Kloppend hart van Rotterdam

Elke dag vakantie in Plaswijckpark

Karin Koolen Tekst
Lennaert Ruinen Beeld

Iedere Rotterdammer draagt een stukje Plaswijckpark in het hart. Al bijna honderd jaar biedt het familiepark in Hillegersberg-Schiebroek een plek waar kinderen vrij kunnen spelen, klauteren en op ontdekkingstocht gaan. Opa’s en oma’s die hier vroeger zelf naar de stokstaartjes kwamen kijken, staan vandaag de dag met hun kleinkinderen bij de alpaca’s. Of ‘peddelen’ op een vlot rond het Aai-land, een van de nieuwste attracties. Na een moeilijke periode bruist Plaswijckpark vandaag weer als nooit tevoren. Want klein laten ze zich nooit krijgen. Een gesprek met directeur Fred Nijveld.

Vijf dagen per week loopt Nijveld om 08.00 uur het park op. Als de dauw nog niet is opgetrokken en de stilte heerst, op het gekraai van de ara’s na misschien, of het gespetter van de pasgeboren otters die zwemles krijgen van hun moeder, is het park op haar meest idyllisch. “Je waant je dan middenin de natuur, middenin het groen”, zegt Nijveld, nu vanuit zijn kantoor op het park. “Maar kijk je vervolgens naar rechts, zie je in de verte het gebouw van Nationale Nederlanden. Vanaf het park zie je de hele Rotterdamse skyline liggen.”

Fred Nijveld

Dat meditatieve ochtendmomentje is altijd maar van korte duur, want er is werk aan de winkel. Om tien uur zijn de eerste bezoekers binnen. Staan er vergaderingen gepland, moet personeel geïnstrueerd worden. Moeten plannen gemaakt worden voor de volgende dag maar vooral ook gekeken worden naar wat vandaag al nodig is. Als het heel druk is, springt Nijveld bij aan de kassa’s. Of steekt hij zelf de handen uit de mouwen voor een reparatie.

Van systeemplafonds naar prairiehondjes

Bijna tien jaar geleden werd Nijveld aangesteld als directeur van het park dat hij voor die tijd alleen van naam kende. “Ik heb een bouwkundige achtergrond en kwam uit de winkelbouw”, vertelt hij. “In de bouw heb je al veel disciplines – elektra, loodgieterswerk, wanden, plafonds – maar hier is dat nog veel diverser. Je hebt te maken met horeca, zwembaden, de vogels en alle andere dieren, een verkeerstuin, het park en alle bomen en planten zelf natuurlijk.” Lachend: “Zat ik ineens over alpaca’s en prairiehondjes te praten, en over welke boom waar moest.”

In rap tempo leerde hij bij. Maar Nijveld vindt ook: “Ieder zijn specialisme. We hebben hier een kundig team voor elke discipline en die krijgen alle ruimte om hun werk te doen. Maar ik praat overal over mee en leer nog elke dag bij.”

Brand

En toen was daar corona. Een lange tijd van onzekerheid en tegenslagen brak aan. Strenge maatregelen waarvoor samen met het bestuur een crisisteam werd aangesteld. Een sluiting. Opnieuw open met beperkingen om vervolgens weer voor lange tijd te moeten sluiten. En toen moest de echte klap nog komen.

Op 27 januari kreeg Nijveld thuis in Papendrecht dat telefoontje dat je nooit hoopt te krijgen. “We zouden die avond een bestuursvergadering hebben en ik zat net achter mijn laptop. De buurvrouw belde: er was brand in Plaswijckpark. Daarna ontplofte mijn telefoon. Toen ik in de auto stapte, wist ik al dat het ernstig was. Eenmaal bij het park aangekomen, zag ik de vlammen uit het dak komen. Dat herinner ik me als een heel pijnlijk moment.”

Het theatergebouw, waar ook een restaurant gevestigd was, brandde tot de grond toe af. Een aangestoken brand, bleek later. “Ja, heel verdrietig”, blikt Nijveld terug. “De boosheid kwam pas later. Op zo’n moment merk je hoe eigen het park is. Ze komen aan je park, aan jou. Ik ben mans genoeg om dat te weerleggen, het is immers niet persoonlijk, maar het doet wel iets met je.”

Rotterdam was in het hart geraakt. Dat bleek wel uit alle steun en medeleven die het park kreeg, geuit middels gulle donaties. Nijveld: “Vanwege corona en de sluiting van het park was er al een verkoopactie voor voedselpakketten voor de dieren gaande. Voor de brand stond de teller rond de vijfduizend euro. Dat vonden we al waanzinnig. Maar na die brand schoten de donaties de lucht in. Uiteindelijk mochten we meer dan twee ton ontvangen! Daar zijn we ontzettend blij mee. Het geeft ook aan wat het park voor mensen betekent. We krijgen nu terug wat wij al honderd jaar, vier generaties lang, voor de stad en haar mensen doen.”

‘Ze komen aan je park, aan jou. Ik ben mans genoeg om dat te weerleggen, het is immers niet persoonlijk, maar het doet wel iets met je’

Mild

Opvallend waren de milde uitspraken die Nijveld in de media over de daders (14 en 15 jaar) deed. Waar menigeen riep om harde straffen, gaf hij te kennen de schade niet te willen verhalen op de brandstichters en hun ouders. “Met de donaties en het verzekeringsgeld komen we een heel eind”, zegt hij. Hij was zelf aanwezig bij de rechtszaak, waar beide jongens, na een periode van jeugddetentie, voorwaardelijke straffen kregen. “Daar kan ik natuurlijk niets over vertellen, behalve dat ik zie dat deze kwestie alleen verliezers kent. Straffen helpt bovendien niet, dat weten we inmiddels. Deze jongens, kinderen nog, hebben niet de intentie gehad het park te verwoesten, daar ben ik van overtuigd. Het was een baldadige actie die uit de hand liep, daar hebben we allemaal de prijs voor betaald.”

Vooruit

Genoeg over al die zwarte bladzijden. Bij Plaswijckpark kijken ze liever vooruit. Nijeveld heeft zijn kantoor inmiddels verlaten en loopt een rondje over het park. Hij draagt het bekende donkerblauwe Plaswijck-vest en groet de bezoekers, maakt her en der een praatje om te vragen of alles naar wens is. “Heerlijk om te zien”, zegt hij, zijn blik op alle spelende, lachende kinderen. “Dat geluid hebben we veel te lang moeten missen. Er heerste hier echt een opgetogen spanning de dagen voor we weer open mochten, iedereen had er zin in.”

Hij loopt door de binnenspeeltuin, ‘het Huis in de Heuvel’, een plek van tweeduizend vierkante meter die helemaal is ingericht als opa’s en oma’s huis maar dan in het groot. Nijveld: “Want bij opa en oma mag vaak net wat meer – dat was de gedachte.” Kinderen klimmen in enorme boekenkasten of spetteren elkaar ‘nat’ vanuit de twee badkuipen. Trampolinespringen op een bed. Een rommelzolder met grote legoblokken in een openstaande ‘koffer’. Je zou willen dat je zelf weer kind was. Nijeveld loopt verder, langs de otters en de wallaby’s. Langs het zwembad. Onderwijl houdt hij een scherp oog op de omgeving. Een van de sproeiers in het pierenbadje hapert een beetje. Hij ziet een boom die er wat ‘treurig’ bij staat. Van al die dingen maakt hij melding, nog tijdens de wandeling.

Samen spelen

Uiteindelijk loopt hij langs de plek waar vorig jaar het theatergebouw nog stond. In tien dagen tijd had het park alle troep opgeruimd en ontstonden de eerste ideeën voor een nieuwe, tijdelijke invulling. Er staat nu een open tent waarin kinderen interactieve spellen kunnen spelen. Er is een voetbalmuur, een dansspeeltoestel en er zijn diverse educatieve spelpilaren neergezet, Op termijn zal hier nieuwbouw komen, want het theatergebouw zal niet in oude staat worden teruggebracht. Nijveld: “De omstandigheden dwingen ons nu natuurlijk, maar we maken gelijk gebruik van de gelegenheid om te kijken waar behoefte aan is. Vernieuwen is altijd goed. We proberen een aanbod te creëren dat niet alleen leuk is voor de allerjongsten maar ook voor de wat oudere kinderen. Dat doen we bijvoorbeeld met die interactieve spellen. Maar ook met de vlotten bijvoorbeeld: om vooruit te komen heb je echt mankracht nodig. En we proberen ook de ouders en grootouders mee te laten doen. Niet langs de zijlijn zitten, maar écht samen spelen, tijd met het hele gezin. We willen kinderen hier ook leren spelen, creatief en avontuurlijk, dat is iets wat soms vergeten wordt in veel drukke gezinnen en door alle schermpjes vandaag de dag.”

In de keuken waar het dierenvoer bereid wordt, pakt Nijveld een handje brokjes mee. “Deze zijn speciaal voor de damhertjes”, zegt hij. “Daar komen we straks langs – kun je ze wat geven.” Hij denkt even na: “Weet je”, besluit hij dan, “ik ben nog geen dag met tegenzin naar mijn werk gegaan. Ik geloof echt dat ik de leukste baan van de wereld heb. Vroeger wilde ik altijd manager van een vakantiepark worden. Dit komt toch aardig in de buurt, denk je niet?”