Kloppend hart van Rotterdam

Geboren in een schoenendoos

Pim Bijl Tekst
Salih Kilic Beeld

Rotterdam kent veel familiebedrijven. Waar zitten ze en wie zijn die families? Bij Van den Assem gaat het thuis al decennialang over schoenen. De schoenenwinkels zijn de trots van de familie.

Vrijwel altijd loopt Berry van den Assem met gebogen hoofd over straat. Dat zegt niets over zijn gemoedstoestand. Nee, hij kijkt en speurt. “Ik wil weten wat voor schoenen de mensen dragen. Dat is mijn passie. Zonder schoenen kun je gewoon niet over straat. Ze zijn onderdeel van hoe je je voelt. Er komt veel handwerk bij kijken. Mijn vader zei: ‘Jij bent in een schoenendoos geboren.’ Dat klopt wel.”

Bij de familie Van den Assem gaat er geen dag voorbij, waarop niet over schoenen wordt gesproken. Ook buiten de werkvloer. “Er was bij ons vroeger thuis gewoon geen ander onderwerp. Mijn vader werkte zes dagen in het bedrijf. Op zondag was er destijds nog geen koopzondag, maar als we dan aan het ontbijt aanschoven… Schoenen, schoenen, schoenen. Altijd.”

Berry vertelt het met glimmende ogen, want het onderwerp verveelt nooit. In 1998 nam hij samen met zijn broer Leo de zaak over van zijn vader en oom, die het op hun beurt weer hadden overgenomen van de eerste generatie. Op het hoofdkantoor, in Capelle aan den IJssel, vertelt Berry over het Rotterdamse DNA van het familiebedrijf. Met de eerste twee winkels, op de Aert van Nesstraat en de Weissenbruchlaan in Hillegersberg.

Toen Berry en Leo in Van den Assem stapten, waren er nog steeds twee winkels. De laatste jaren is het bedrijf snel gegroeid, mede door de komst van het internet. Berry: “Vier jaar geleden konden we het qua management niet meer bijbenen. Toen zijn we heel eerlijk naar elkaar geweest en hebben we de hulp van een consultant ingeschakeld.”

De twee broers durven elkaar de waarheid te zeggen. “Wij weten van elkaar waar we goed en zwak in zijn. Dat buiten we uit”, zegt Berry. Hij vindt het fijn dat hij zijn broer zo dicht bij zich heeft, privé en op zijn werk. “Leo is anders dan ik. Ik ga altijd maar door, terwijl Leo dan zegt: ‘Nu is het klaar. We gaan een biertje doen.’ Hij kan het over zijn schouder gooien. Dat heb ik nodig. Iemand die mij aan mijn jasje trekt.”