Half Rotterdam is omgeleid, de metro’s puilen uit en pezige mannen en zwetende vrouwen domineren het straatbeeld. Maar gezellig dat het is! Zeker een kwart van de Rotterdammers staat binnenkort weer langs het parcours van de marathon om de lopers aan te moedigen. De Marathon Rotterdam in zeven stappen, aan de hand van directeur Mario Kadiks.
De sfeer
“De marathon en Rotterdammers, het was liefde op het eerste gezicht. Wij Rotterdammers zijn gecharmeerd van harde werkers. Lopers zijn doorzetters. Dat wekt bewondering en enthousiasme langs het parcours. En daar worden de lopers weer blij van. Die sfeer maakt de Rotterdamse marathon uniek. In andere steden zie je dat de belangstelling taant zodra de winnaar binnen is. Hier begint het feest dan pas. Het openingslied van Lee Towers ‘You never walk alone’ klopt heel erg.”
De verbinder
“De marathon verbindt. Het parcours loopt als een lang lint door alle wijken, dwars door de multiculturele samenleving heen. Elke wijk heeft een bepaalde geur, klank en uitstraling en de bandjes en dj’s langs het parcours benadrukken dat. Samen vormen ze de hartslag en de urban beat van Rotterdam. In de ene wijk speelt een Turkse rockband, in de ander een dixielandorkest. Voor de deelnemers geldt: iedereen is gelijk. Of je nu uit Afrika komt of China, prof bent of amateur, man of vrouw. Alle deelnemers staan voor die 42 kilometer.
De sport
“De marathon is een podium van 42 kilometer en 195 meter. Daar lopen 30.000 hoofdrolspelers op. 900.000 mensen komen kijken in die grote zaal. Alle lopers zijn winnaars. De een gaat voor een record, de ander wil hem gewoon uitlopen. Als je je inschrijft, ga je een journey aan. Je gaat trainen, meer op je eten letten. Je verandert morfologisch, valt af. Je ziet vooruitgang, voelt je trots. De marathon zelf is de grote finale van die inspanningen.“
De organisatie
“Wij kunnen niet vooraf een zaal huren en daar in alle rust een evenement voorbereiden. Ons evenement vindt plaats op de openbare weg, die de dag daarvoor nog in gebruik is. We sluiten wegen af, vangen (vip)gasten en topatleten op, instrueren 1300 vrijwilligers. Faciliteren de pers, plaatsen meer dan 20 kilometer aan dranghekken en werken nauw samen met politie, brandweer, RET en ambulance. Alle logistieke radartjes moeten in elkaar grijpen. En de marathon moet precies om half elf ’s ochtends starten. Daar is alles op geënt: de warming-up van de lopers én de live-uitzendingen op de tv.
Het parcours
“Eigenlijk willen we af van dat stukje parcours in de Alexanderpolder. Het hangt erbij als een soort appendix. Maar die twee kilometer vinden we elders niet. We stellen veel voorwaarden aan het parcours. Er moet ruimte zijn voor hulpdiensten en publiek, we willen geen wijken afsluiten. We gebruiken liefst doorgaande wegen, bochten moeten ruim zijn, de route beschut en we willen het liefst alle wijken aandoen. Dan zijn er natuurlijk nog de opbrekingen in de stad. Het is een puzzel.”
‘Dit is de mooiste marathon van Nederland’
De (op een na) snelste
Op papier is Rotterdam snel. Maar het laatste wereldrecord stamt uit 1988. “De ingrediënten voor een wereldrecord zijn: een goed parcours, topvorm van de atleten, chemie in de topgroep en goed weer. Het weer is ons al jaren niet goed gezind, de windkracht was steeds vier à vijf. Ik wil Berlijn verslaan, zij hebben gemiddeld de snelste marathon. Wat kunnen we doen? Een mooi-weer-dans. Ideaal is een graad of tien, maximaal windkracht 2, lichtbewolkt en 65 procent luchtvochtigheid. Als ik ergens jaloers op ben, is het op dat mooie loopweer in Berlijn. Staalblauwe hemels, windstil. De laatste tien jaar hadden ze steeds geluk. Als wij dat toch een keer zouden hebben…”
De economie
“Op de dag van de marathon wordt zo’n 33 miljoen euro omgezet in hotels, restaurants, het (openbaar) vervoer en in de rest van de stad. De marathon wordt live uitgezonden in 23 landen. Dat is een langgerekte reclamespot voor Rotterdam, met mooie helicoptershots en fantastische beelden van de Kuip, Ahoy, de Kubuswoningen, noem maar op. De economische waarde is dus nauwelijks te onderschatten.”
Het is afzien tot en met. Je grens opzoeken én er keihard overheen gaan. Bloed, zweet en tranen. Veel snot ook. Om over het geschuimbek maar te zwijgen. Toch staan er ook dit jaar weer 30.000 mensen te trappelen aan de start, of ze nu voor de marathon zelf gaan of voor een korter loopje. Wat beweegt de deelnemers? Wat willen ze bewijzen of bereiken? Drie portretjes van deelnemers oplopend in leeftijd en het aantal door hen af te leggen kilometers.
‘Supergrappig dat we alle vier meedoen’
Eén gezin, vier sportieve kinderen. Vader en moeder Danny en Ruth hebben het er maar druk mee. Jelle (12), de oudste, zit op atletiek en boogschieten en volgt op het Hoeks Lyceum ook nog eens het ‘sport-extra’-programma. Door hem kwam het ook dat alle vier de kinderen zaterdag 13 april meedoen aan de Kids Runs. “Ik had wel weer eens zin in een wedstrijdje naast de juniorencompetities van de atletiekvereniging. Toen gingen we zoeken en kwamen we deze looop tegen. Het leek me erg leuk.”
Ook Noor, Mink en Diede houden van rennen. De kans dat de broertjes en zusjes samen blijven lopen tijdens de wedstrijd, is klein. Jelle, met een knipoog: “Ik hoop het niet.” Mink: “Het gaat om je eigen prestatie.” Diede: “Jelle loopt veel harder dan ik. Maar ik wil wel een nieuw record halen.” Het plezier van ‘heel hard kunnen rennen’ staat bij alle vier voorop. Jelle: “Ik ben niet zo goed in lange afstanden, dus ik weet nu al dat ik niet ga winnen. Ik ga gewoon voor het leuke!”
Speciale trainingen voor de Kids Runs? Niet nodig. De trainingen op de atletiekvereniging waar drie van de vier kinderen op zitten, moeten voldoende zijn. En Noor heeft dankzij het volleyballen een goede conditie. Kunnen we de vier spruiten Van de Wal over pakweg tien jaar aan de start van de marathon verwachten? Noor en Jelle hebben zo hun bedenkingen, maar Mink en Diede zien het helemaal zitten. Mink: “Dat zou ik heel erg graag willen!”
Natuurlijk vliegen de vier elkaar wel eens in de haren, maar dat ze nu met zijn allen meedoen aan de Kids Runs, dat vinden ze toch wel ‘héél erg leuk’. Of, zoals Jelle zegt: supergrappig!”
‘Als ik die veegwagen maar voor blijf!’
Sportief is ze altijd al geweest, maar rennen? Nee. Tot Aafke Leenvaar de film ‘De Marathon’ zag met een stel vriendinnen. “Na afloop van de film zei een van de meiden: ‘Zullen wij ook gaan lopen?’ Zo is het begonnen. Meteen de volgende dag ben ik gaan trainen, net toen er een dik pak sneeuw lag. Ik liep direct vijf kilometer, dat viel me mee. In de sportschool doe ik namelijk vooral krachttraining, terwijl dit een duursport is. Nu train ik al een maand drie keer per week. Ik hoef steeds minder vaak te stoppen en loop inmiddels acht kilometer.”
Leenvaar geniet van het lopen. “Het is erg lekker om buiten te sporten, veel leuker eigenlijk dan de sportschool. De ene keer loop ik fijn in het zonnetje, de andere keer verdwaal ik in het donker op kleine paadjes. De eerste kilometers moet je doorzetten, steeds tegen jezelf zeggen: ‘Nee, je bent niet moe.’ Daarna lijkt het vanzelf te gaan.” Dat zal de befaamde runners high zijn.
Een ding is zeker, na de 10 km Loop gaat Leenvaar door met trainen. “Het zou wel mooi zijn om de marathon een keer te lopen. Als Rotterdammer moet je die toch een keer gedaan hebben!” Moet er nog gepresteerd worden op de 10 km Loop? “Nou, ik heb wel een winnaarsmentaliteit. Op de sportschool train ik ook niet met kleine gewichtjes. Op de Loop wil ik dus wel iets neerzetten. Of, beter gezegd: ik ga er alles aan doen om die veegwagen voor te blijven!”
‘Dit is mijn stad, mijn marathon!’
Hans is een ‘Super Marathon Master’. Een titel die je krijgt voor het meer dan tien keer volbrengen van de Marathon Rotterdam. “Als jongetje van Rotterdam-Zuid voetbalde ik. Door een blessure ging dat niet langer. Omdat ik elk jaar die marathon voorbij zag komen, besloot ik dat te gaan doen. Ik heb in totaal 77 marathons gelopen, ook in steden als New York en Berlijn. In Rotterdam doe ik voor de 24e keer mee. Dit is de mooiste. Dit is mijn stad, mijn marathon! Qua uitstraling en sfeer is het groots hier. Het publiek is heel enthousiast en staat rijendik.”
Hans is net begonnen aan ‘zijn tweede hardloopleven’. Een gescheurde kruisband, een bijgeknipte meniscus; zijn medische geschiedenis hield hij bij op zijn blog runninghans.nl. In elk geval: pas in 2011 bleek waarom hij als voetballertje zo’n last had. Zijn kruisbanden bleken al die jaren gescheurd. Nu gaat het weer goed. “Om de week loop ik op zondag een lange afstand. Door de week doe ik intervalloopjes. Soms train ik alleen, soms met leden van mijn atletiekvereniging Energie. Saai? Welnee. Ik trek mijn schoenen aan en loop naar buiten. Vooraf weet ik niet of ik linksaf of rechtsaf ga. Ik vind het wel altijd leuk om wat stadsleven mee te pakken.”
Hans’ familie zal niet klagen over zijn vele trainingen. Zijn vrouw loopt ook marathons en sinds twee jaar zijn ook zijn dochters besmet met het loopvirus. Al wagen ze zich (nog) niet aan marathons. “De snelste tijd die ik liep is 3.24 uur. Meestal loop ik om grenzen te verleggen, maar soms ook puur voor de fun. Aangezien ik op één april nog mee doe aan een 60 kilometer loop op Texel, weet ik nu al dat ik dit jaar in Rotterdam geen toptijd zal lopen. Ik ga puur voor de lol en natuurlijk voor dat handje van de burgemeester na afloop.”