Kloppend hart van Rotterdam

Jazz bruist in Rotterdam

Sander Grip Tekst
Marieke Odekerken Beeld

Wat hebben een knorrend knijpvarken, zo’n hondenspeeltje in de vorm van een kip, een fietspomp, een in aluminiumfolie gewikkelde theepot en een batterij lege flessen, met elkaar gemeen? Dit is niet het begin van een nogal slechte mop over onze zuiderburen. Dit is het begin van een concert van de Braziliaanse jazzlegende Hermeto Pascoal.

‘Dit is niet het begin van een nogal slechte mop over onze zuiderburen.’

Op uitnodiging van Wake up in Jazz gingen we op stap met jazzgitarist Ed Verhoeff, proeven van alle moois en bijzonders dat North Sea Round Town 2016 te bieden heeft. Ed had zijn zinnen op Hermeto Pascoal gezet. Wij kenden hem niet. Een zoektocht op internet bracht weinig hoopgevende videoclips. Hermeto in zijn blootje in een rivier, blazend op grote lege flessen. Hermeto live, een kwartier lang één enkel akkoord uitspinnend. Een begeleidingsband waarvan de zes leden (voor het ongeoefende oor van de niet-jazzmuzikant) toch vooral allemaal hun eigen ding leken te doen, zonder zich rekenschap te geven van de anderen.

Na onze kennismaking op het Noordereiland fietsen we richting LantarenVenster, dat zich opgewerkt heeft tot heuse ‘jazzvenue’ in de stad. Het concert is uitverkocht en blijkt vooral geliefd bij artiesten en studenten van de muziekopleidingen in Rotterdam en wijde omtrek. Ed komt links en rechts bekenden tegen. Als de lichten in de zaal doven, stijgt een gespannen geroezemoes op. Zes mensen stappen het podium op. Elk twee lege flessen in de hand. Ze beginnen luidruchtig door elkaar heen te praten, alsof ze een toneelstuk opvoeren over de immer beschonken clientèle van een bruine kroeg in Sao Paulo.

Ineens stijgt er een ritmisch tuten op uit de flesjes die ze in de hand hebben. Het concert komt nu echt los en zal ons in onder meer zevenkwartsmaat 2,5 uur voortslepen langs een kakofonie van geluiden en ritmes. Bij vlagen onbegrijpelijk, soms ons haast dwingend op te staan om te gaan dansen, maar altijd spannend en verrassend.

De oude legende schuifelt zelf heen en weer over het podium. De lange grijze haren steken onder een cowboyhoed en zijn met een elastiekje samengebonden in een paardenstaart tot op zijn heupen. De imposante spierwitte baard hangt over zijn opgeblazen buik. Al snel is duidelijk dat de zeven mensen op het podium niets liever doen dan muziek spelen en feilloos reageren op elkaar. Hermeto maakt af en toe een dansje en als hij plots met zijn hoofd zwaait, verandert de band van tempo of stopt ineens. Ook Ed zit verbijsterd te kijken: “In 2,5 uur tijd heb ik geen verkeerde noot gehoord. Echt fenomenaal. De saxofonist was even zijn partij kwijt maar daar speelt de rest dan gewoon op in en helpt hem de weg terug te vinden.”

Klanktapijten

Hermeto en consorten resideren in een commune en zijn niet anders gewend dan te spelen op alles wat voorhanden is. Daarnaast helpen ze elkaar altijd. Als Hermeto even niet weet hoe de synthesizer werkt, stopt de percussionist midden in zijn partij en komt helpen. Als de legende even zijn fietspomp kwijt is, waarop hij een moppie vreemdsoortige klanken wil blazen, komt iemand uit de coulissen om mee te zoeken. En een compositie die Hermeto die middag in het vliegtuig heeft geschreven, speelt de band alsof ze het al jaren kennen. Hermeto brabbelt in het Portugees dat het stuk nog niet klaar is; waarna hij achter de piano plaatsneemt en zijn werk afmaakt. Hij mag dan net tachtig geworden zijn (iemand uit het publiek heeft een traditionele ‘pastel de nata’ voor hem gebakken en komt die op het podium uitreiken), Hermeto Pascoal leeft voor de klanktapijten die continu in zijn hoofd oppoppen.

‘Hij mag dan net tachtig geworden zijn, Hermeto Pascoal leeft voor de klanktapijten die continu in zijn hoofd oppoppen.’

Uithijgen

Na afloop staat iedereen in de foyer uit te hijgen. Er wordt driftig bier en wijn besteld en je hoort aan alle kanten verbaasde loftuitingen voor de man uit Brazilië. Ook wij moeten uithijgen, dat doen we in de Witte de Withstraat. In wijnbar Het Eigendom spelen wat mensen die Ed lang niet gezien heeft. De ideale plek dus om bij te komen van het meest bizarre optreden in lange tijd.

Achterin de kroeg staat een jazzcombo van trompetist, saxofonist, bassist, drummer en toetsenist. “Dit is totaal anders dan zonet”, vertrouwt Ed ons toe. “Zij spelen een klassiek jazzrepertoire uit de jaren 20, toen jazz voor de mensen was wat de popmuziek nu is.” Iedereen die jazz speelt of gestudeerd heeft, kan deze nummers spelen. Maar waarom dit net zo goed als de muziek van Hermeto Pascoal tot de jazzmuziek gerekend wordt? Ook Ed kan er niet goed een antwoord op geven: “De basis van jazz is de idee van vrijuit spelen, jammen met elkaar op een basisritme dat iedereen kent. Dat is wat deze band doet, maar wat ook bij Pascoal gebeurt. Maar ik vind jazz een wel heel ruim begrip waar erg veel onder geschaard wordt. Soms, ook bij dingen die ik zelf speel met mijn band of duo, vraag ik me ook af of iets nog wel echt jazz is.”

Voor Ed Verhoeff mag de muziek in Het Eigendom minder vooruitstrevend zijn dan wat hij zojuist in LantarenVenster beleefde, hier wordt wel het grote publiek geraakt. “En laten we eerlijk zijn, dit zijn composities van grootheden in de jazz. Zoals Jules Deelder zei: een beetje jazzmuzikant is dood. De ouwetjes hebben deze muziek groot gemaakt.” Hij glimlacht bij de gedachte.

Met de bassist en de saxofonist haalt Ed herinneringen op aan vervlogen tijden. Hij kent ze nog uit het muziekcircuit van vroeger. Als de band eenmaal ingepakt heeft, is het tijd om naar huis te gaan. Zijn dochtertje gaat morgenochtend vroeg naar de Efteling. Zij moet natuurlijk wel uitgezwaaid worden door papa.

‘Een beetje jazzmuzikant is dood.’

In vervoering

Wij komen pas na het uitzwaaien beneden aan een uitbundig gedekte tafel. Tussen de broodjes en croissantjes, de yoghurt en de sterke zwarte koffie door, vertelt Ed over zijn band The Professionalz, waarmee hij zichzelf een dwingend keurslijf opgelegd heeft: “Toen net de platenspeler uitgevonden was, kon je maar maximaal drie minuten op een kantje krijgen. Je nummers mochten dus niet langer dan dat zijn. De uitgesponnen melodieën met oneindige solo’s van nu, waren in die tijd ondenkbaar. Wij hebben onszelf terug in die structuur geduwd en dan zie je dat jazz echt weer alle kanten op kan vliegen.” Hij zet een cd op. De ene track is rustig en verstild, de volgende is juist opzwepend en zou niet misstaan op een plaat van Led Zeppelin. “Vertel jij me maar waarom dit allebei jazz is. Het is in ieder geval fantastisch om te spelen.”

Dan pakt hij zijn ivoorwitte Fender-gitaar op en begint wat te tokkelen; hij oefent een beetje voor het optreden dat hij vanavond zelf in Amsterdam moet geven. Hij ademt in het ritme van zijn klanken, kijkt ons na afloop wat verontschuldigend aan. Niet nodig natuurlijk. Wij zijn in vervoering gebracht door de snelle bewegingen van zijn hand over de hals van de gitaar. “Jazz is”, zou Deelder nu verzuchten. En wij? Wij willen elke dag wel ontwaken in jazz.