Kloppend hart van Rotterdam

Corona was voor de dieren in het Kralingse Bos eigenlijk wel fijn

Chris van Marion Tekst
Aldwin van Krimpen Beeld

De horeca dicht, de musea gesloten en de pretparken op slot. De overheid vraagt iedereen zoveel mogelijk thuis te blijven, om zo het aantal coronabesmettingen te beperken. Maar een half jaar binnen zitten, dat hou je niet vol. Dus tijdens de lockdowns trekt Rotterdam massaal de natuur in, al dan niet met die in een opwelling aangeschafte ‘coronahond’. En als je in Rotterdam aan natuur denkt, dan denk je natuurlijk aan het Kralingse Bos.

En dat heeft het bos geweten ook. Afgelopen jaar slenterden bijna twee keer zoveel bezoekers door het bos als normaal. En in een normaal jaar zijn dit er al ruim drie miljoen. Boswachter Henk Suurbach heeft opmerkelijk nieuws over de kwaliteit van het bos na die ‘aanslag’. Eigenlijk heeft het bos er niet onder geleden, stelt hij. “Zolang mensen op de paden blijven heeft het bos weinig last van die toestroom aan bezoekers. Misschien had het bos zelfs voordeel van de lockdown.”

Boswachter Henk Suurbach

Wacht. Wat? Voordeel? “In drukke weekenden zijn vrije parkeerplaatsen bij het Kralingse Bos schaars. Mensen hebben dan de neiging de auto in het bos te parkeren. Dus op plekken waar planten groeien en beestjes kruipen. Daar lijdt het bos onder. Maar tijdens de lockdown werd de Beatrixlaan, de weg door het bos, in het weekend en op feestdagen afgesloten voor auto’s. En dat was voor de natuur juist fijn. Ook vonden er geen evenementen plaats, die de rust in het bos normaal behoorlijk kunnen verstoren. En dankzij de avondklok was het ook ’s avonds en ’s nachts stil in het bos.”

Het Kralingse bos als trekpleister

Al ruim voordat corona zich aandiende, groeide het Kralingse Bos flink in populariteit. Verderop een klimbos. Daarnaast is sporten in het bos populair. Suurbach: “Dit zorgt voor meer hardlopers, fietsers en skaters. En inmiddels maken heel veel mensen met die ‘coronahond’ graag een ommetje door het bos. Op de plas is er mede door een zeilschool meer drukte op het water. Kortom, het Kralingse Bos wordt maximaal benut door ons, de stedelingen.” Best heftig voor een jong bos. Want jawel, je zou het misschien niet zeggen, maar het Kralingse Bos is een relatief jong bos. In de jaren dertig werd het bos aangeplant. Om vijftien jaar later, tijdens de hongerwinter, alweer in de kachels te verdwijnen. Het huidige bos stamt uit begin jaren vijftig. Het bos groeit gemakkelijk. Het heeft weinig last van natte voeten, terwijl de helft van het gebied uit water bestaat. En ook het puin dat hier na het bombardement is gestort, blijkt een prima voedingsbodem voor bomen en planten.

De werkdag van de boswachter

Als boswachter van het Kralingse Bos is Suurbach niet alleen bezig met planten en dieren. Hij is ook opsporingsambtenaar. Hij controleert de vissers op en langs de plas en spreekt wandelaars aan die buiten de paden wandelen. De laatste jaren moet hij ook steeds vaker mensen met een metaaldetector uitleggen dat alleen dieren in het Kralingse Bos mogen graven. Ook rondleidingen verzorgt hij en hij is verantwoordelijk voor het dierenwelzijn in het hertenkamp.

‘In het Kralingse bos leven dus veel dieren. Maar die zie je niet vaak. De vos komt er voor. En natuurlijk konijnen. Soms loopt er een ree langs de plas’

Buiten het bos gaat zijn werk verder. Want boswachters van het Kralingse Bos zijn verantwoordelijk voor al het groen in de stad: Moet er aan de Heemraadsingel een boom worden gekapt, dan komt Suurbach of een collega controleren of er holle ruimtes in zitten waarin eventueel een dier nestelt.

Suurbach en consorten krijgen veelvuldig trainingen; het werk van de stadsboswachter is heel anders dan van een boswachter op de Veluwe. Zo hebben ze een vaarbewijs nodig en moeten ze weten hoe je een drenkeling uit de Kralingse plas kan redden. En ze hebben een jachtakte. “Die gebruiken we om bijvoorbeeld een aangereden dier uit zijn lijden te kunnen verlossen”, stelt Suurbach. “Of om een verdovingspistool te hanteren.” Ander dierenleed zien de boswachters ook met regelmaat: “Ook als er een vogel uit zijn nest gevallen is of er een dode vis in een singel of plas drijft, komen wij om de dieren weg te halen.”

Grip op de dierenpopulatie

Suurbach ziet dit werk als een exponent van het in de gaten houden van de dierenpopulatie in de stad en in het bos. “Zijn er te veel ganzen? Dan zoeken we de nesten op en verwijderen de eieren. Op een na, want anders gaat de gans weg om ergens anders een nieuw nest te bouwen. Met deze aanpak creëren we een vorm van geboortebeperking, wat we met een mooi woord nestbeheer noemen. Nodig omdat veel dieren in dit stadsbos een natuurlijke vijand missen, waardoor populaties snel uit de hand lopen. Dat is iets wat ook regelmatig met konijnen gebeurt. Als er een grote konijnenpopulatie is, dan is de kans op een konijnenziekte ook vele malen groter.” Overigens is een mogelijke plaag niet de enige reden waarom Suurbach en zijn collega’s de pluizige diertjes nauwlettend in de gaten houden: “Ook op onze begraafplaatsen zijn veel konijnen en we willen voorkomen dat ze daar te veel gaan graven.”

Een rijk dierenrijk

Het mooie van zijn werk in het Kralingse Bos is ongetwijfeld dat Suurbach weet heeft van veel meer dieren die hier leven dan de gemiddelde bezoeker. “De meeste dieren zie je niet vaak. Maar wist je dat de vos voorkomt in het Kralingse Bos? Soms loopt er een ree langs de plas. Eekhoorns zaten er vroeger veel, maar die vind je er nu niet meer. Dat komt doordat er in dit relatief kleine bos geen uitwisseling van vers bloed was. Voor de toekomst verwacht ik dat de boommarter zijn intrede zal gaan doen. Net als de bever, want die wordt op andere plekken in de natuur rond de stad al gezien.” Wil je als gewone bezoeker van het park wat dierenleven spotten, dan heb je de meeste kans in de lucht. Richt de blik omhoog en je ontdekt een aantal roofvogels. “Hun aantallen nemen toe omdat we in het bos het snoeihout vaak niet meer versnipperen maar er takkenrillen van vlechten. Hier nestelen muizen en andere kleine dieren in en die vormen het hoofdgerecht op het menu van vogels als buizerd, havik en sperwer. Ook de bosuil en de ransuil eten graag muizen. Het liefst met huid en haar. Deze roofvogels zie je daarom steeds vaker.”

Vissen

Als Suurbach het over het dierenleven heeft, is de visstand nog wel een bijzondere anekdote. Toen de gemeente enkele jaren geleden de blauwalg uit de plas wilde verdrijven door zand op de bodem te storten, hebben ze van tevoren brasems en karpers uit de plas gevist. “Daardoor zagen we geen aalscholvers. Voor deze beroepsvisser was er niets meer te eten. Maar het mooie is dat na een jaar of vier de visstand zichzelf weer helemaal heeft hersteld.” De aalscholver heeft zijn oude stek weer ingenomen en ook voor mensen is de plas inmiddels weer een populaire stek om te vissen. Ook al moeten zij de vis wel terugzetten. “En zonder visvergunning mag je sowieso geen hengel uitwerpen”, waarschuwt de opsporingsambtenaar in Suurbach.

Hij glimlacht even en besluit dan: “Steeds meer mensen ruimen afval op in het bos. Zij trekken er uit eigen beweging op uit, gewapend met vuilniszak en afvalknijper.” Het is een aangename tegenhanger voor de ergerniswekkende hoeveelheid troep die er na een zomerse dag ook achter kan blijven op de ligweiden in het bos. “Ik vind het fantastisch dat mensen zich inzetten om het bos schoon te maken, want afval is funest voor alle dieren in het bos.” En al heeft de coronaperiode het bos dus best goed gedaan: “We moeten zuinig zijn op de bosdieren, want zij zijn een van de redenen waarom heel Rotterdam zo intens kan genieten van het Kralingse Bos. Corona of geen corona.”