnen daar een rol in spelen. Het zou helpen als we ons er meer van bewust zijn wat wij ons allemaal hebben toegeëigend. Vlakbij Amsterdam CS zit een Oudhollands koffiehuis met Perzische tapijtjes op de tafels. Dat was natuurlijk heel exotisch toen het in de negentiende eeuw naar Nederland gehaald werd. Dat hebben we ons eigen gemaakt – nu noemen wij het Oudhollands. Daar staan we niet meer bij stil. Negentig procent van wat er in de supermarkt ligt is culturele rijkdom die wij ons hebben eigen gemaakt. Het vreemdste vind ik nog de Nederlandse leeuw. Als je daar iets langer over nadenkt…”

Een museum moet niet belerend of statisch zijn, benadrukt Jan Willem; het moet relevant zijn in het nu. “Etnografische musea gaan niet langer alleen maar over verre werelden. Ik zoek het liever dichtbij en in interactie met de mensen die hier leven.”

Wat ziet u voor zich?

“De volgende tentoonstelling, die wij maken met Abdelkader Benali, gaat over eetculturen. Daarbij zie ik een lange tafel voor me over de Coolsingel, met eten uit alle culturen, schalen die worden doorgegeven…”

‘In de huidige tijd moet het veel meer gaan om het laten zien van verbanden, hoe culturen elkaar beïnvloeden en waar de rijkdom die wij delen vandaan komt’

Waar woont u zelf?

“Boven Loos, met uitzicht op de Veerhaven en de Parklaan – schitterend wonen! Ik ben geboren en getogen in Amsterdam en verhuisde net voor mijn 65e naar Rotterdam. Ik ben een appartement in Amsterdam-Noord aan het bouwen, maar weet niet zeker of ik er ooit ga wonen…”

Van huis uit bent u econometrist…

“Ik ben niet afgestudeerd, maar dacht lang dat ik het wilde worden. Ik heb ook vier jaar als assistent onderzoeker bij de Stichting voor Economisch Onderzoek gewerkt. Toen wist ik dat dat het niet was! (lacht)

Daarna heb ik twintig jaar in de reclame gewerkt en door mijn belangstelling voor kunst en cultuur rolde ik – zonder opleiding of ervaring in het culturele veld – als zakelijk directeur het Rijksmuseum binnen. Persoonlijk ben ik blij dat ik zoveel verschillende dingen heb kunnen doen. Ik heb een rijk gevarieerd netwerk opgebouwd en over tal van schuttingen kunnen kijken.”

‘Het Wereldmuseum moet natuurlijk wel een huwbaar bruidje zijn met een redelijke bruidsschat’

Wat hoopt u van de uitspraak?

“Ik hoop op een ruime bekostiging, zodat wij kunnen voortbestaan. Fuseren? Graag, mits het een gezonde, duurzame fusie is. Het Wereldmuseum moet natuurlijk wel een huwbaar bruidje zijn met een redelijke bruidsschat. We willen als museum uiteraard onze eigen identiteit bewaren, sterk verbonden met de stad en met een sterke Rotterdamse programmering.”

“Het Wereldmuseum was in de jaren negentig van de vorige eeuw een voorloper. Het brak met heel veel tradities; daar moeten we naar terug. Het moet ook laagdrempeliger. Het gebouw is al monumentaal, en dan heb je ook nog die rode loper. Dat verhoogt de drempel en maakt het elitair. We willen ook meer programmeren met jong Rotterdams talent.”

Als het museum straks weer op de rails staat…

“Daar gaan we vanuit!”

…dan vertrekt u weer. Jeukt het niet om uw ideeën uit te voeren?

“Het jeukt altijd, maar ik ga het niet doen. Ik maak plaats voor mijn opvolger. Ik ben al met pensioen ook joh, ik reis gratis met de tram!”