Een buurt leer je het beste kennen door de ogen van een kenner. Of, in dit geval, een connaisseur. Jonkheer Rob Boddaert (1939) woont zijn leven lang in Kralingen. Hij vertelt – aan de hand van zijn levensgeschiedenis – over plekjes die hem dierbaar zijn. “De wind in je snuit aan de Kralingse Plas, heerlijk!”
Jonkheer Rob Boddaert en zijn vrouw wonen in Landhuis ’s-Gravenhof aan de ’s-Gravenweg. Het monumentale pand herbergde vroeger een directeurswoning en katoendrukkerij Non Plus Ultra. Twee oprijlanen, een ophaalbrug en een landgoed van ettelijk hectaren vervolmaken het plaatje.
Boddaert groeide op aan de Kralingse Plaslaan, op de hoek van de Ramlehstraat, vlak aan de Kralingse Plas. Voor de woningen in de lage flatjes bestond een officieuze ballotagecommissie. “Je moest iets in de melk te brokkelen hebben. Op het niveau van cultuur en beschaving dan hè, niet qua money.” Als klein jongetje maakte hij er de oorlogsjaren mee. Zijn vader – een verzetsman – werd weliswaar verraden, maar kon dankzij een waarschuwing tijdig vluchten. En ja, natuurlijk, er was, zeker na de oorlog, gebrek aan van alles en nog wat, maar de Boddaerts hielden zich verre van zwarte handel. “Als gentleman deed je dat natuurlijk niet. Dat is immoreel.” In feite kwam de familie redelijk ongeschonden de oorlog door. “Mijn jeugd was schitterend, want ik had alles om me heen. Ik zat bij de scouting, de zeeverkenners. Ik was verzot op zeilen en gek op de Kralingse Plas. In die tijd was er minder bebouwing en het kon geweldig waaien over het water. Heerlijk. De wind in je snuit, daar hou ik van. Ik ben een heel vrij mens en hou erg van de natuur. Ik ben ook best wel wild, sauvage. Dat punt bij de Plasmolens, wat nu De Tuin heet, daar ben ik mijn hele leven gekomen. Vroeger was dat een waanzinnig mooi restaurant, met de klassieke flambeertrolley voor de boeuf stroganoff. En het is een meesterlijk punt. Je ziet daar zo die rode bal wegzinken in de plas, prachtig.”
‘De verschillen in Kralingen waren enorm en dat zijn ze eigenlijk nog steeds’
Het verschil tussen Oost en West
Kralingen is mooi, Kralingen is chique, Kralingen is oud-geld. Allemaal waar. Maar Kralingen is ook de Vlietlaan, met zijn belwinkels, Turkse slagers en leegstaande pandjes. Of de Gerdesiaweg met zijn nieuwbouw. Twee gebiedjes waar het gemiddelde inkomen een stuk lager ligt dan – pakweg – de Vijverlaan. Het verschil is te verklaren uit de geschiedenis. Het oude dorp Kralingen werd langzaam verzwolgen door de turfstekerij. Ongeveer tegelijkertijd – eind zeventiende, begin acht-tiende eeuw – bouwden veel welgestelde Rotterdammers buitenplaatsen in Kralingen. Ze wilden de stad, die geteisterd werd door ziektes en stank, ontvluchten. Bekende voorbeelden zijn Lusthof, Trompenburg, Jericho en Vredenhof.
Eind achttiende eeuw komt ook steeds meer industrie naar Kralingen, zoals branderijen, houtzaagmolens, touwslagerijen. Een groot deel van de plassen wordt drooggelegd, het tweede Kralingen krijgt vorm. Het nieuwe hart is de Viersprong: de huidige kruising Hoflaan, Kortekade, ’s-Gravenweg en Oudedijk. Met de industrie kwamen ook de arbeiders naar Kralingen. Vooral nadat Rotterdam het voormalige dorp had geannexeerd, werden er in Kralingen-West in hoog tempo kleine arbeiderswoningen gebouwd, terwijl Oost zich ontwikkelt tot woongebied voor de welgestelde Rotterdammer. Boddaert: “De Jeruzalemstraat, de Betlehemstraat, Jaffa: dat waren allemaal arbeidersbuurten. Dat was niet best toen hoor, hoe die arbeiders moesten wonen. Dat stuk rondom de Vlietlaan, wat nu allemaal is afgebroken, dat waren echt de allergrootste achterbuurten van Rotterdam. Vreselijk, daar kon je beter niet naartoe gaan. De verschillen in Kralingen waren enorm en dat zijn ze eigenlijk nog steeds.”
Bevoorrecht
Boddaert woonde aan de ‘goede’ kant van Kralingen. “Ja, ik ben volstrekt bevoorrecht opgegroeid. Dat kan je wel zeggen. Met een kinderjuffrouw en dienstbodes. Dat had je toen allemaal nog. Misschien dat ik daardoor nu aan de ouderwetse kant ben. Ik houd het graag bij het oude. Zeker vroeger was ik een fervent tegenstander van televisie. Mijn vader had destijds een televisie aangeschaft en die stond bij ons in de library. Ik vond dat een aanfluiting. Een jaar lang ben ik die kamer geblinddoekt binnengekomen als de televisie aanstond. Uit protest. Ik was een beetje in mijn recalcitrante jaren. Pas tijdens het wereldkampioenschap voetbal heb ik de blinddoek afgeworpen. Dat voetballen vond ik toch mooi!”
‘Ik heb vrienden in alle lagen van de bevolking. Ik ga graag mijn eigen gang in het leven’
Jonkheer
Hoe is het om als jonkheer op te groeien? “Toen ik klein was, interesseerde het me niet zo. Maar ja, je krijgt natuurlijk wel van kinds af aan iets mee. Wij behoren tot de elite van Nederland. Mooier kan ik het niet maken, dat is gewoon zo. Je moet je in elk geval netjes gedragen, je hebt toch een beetje een voorbeeldfunctie. En ik ben uiterst kieskeurig met wie ik omga. In bepaalde circuits zal ik nooit verschijnen.” Boddaert heeft bijvoorbeeld een hartgrondige hekel aan verwaande lui en Harry Mens-achtige types. “Wat die Jack Wouterse in dat interview zei, hij heeft gewoon gelijk (Wouterse bestempelde Kralingers als wereldvreemde geldwolven, red.). Hier hebben altijd relatief veel mensen gewoond die het hoog in hun bol hebben. Maar je moet gewoon vriendelijk zijn, tegen iedereen. Mensen die uit de hoogte doen tegen hun personeel… rubbish. Daar heb ik van kinds af aan tegen gevochten, want ik zag hoe dienstbodes soms behandeld werden. Je moet een mens niet behandelen. Behandelen, dat doe je met een zwerende vinger. Een mens moet je op vriendelijke en behoorlijke wijze bejegenen. Wat opvalt: mensen die neerbuigend doen, zijn juist mensen die hard hebben moeten vechten om hogerop te komen. The struggle for highlife.”
Klassiek Kralingen
Boddaert doorliep een klassieke Kralingse opvoeding. Eerst de Kralingsche School, daarna het Libanon Lyceum. Hij was lid van het Kralings zwembad, (het enige zwembad in Nederland met een ballotagecommissie), secretaris van de heren-sociëteit Eendragt maakt Magt en speelde cricket bij Victoria. Maar, zo benadrukt hij: “Ik heb vrienden in alle lagen van de bevolking. Ik ga graag mijn eigen gang in het leven. Als kind bijvoorbeeld kwam ik ook in de armere buurten bij de jongetjes thuis die ook welpen waren. Dat waren eenvoudige mensen en enorm aardig. Met een potkachel in het midden van de kamer, terwijl wij centrale verwarming hadden. Ja, ik was me wel bewust van de verschillen. Dat kwam vooral door de Kralingsche School. Wist je dat die school gesticht is door een paar importlui in Kralingen? Zij stoorden zich buitengewoon aan het platte Rotterdamse accent en die hebben gezegd: ‘Wij moeten een eigen school oprichten waar behoorlijk Nederlands gesproken wordt.’ Maar goed, door die elitaire lagere school was ik me meer bewust van de verschillen. De kledij was anders dan op de volksscholen en we leerden in de derde klas al Frans spreken.”
Kralingen versus Hillegersberg
Als het om geld en beschavingsniveau gaat, wordt Kralingen – zeker in de media – vaak afgezet tegen Hillegersberg. De teneur: in Kralingen woont het oude geld, de echte chic. Hillegersberg is een pleisterplaats voor het nieuwe geld. Protserige, onbeschaafde types die hun rijkdom maar al te graag tonen. Mensen die niet weten ‘hoe het heurt’. Boddaert: “Ik heb niets tegen Hillegersberg. Daar wonen heel aardige lui. Het gaat om het karakter. Ik heb bewondering voor mensen die zelf vanaf de grond een bedrijf opbouwen en tot een succes maken. En dat ze dat geld dan uitgeven aan speedboten en zo, dat moeten ze zelf weten. Ja, in Hillegersberg heeft men misschien de neiging iets meer met rijkdom te koop te lopen. Dat is waar. Laten we zeggen: hoe beschaafder je bent, hoe minder pronkzucht je hebt. In Kralingen wonen relatief toch meer beschaafde mensen.”
‘Tropicana? Een creatief broeinest? Allemaal flauwekul!’
Sportief Kralingen
Boddaert is een sportief man. Zijn hele leven heeft hij getennist, gevoetbald, geschaatst en gecricket. Dat laatste deed hij bij Victoria, waar tegenwoordig alleen nog gehockeyd en getennist wordt. “En ik schiet graag. Ik ben zeventien jaar voorzitter geweest van de Koninklijke Scherpschutters-Vereniging Rotterdam. Het is tegenwoordig niet populair meer, maar schieten is een schitterende sport. Pistool, geweer, revolver, petit-carabin: ik ben meester op alle wapens. Ik ga nog steeds graag. Ook moet ik mijn schietvaardigheid bij-houden. Om de zoveel tijd moet je aantonen dat je het nog kan.”
Vroeger behoorde ook de IJsclub Kralingen tot zijn favoriete plekken. “Dat was echt een enorme trekpleister in de winter. Zoiets als Heerenveen nu. In de zomer was het een tennis- en sportschool. Ik heb van Huib van Mastrigt leren tennissen en boksen. Hij heeft me laten zien wat een echte sportsman is. Je moet de beste willen zijn, maar geen fanaat worden. Jammer overigens dat ze daar die flat aan de kop hebben neergezet. Afschuwelijk.”
Nu we het toch over ergernissen hebben,Boddaert heeft er nog wel een. “De Maas is natuurlijk een schitterende rivier, maar ik stoor me dagelijks aan dat afschuwelijke Tropicana. Dat had daar nooit mogen komen. Op het moment dat die boel failliet was, had er een flinke wethouder moeten zijn om dat rotding af te laten breken. Het heeft geen functie. Creatief broeinest? Allemaal flauwekul! Het belemmert het vrije uitzicht op de rivier. Weg ermee.” Jammer vindt hij het ook dat het gebouw van de sociëteit Eendragt maakt Magt (op de hoek van de Oudedijk en de Waterloostraat) in 1977 werd gesloopt, om plaats te maken voor de metro. “U vroeg mij naar mijn favoriete plek in Kralingen, maar die bestaat dus niet meer. De erker in de sociëteit was schitterend en bood een mooi uitzicht over de ’s-Gravenweg.”
Eigen haard…
Een van Boddaerts lievelingsplekjes, is Trompenburg Tuinen & Arboretum. Dit voormalige landgoed aan de Honingerdijk herbergt een bijzondere collectie bomen, struiken en vaste planten, waar hij nog vaak even gaat ‘spioneren’. Maar het ultieme plekje in Kralingen, dat is zonder twijfel zijn eigen tuin. Wie wil, kan rustig een uur wandelen, en dan is het huis nog niet in zicht. De grasvelden, de sloten (uitloopjes van de Kralingse Plas) de borders, de geschoren buxussen, de bijen-kasten: het onderhoud houdt hemzelf, zijn vrouw, de imker en de tuinman aardig van de straat. Verspreid over het terrein staan diverse bouwsels en ‘hutten’, zoals hij ze zelf noemt. Deels door hem zelf in elkaar gezet. “Ik hou van timmeren en ben gek op kunst. Wat ik dus doe is artistiek timmeren.” Een groepje statafels bijvoorbeeld onder een afdak (‘Hier kun je lekker roken’) en zijn eigen mannenhut, met luie stoelen, boeken, een schaakspel en diverse alcoholische versnaperingen.
Verdriet
Vroeger gaven de Boddaerts regelmatig grote feesten. Die tijd is voorbij. Ook de piano is de deur uit. Voor feesten was geen plek meer, na het overlijden van hun dochter in 2007. Eerder verloren ze ook al een zoon. “Ik heb een mooi leven gehad. Maar er is wel altijd het verdriet van het verliezen van twee van mijn drie kinderen. Over dat soort dingen heb je niets te zeggen in het leven. Je hebt het te aanvaarden.” Op sommige dagen lukt dat, op andere minder. Wat helpt is zijn favoriete stukje tuin. “In de schaduw onder de beuk op een warme dag. Potje schaak, een glas bier erbij.” Veel beter wordt het leven niet.