Meschac Gaba wil al zijn hele leven kunst maken. Omdat je daar in zijn geboorteland Benin (West-Afrika) geen les in kunt krijgen, ging hij als leerling voor een kunstenaar werken. “Maar ik wilde meer ervaringen opdoen, dus ging ik reizen.” Als de Rijksakademie in Amsterdam hem in 1996 de kans geeft een opleiding te volgen, pakt hij deze met beide handen aan. Hier kan hij een eigen stijl ontwikkelen en zich hard maken voor de acceptatie van kunst uit Afrika als contemporaine kunst. “Het is bizar dat je als Afrikaanse kunstenaar alleen in etnografische musea zou kunnen exposeren.”
Via het Mondriaanfonds kan Meschac in 2004 een jaar naar New York. Als hij in Harlem Afro-kappers ontdekt waar mensen met haarextentions werken, ziet hij een connectie met zijn geboortegrond. “Ook in Benin zijn veel kapperszaken waar ze met extentions werken. Ik wilde iets met het idee dat haar onderdeel is van je identiteit, zowel in het Westen als in Afrika.” Wat dat moest worden, wist de kunstenaar toen hij al die hoogbouw om zich heen zag. “Het was alsof de mensen die hoge gebouwen op en in hun hoofd meetorsen”, lacht hij. “Zo kwam ik op het idee om pruiken in de vorm van gebouwen te maken. Het zijn cityscapes in haar.”
Na New York volgen steden als Parijs en Kaapstad waar Meschac tijdelijk woont en zijn pruiken maakt naar voorbeeld van lokale gebouwen. Toen gastconservator Paul Faber van het Wereldmuseum hem vroeg hetzelfde te doen voor Rotterdam, de stad waar Meschac nu woont, voelde hij zich vereerd. “Mijn pruiken vormen inmiddels een overzicht van de plekken waar ik geweest ben.”
De pruiken zijn niet massief, anders zijn ze niet te tillen. Ze bevatten een ijzeren vormconstructie. Dan nog zijn er tot vijftig strengen synthetisch haar in verwerkt, waardoor ze enkele kilo’s wegen. “Niet iets om een avond mee uit te gaan.”