“Thuiskomen. Dat betekent het Oostplein voor mij. Na anderhalf jaar rondreizen in Australië kon ik bij mijn broer onderdak krijgen aan de Admiraliteitskade. Ik was gewend om uit mijn tas te leven en dat heb ik nog een tijdje volgehouden. Rusteloos was ik, gewend aan een reizend bestaan. Eerst vond ik dat helemaal niet erg, maar na een tijdje veranderde dat. Het Oostplein werd mijn thuis. Je hoeft niet naar het centrum, je hebt er alles. Misschien klinkt het een beetje suf, maar het ons-kent-ons-gevoel vind ik een fijn nostalgisch sfeertje. Voor je het weet sta je weer een uur op straat te kletsen. En de kroegjes natuurlijk. Helaas zijn er wel heel wat verdwenen; dat de Struisenburg failliet is gegaan, is eeuwig zonde. Maar ik verwacht niet dat het een vergeten buurt wordt, het bloeit echt wel weer op.
De Pui van Jaap is er nog steeds, een mooi café waar de mensen gewoon blijven komen en waar ik onlangs nog heb opgetreden. Juist dit soort kroegen blijven me trekken. Als bezoeker, maar ook als muzikant. Want het zijn gezellige plekken om mijn muziek te brengen. De buurt heeft het imago studentikoos te zijn. Maar naar mijn idee is er een goede mix, want de studenten van vroeger zijn er gewoon nog. Zelf ben ik er ook jaren blijven wonen, tot drie jaar geleden. Met pijn in mijn hart ben ik verhuisd, omdat ik mijn muziekinstrumenten en apparatuur niet meer kwijt kon in mijn flat. Als ik mijn huis kon verplaatsen naar het Oostplein, zou ik het zo doen.”