25 jaar geleden opende het Chabot Museum, dankzij een particulier initiatief van Rob en Christien Grootveld-Parrée, zijn deuren in het Museumpark. En al 25 jaar zet Jisca Bijlsma, destijds vers uit de studiebanken, zich met hart en ziel in. “Chabot heeft de stad nog heel veel te bieden.”
25 jaar geleden zat ze hier ook, in de kelder van de villa in het Museumpark. Toen waren de bouwwerkzaamheden in volle gang. Jisca, directrice van het Chabot Museum, zet twee dampende mokken koffie neer en voegt zich bij ons aan de grote ronde tafel. “Opengewerkte muren, er moesten leidingen getrokken worden, we voerden gesprekken met allerlei adviseurs”, somt ze op. “De lat lag hoog. We wilden op het allerhoogste niveau acteren, dus alles moest op orde zijn. Keihard werken, heerlijk! En dat je dan ineens denkt: O ja, we moeten straks open met een tentoonstelling.” Jisca lacht hartelijk. “Dat was spannend hoor, vooral ook omdat – ik zal nu even een bekentenis doen – ik Chabot nog nauwelijks kende. En nu stond ik mede aan het roer van een museum dat op hem gebaseerd was!”
Onzekerheid
Een advertentie in een krant wekte haar belangstelling: “Erfgoedhuis Zuid-Holland zocht namens een opdrachtgever naar assistentie bij het opzetten van een museum voor moderne kunst. Een vrijwilliger. Ik was eigenlijk nog maar net afgestudeerd aan de UvA en op zoek naar een baan. Ik besloot gewoon eens te bellen.”
Het museum bleek het Chabot Museum, mogelijk gemaakt dankzij een particulier initiatief van de familie Grootveld. Die hadden niet alleen het pand, maar ook de collectie van Chabot aangekocht. De collectie bevond zich daarvoor nog in de Berglustlaan in Hillegersberg, in het woonhuismuseum van het echtpaar Tol-Breugem, trouwe verzamelaars van het werk van Chabot. “Dat is allemaal niet zonder slag of stoot gegaan”, weet Jisca te vertellen, al was dit voor haar tijd. “Er werden discussies gevoerd in de media maar ook in de raadszaal. Moest Boijmans de collectie aankopen? De gemeente? Of toch het Rijk? Die vragen leefden heel erg.”
Rob en Christien Grootveld maakten uiteindelijk een einde aan de onzekerheid: “Zij vonden dat de collectie in Rotterdam moest blijven én voor publiek zichtbaar. Gelukkig, want dit is een oer-Rotterdamse collectie, voornamelijk hier geschilderd in de oorlogsjaren.”
‘We zijn gewoon begonnen, geen van ons had echt ervaring met het opzetten van een museum’
Maar toen begon het pas. Jisca knikt even lachend. “Ja, het was pionieren. We zijn gewoon begonnen, geen van ons had echt ervaring met het opzetten van een museum. Nog tijdens de verbouwing schreven we alle Nederlandse musea aan en leenden werk van Chabot voor de eerste tentoonstelling. Het groeide gestaag steeds steviger.”
Ze zwijgt even. “Ik had nooit het idee dat het níet zou lukken. Toen ik hier voor de allereerste keer binnenstapte was ik al overtuigd. Ik was enorm onder de indruk van het pand en de modernistische architectuur; huiselijk, niet te groot, de ruimte, de rust… Het deed me denken aan Museum Overholland, destijds naast het Van Gogh Museum in Amsterdam – ook in een statige villa en met prachtige tentoonstellingen. Datzelfde warme, intieme gevoel met museale allure kreeg ik hier ook. Ik zag meteen de mogelijkheden!”
Ruigheid
Inmiddels is haar band met de kunstenaar hecht. Jisca, sinds tien jaar directeur van het Chabot Museum, leunt achterover in haar stoel als ze aanstalten maakt om over haar passie voor de naamdrager van het museum te vertellen. “Ik vind hem zó goed. Hij blijft keihard overeind in welke tentoonstelling dan ook, hij komt altijd sterk en eigen naar voren, dat is ongelooflijk. Hij had lef en moed, dat herkennen andere kunstenaars ook.”
Chabot is eigenlijk een beeldhouwer die schildert, hij werkt heel gelaagd, stelt Jisca: “Dat zegt de restaurator ook als ik over zijn schouder meekijk. ‘Hoe hééft ‘ie het voor elkaar gekregen?’ Chabot heeft het zich nooit gemakkelijk gemaakt en dat wringende voel je soms in zijn werk. Je voelt die enorme intensiteit in zijn zoektocht naar beeldoplossingen. Hij beheerste zijn technieken als geen ander. Hij treft de ruigheid van de zee, de sfeer van de elementen. We hebben hier werken die hij met twaalf jaar maakte. Toen al ving hij het licht, de wind in de bomen… Zo knap.”
Schenkingen
“We hebben ons profiel wel te pakken”, antwoordt Jisca op de vraag wat nu speelt. “Steeds meer mensen weten ons te vinden en dat betekent dat we prachtige collecties soms op een presenteerblad aangereikt krijgen.” Ondanks dat Chabot het uitgangspunt is, vonden werken van andere kunstenaars al vanaf dag één een plek in het museum. “Een jaar na opening hadden we uit Parijs de voorstudie van Zadkines ‘Verwoeste Stad’ hier in de tuin staan. Dat was enorm kostbaar en een ongelooflijke operatie. Toen was de toon wel gezet.”
Door de jaren heen heeft het museum ook mooie en belangrijke schenkingen ontvangen, zoals de collectie Schortemeijer, verzamelaar en tijdgenoot van Chabot. En meer recent de gehele privécollectie werken op papier van de kunstenaar Armando, die volgend jaar wordt getoond. Nu hangt de collectie van kunstschilder Georg Stahl in het museum. Een cadeau, stelt Jisca, letterlijk en figuurlijk. “Zijn zoon belde ons op! Hij vond dat de collectie van zijn vader in Rotterdam thuishoorde. Het werk van Stahl is heel Rotterdams, wist je dat? Hij vluchtte in 1930 uit Duitsland naar Rotterdam uit angst voor het dreigende Nazi-regime en werd hier met open armen ontvangen door zijn collega’s. Zijn belangrijkste werken maakte hij in zijn atelier aan de Maaskade, zijn eerste tentoonstelling was in Rotterdam.”
Voetballer
Maar er is natuurlijk veel meer Chabot te vinden dan alleen ín het museum. “Chabots sporen liggen door heel Rotterdam”, zegt Jisca. “Denk aan ‘De Voetballer’ in de Kuip. We hebben een mooi project gedaan rondom dat beeld samen met Conny Janssen Danst. Of zijn werk op de begraafplaats. Wij zoeken actief de verbinding met de stad en werken graag samen om de Rotterdamse verhalen nog beter uit te kunnen dragen. Zo organiseren we stadswandelingen in Blijdorp en rondleidingen langs de Museumparkvilla’s en door de Van Nellefabriek.”
‘We dromen volop. Chabot is nog lang niet uitgeput in Rotterdam’
Vijfentwintig jaar na opening is, wat Jisca noemt, de derde fase aangebroken. “De eerste fase was verbouwen en verkennen. Daarna gingen we onszelf beter profileren. De derde fase: een nóg sterkere verankering in Rotterdam, een verbreding van de collectie, internationale lijnen verder uitzetten.” Ze herinnert zich een beleidsstuk dat ze in de begindagen van het museum schreef, over precies deze ambities. “Ik dacht er toen binnen vijf jaar te zijn, maar dat heeft blijkbaar 25 jaar nodig.” Ze lacht even. “Maar we dromen volop. Chabot is nog lang niet uitgeput in Rotterdam. Evenmin zijn al zijn verhalen verteld. Die blijven wij delen. Henk Chabot is een kunstenaar die inspireert en waar we trots op mogen zijn.”