Rotterdammers maken Rotterdam

Rauw emotie

Mark Boninsegna Tekst

Wim Landuyt (1999) verhuisde voor zijn studie robotica van Antwerpen naar Delft. Een vriend van hem merkte de passie voor het schrijven bij hem op en schreef Wim voor zijn verjaardag in als deelnemer bij de Rotterdamse PoetsClub. Gepakt door de Rotterdamse sfeer, die hem enigszins aan Antwerpen deed denken, besluit hij van Delft naar Rotterdam te verhuizen. 

De PoetsClub opent bij Wim de ogen: hij beseft dat poëzie leuk kan zijn en niet ingewikkeld of hoogdravend hoeft te zijn. Hij wordt frequent bezoeker van de PoetsClub en leert er de kracht en de mogelijkheden van het voordragen.

Met die ervaring waagt hij zich in 2024 aan een van de voorrondes van de Rotterdam Poetry Slam. Tot zijn eigen verrassing wint hij de voorronde en plaatst hij zich voor de finale. Ook die wint hij en hij mag daardoor de stad vertegenwoordigen op de landelijke finale van de Poetry Slam in Utrecht. Wat hij daar direct opmerkt: Rotterdamse poëzie is anders dan in de rest van Nederland. En ook leuker. In Rotterdam behoort poëzie niet alleen tot de elite.

Door het NK te winnen, plaatst Wim zich automatisch voor het EK Poetry Slam in Slowakije. Daar eindigt hij als tiende, wat hem recht geeft op deelname aan het WK in Mexico. Op het WK merkt hij dat de internationale top van de Slam Poets dichter tegen de Rotterdamse scene aanschuren die, bijvoorbeeld, de Utrechtse. Dat komt door de no-nonsense aanpak van dingen niet anders benoemen dan ze zijn. Er wordt ruimte gegeven aan de rauwheid van taal, waar het publiek tijdens de voordrachten weer met rauwe emoties op reageert. 

Luisterend naar muziek op standje elf en onder het genot van een peukie, schrijft Wim zijn gedichten, die hem tevens zijn gevoelens helpen kanaliseren. Naast de extreme emoties, welke Rotterdam hem geeft en toont, inspireert ook de chaos van het Rotterdamse verkeer hem. In Rotterdam lijkt alles samen te komen: rijk en arm, racistisch en progressief. En toch vinden Rotterdammers elkaar. Word je omarmd als nieuwkomer, als Rotterdammer. 

Niet ieder gedicht leent zich voor een poetry slam, waar het ritme misschien wel het belangrijkst is, denkt Wim. En dus blijven sommige gedichten, voor nu, in een schrift voor de buitenwereld verborgen. 

20240501 de jungle van beton

ik ben een jongen 

in een jungle van beton 

ik ben een app 

die slingert over de singels en de grachten 

de strepen en de nachten

de bermen en de bramen 

ik en mijn fiets 

wij zijn geschift

als ik opstap ben ik klaar

om te vliegen en te zweven 

om te adrenaline

om te beven

ik bulk en ik trap 

ik brul en ik flap

ik vlam op een veel te kleine fiets

ik zwier op veel te veel afgespeelde hits

top 40 tijden in deze stad

van noord tot west

van zuid tot best 

berg en dal

nieuwe binnen en oude buiten

van heemraden en molens

tot bergse V en kralingse P

wegen en stegen 

voetgangers beven

kwade blikken 

en afgesneden sukkels 

ik trap mijn tegenstanders kapot

er is geen koerier of geen brommer

geen scooter of elektrische fiets

waar ik mij om bekommer

want in de jungle van beton 

is de slingeraap het kanon 

en ik heb er twee

mijn linker en mijn rechterbeen

de speen van mijn concurrentie 

is mijn snelheid en eloquentie

en dan komt daar

uit de verte gerezen 

het witte galjoen van de Goden

de leuvehaven achterwege

met kabels gespannen en met schoonheid gehangen

de Erasmusbrug

de col de rotterdam 

de mont ventoux van het noorden

het zwaargewicht van de zone

regionaal kampioen ademhalingstekort

zij slaat iedereen kapot

dus ik klim en ik zwoeg 

ik wreed en ik ploeg

ik laat alles en iedereen achter me

ik zie de bolling van de weg

het uitzicht op de top is adembenemend

en dan breek ik

keer op keer 

vlak voor het einde 

ik schakel naar beneden 

en ik sta op mijn strepen te trappen 

als een kleine jongen naar adem te happen

ik kijk rechts en ik kijk links 

ik maak me nog geen zorgen

van verlies zijn er nog geen hints

maar dan 

als een demoon uit amsterdam

komen daar 

naaldhakken op een elektrische bakfiets

airpods en een opgemaakt gezicht

een flapperende bloemetjesjurk en een mond die niet hijgt

hij is dicht

en al zwetend

hijgend 

mijn jas uittrekkend

besef ik 

dat de jungle van beton 

is verstoten tot een stad voor mensen met meer dan een ton