“Iedere dag begin je helemaal opnieuw. Je bent nooit ouder dan één dag. En wie zo leeft, zo in het nu, heeft het eeuwige leven”, zei Jules Deelder in zijn interview met Gers! in 2018. Een strijd met de dood is er dan ook niet, meende hij. Volstrekt zinloos. Deelder, onder het genot van een kop koffie en een glas Moulon, zijn favoriete cognac: “De uitslag staat vooraf vast. Ga uit van de onmiddellijkheid van alles en besef dat niets zich zal herhalen. Dan leef je bevrijd.” Blijf jezelf, wil hij maar zeggen. “Al ben je morgen weer iemand anders dan vandaag.”
Ooit zei Deelder te hopen dat er minstens één gedicht van hem overblijft dat mensen zich herinneren zolang de Nederlandse taal wordt gebezigd. Ergens zou hij het waarderen als juist zijn 932 verzen tellende Portret van Olivia de Havilland die eeuwigheidswaarde zou hebben. “De verbinding tussen alledaagse dingen die anderen tot dan toe zijn ontgaan, heb ik in dat gedicht willen brengen. Als een fotograaf die met flits een foto neemt en daarmee voor een moment het duister doorbreekt, zodat de omgeving zich openbaart in al zijn simpele luister. En daarna is het weer verdwenen. Wat het nut daarvan is? Dat vraag ik me helemaal niet af. Wie die vraag gaat stellen, maakt nooit iets af. Er is te veel dat niet in woorden te vatten is. Onbeholpen gemompel in de marge, getast in het duister waar slechts heel soms een lichtflits de boel zichtbaar maakt. Pats! Dat moet genoeg zijn.
Hopen we dan maar.”
Ook als je doodgaat, springt er een fel licht aan, dacht Deelder. “Dan merk je pas dat je al die tijd in het duister gelopen hebt. Wie zal het zeggen of het echt zo gaat. Van de dood kan niemand zich een voorstelling maken. De dood is goed en de dood is slecht. De dood is fair en de dood is next. Als je doodgaat, draait de boel gewoon door. Het zou lichtelijk teleurstellend zijn als je meneer Jansen bent en dat je na je dood nog steeds meneer Jansen blijkt te zijn. Je laat je ego en je zware gebeente achter; dat is een verlossing. Jij gaat dood en op hetzelfde moment zijn er heel veel geboortes die een greep doen uit de pot collectieve herinneringen. Niemand komt blanco ter wereld.”
Zou dat betekenen dat er ook ooit een nieuwe Deelder kan opstaan? “Op Mars”, lacht hij. “Ik weet niet of ze daar behoefte hebben aan poëzie maar het is te hoogmoedig te denken dat wij het eindpunt van de evolutie zijn. Er komen nieuwe mutaties. En zij krijgen het moeilijk op aarde, want die hebben wij inmiddels grotendeels onbewoonbaar gemaakt. Wij zijn aan het eind van ons Latijn, maar de evolutie blijft doorgaan. Dat is het eeuwige leven dat zich om ons heen afspeelt. Het eeuwige leven dat schijt heeft aan de dood. Daar kan onze stompzinnige hoogmoed niks aan veranderen.”
Passage uit het interview met Jules Deelder, gepubliceerd in Gers! #18.