Don Diego Poeder ziet er niet slecht uit. Afgetraind, zou je bijna zeggen. Droog. Klaar om de volgende gast knock-out te slaan. Ware het niet dat de wereldkampioen van weleer vorig jaar zijn laatste wedstrijd heeft gebokst. Nu maakt hij films. Korte psychologische thrillers met titels als: Ouderwets gemeen, Angsthaas en Man met een missie. Overal waar hij gaat, gaat zijn notitieblokje mee.
Het interview vindt plaats in een Turks eettentje, pal naast de uitgang van Station Schiedam. Daar zit het zwaargewicht, in de hoek. In strak shirt en trainingsbroek, net klaar met zijn werk als instructeur bij een Rotterdamse fitnessclub. Zijn spierballen zijn nog steeds formaat voetbal. Zijn tatoeages niet veel kleiner. Op de tafel notitieblokje en laptop. “Ik was vroeg, dus ik ben wat verhaaltjes aan het uitwerken voor mijn nieuwe film.”
‘Er is zéker ook een Don Diego na het boksen’
Van bokser naar filmmaker. Hoe kwam je daar op?
“Toen ik terugkwam uit de Verenigde Staten, in 1999, had ik twee belangrijke partijen verloren. Ik ging schrijven om niet in de put te raken van mijn gedachtes. Het heeft me erg geholpen, het was therapeutisch. Eerst schreef ik op wat ik meemaakte op een dag. Daarna werden het verhaaltjes. Tijdens mijn bokscarrière had ik maar één hobby: lezen. Thrillers, daar houd ik van. Ik heb bijna alles van Stephen King gelezen. Toen zei iemand: ‘Je moet meedoen aan Kort Rotterdams. Als je wint, krijg je 34.000 euro om een film te maken.’ Dat was in 2003. Ik won met De Sofa. Ik heb een cursus scriptschrijven gevolgd en de film gemaakt.”
Waar ging het verhaal over?
“Over een man die niet meer ziet wat echt is en wat niet. Hij is bang, rent weg voor de mensen die hem liefhebben. De Sofa is vertoond op het Filmfestival van Rotterdam. Die prijs was voor mij een teken om door te gaan. Toen ik wereldkampioen boksen werd, kreeg ik 25.000 dollar. Schrijf ik een verhaaltje, win ik 34.000 euro.”
En nu?
“Ik ben de zesde film aan het schrijven. De vijfde ‘Man met een Missie’ wordt nu gemonteerd. Hij is grandioos! We sturen hem in naar filmfestivals. Winston Post van Goede tijden, slechte tijden heeft de hoofdrol. Hij speelt een man met wie alles fout gaat. Maar uiteindelijk zet hij toch door om zijn missie af te ronden. Doorzettingsvermogen, daar gaat het ook in mijn leven om.”
Kunnen we je filmpjes ergens zien?
“In het najaar komen ze op mijn website. In de bioscoop draaien ze niet, daarvoor zijn ze te kort. En ik stuur ze wel steeds in naar het IFFR, maar mijn timing is niet zo goed. Dan is de inschrijving weer net gesloten. Of wordt de film niet toegelaten. In het voorlaatste filmpje zat inderdaad een grove fout. Die werd dan nog wel getoond op de ‘pechdag’ van LantarenVenster, waar films getoond worden die te laat zijn ingediend. Maar dat wil ik dus niet meer. Ik wil op het festival zelf, zoals mijn eerste film.”
Is dit je toekomst?
“Je hoort er pas echt bij als je een speelfilm maakt. Dat is mijn doel. Via de stichting Don Diego Poeder proberen we sponsors te werven. In het begin werd ik niet serieus genomen. Iemand zei me: ‘Jij bent geen ondernemer.’ Ik zei: ‘Ho, ho vriend. Ik ga achter de sponsoren aan, ik schrijf het verhaal, ik produceer en ik acteer als dat nodig is. Dus hoezo: geen ondernemer?’ Toen bond hij in. Hij wist ook wel wie ik was…”
Hebben de filmpjes en je werk als fitness-instructeur voorkomen dat je in een zwart gat viel?
“Voordat je iets gaat doen, moet je weten wat je daarna gaat doen. Ik ben al tijdens het boksen begonnen met schrijven en heb een opleiding sportinstructeur gevolgd. Toen ik net geselecteerd was voor het Olympisch team, verkocht ik broodjes in Nighttown. Ik heb altijd de balans gehouden. Natuurlijk: er is een Don Diego van voor het boksen, een Don Diego tijdens het boksen, maar er is zéker ook een Don Diego na het boksen. Maar dat is een tijdsindeling. Ik ben altijd dezelfde gebleven, een gedreven persoon. Door mijn gedrevenheid kan ik doen wat ik nu doe, schrijven.” Toch blijkt ook bij die laatste Don Diego – de schrijvende – de ring nooit ver weg. Het onderwerp boksen blijft terugkomen.
Boks je nog?
“Natuurlijk. Ik train volop. Harder dan je zou denken. Ik ben hier en daar sparringpartner en geef personal training. Ik doe nog met de jonkies mee. Sommigen van hen waren nog niet geboren toen ik wereldkampioen werd. Komen ze heel stoer doen. Zeg ik: ‘Goed, dan gaan we toch sparren?’ Ze hebben conditie, maar geen techniek en de knowhow. Die gasten zijn wel snel, maar gelukkig nog niet goed.”
Ben jij nog goed?
“Natuurlijk ben ik nog goed! Je verleert het niet. Ik ben wel wat langzamer, herstel wat minder snel.”
‘Toen ik wereldkampioen boksen werd, kreeg ik 25.000 dollar. Schrijf ik een verhaaltje, win ik 34.000 euro’
Denk je na over een comeback?
“Ik negeer die vraag even.”
Dan stel ik hem opnieuw.
“Ik boks nu voor de fun. Tuurlijk denk je wel eens: was ik nog maar… Ik ben nog sterk. En ik houd mijn gewicht laag.”
Ik hoor geen duidelijke nee.
“Ik houd het in het midden. Inderdaad, dat is geen nee. Ik sluit nooit iets uit.”
Je had het net al even over je tijd in Amerika. Wat is daar precies gebeurd?
“Ik zat daar zes jaar. Werd daar wereldkampioen. Was vijf jaar lang ongeslagen. Had me eindelijk bewezen als Europeaan. Stond op het punt om het grote geld te gaan verdienen. Ik moest nog één wedstrijd winnen en dan had ik partijen voor een à twee ton kunnen gaan boksen. Toen kreeg ik heimwee. Ik was mentaal gebroken. En ik verloor. Twee keer achter elkaar. Dat was zuur.”
Kreeg je pas op het laatst heimwee?
“De eerste vier jaar woonde ik in New York. In die stad ga je nooit heimwee krijgen. Toen kon ik met een toptrainer gaan werken in Los Angeles. Bij aankomst dacht ik gelijk: nee. Maar ja, je bent een man, een stoere Joop. Toen ik het uiteindelijk wel vertelde, zei mijn manager: ‘Dit is dé wedstrijd. Daarna mag je weer terug naar New York.’ Ik verloor. De wedstrijd daarna ook. Toen wilde ik terug naar Nederland. Hoe ik toen behandeld werd! Normaal nam hij me na een partij mee naar zijn huis of hij zette me in een hotel om even bij te komen. We dronken samen wat, hij bleef bij me. Nu zette hij me regelrecht af op het vliegveld LAX en vertrok. Ik moest daar acht uur lang alleen wachten. Ik dacht: ik ga nooit meer terug naar Amerika.”
Om niet in de put te raken, ging Don Diego dus schrijven. Ook testte hij zichzelf door de marathon te lopen en bezocht hij een sportpsycholoog. En hij bleef boksen.
Heeft de sportpsycholoog je geholpen?
“Ja. Ik accepteerde wel dat ik kon verliezen, maar het kon toch geen kwaad om te gaan praten. Ik wilde mezelf beter leren kennen. Het heeft me duidelijk gemaakt hoe ik in elkaar zit.”
Je komt over als een rustige, gevoelige man.
“Ik ben gewoon, relaxed. Heb niks meer te bewijzen. Ik doe wat ik doe voor mezelf, voor mijn gezin en voor iedereen die echt om mij geeft. Ik ben vader, dat vind ik heel belangrijk. Ik heb een jongen van acht en meisje van twee. Ik wil mijn kinderen leren dat ze moeten gaan voor hun droom.”
Wat gebeurt er met je als je de ring in stapt? Dan moet je toch wel willen killen?
“Ik wil zeker winnen. Maar killen, dat ook weer niet. Ik heb ooit een tegenstander het ziekenhuis in geslagen. Die man had eigenlijk de ring niet in gemogen. Hij was al beschadigd. Ik was de druppel. Als je die partij ziet, dan snap je het. Het was binnen een minuut voorbij. Hij nam zo’n twintig stoten achter elkaar, toen pas stopte de scheidsrechter de partij. Ik had een klotegevoel. Om daar overheen te komen, heb ik een maand later op dezelfde plek een wedstrijd gebokst. Dat was psychisch zwaar. Je hebt daar toch iemand het ziekenhuis ingeslagen.”
‘‘Ik ging schrijven om niet in de put te raken van mijn gedachtes’
Ben je zelf niet bang voor hersenbeschadiging?
“Ik ga af en toe onder de MRI-scan. Bij de laatste scan was niets te zien. Ik blijf mezelf testen. Want ook al boks ik geen wedstrijden meer, de meeste klappen loop je op tijdens het sparren.”
Voelt het lekker om iemand knock-out te slaan?
“Absoluut. Het is een machtig gevoel. Op dat moment ben je oppermachtig over die persoon.”
Vorig jaar was je afscheidswedstrijd in het Topsportcentrum Rotterdam. Je had toen al vijf jaar geen partij meer gebokst.
“Ik verloor een wedstrijd in Amsterdam, in 2007. Dan blijf je weg, houdt het op. Maar het zat me dwars. Ik werd vorig jaar veertig en dacht: als ik zo meteen écht niet meer kan boksen, dan was dat dus mijn laatste wedstrijd. Verlies in Amsterdam, zonder afscheid. Daarom wilde ik hier afscheid nemen, in mijn eigen stad, of ik nu zou winnen of verliezen.”
Je won.
“Dat was stoer. Maar ook moeilijk. De sparringsessies in de voorbereiding waren gruwelijk. Je moet weer terug naar je hardheid, weer kunnen incasseren. En de tegenstander kwam echt wel om te winnen. Hij was twaalf kilo zwaarder, maar niet zo in shape. Hij mocht niet merken dat ik ook moe was. Ik voelde de spanning van het afscheid ook. Ik won met een technische knock-out. Hij ging drie keer neer in de vierde ronde. Ik ging naar huis, naar mijn vriendin en kindjes. Ik heb wel nog een biertje gehaald bij de avondwinkel. Dat was het dan.”