Kloppend hart van Rotterdam

Hier geven we een veilige plek

Mark Boninsegna Tekst
Marieke Odekerken Beeld

De Pauluskerk is sinds jaar en dag een begrip in Rotterdam en ver daarbuiten. Door de hulp die ze biedt aan de meest kwetsbare mensen in de stad. Hier helpen ze mensen waar geen andere helper is. En sinds ze in een nieuw gebouw zitten ook om de markante architectuur van de kerk. De in november aangestelde predikant-directeur Ranfar Kouwijzer zit in zijn kantoor op de tweede verdieping. Zijn uitzicht? Niet de statige singel, maar de Mauritsplaats, het kleine zijstraatje richting Schouwburgplein, met het rauwe graffitikunstwerk van de Braziliaanse kunstenaar Onio. Stiekem zegt dit veel over de mensen van de Pauluskerk, want waar heb je een mooi uitzicht voor nodig als je gewoon keihard aan het werk bent om mensen te helpen?

De meeste mensen kennen de Pauluskerk van dominee Visser en de hulp aan drugsverslaafden. Nu de drugshulpverlening in Nederland vele malen beter is georganiseerd dan toentertijd, wordt er hulp gegeven aan andere hulpbehoevenden. “Vanaf het begin is het idee geweest deze kerk in te zetten voor mensen die het pittig hebben”, vertelt Kouwijzer, rustig zittend voor zijn bureau. “Wie je bent, maakt voor ons niet uit. Je zag dat de problematiek van drugsverslaafden verschoof naar mensen zonder papieren. Waar velen eerst nog een sofinummer kregen en konden gaan werken, werd het door regelgeving steeds moeilijker voor die mensen gemaakt om hier een bestaan op te bouwen. Als er dan wat gebeurt, als je een dokter nodig hebt, waar kun je dan heen? Dus kwamen ze hier vragen om hulp.”

Problematiek

“Het zijn overigens niet alleen mensen zonder papieren, maar bijvoorbeeld ook arbeidsmigranten die opeens zonder werk en huisvesting zitten”, zegt Kouwijzer. “Deze mensen mogen hier gewoon werken. Alleen als je geen werk hebt, wordt je geacht terug te gaan naar je land van herkomst. Heel veel doen dat ook, maar er is altijd een groepje dat niet teruggaat en dat kan door bepaalde problematiek komen. Dat kan zijn psychiatrie, verslaving of conflicten, waardoor ze toch niet kunnen of willen vertrekken. En dan ben je hier, zonder zorg, er is niks voor je geregeld en dan belanden mensen op straat. Werk en huisvesting zit bij deze groep vaak aan elkaar gekoppeld. Als je dan door het uitzendbureau waarvoor je werkt ontslagen wordt, heb je dus ook geen huis meer.”

Niet iedere hulpbehoevende die bij de Pauluskerk aanklopt is dak-of thuisloos. Kouwijzer: “Ze zijn op de een of andere manier eenzaam, of kunnen door psychiatrie of andere redenen niet goed in de maatschappij aanhaken. Hier geven wij ze een veilige plek.”

Luisterend oor

De Pauluskerk is geen therapeutische instelling, dat pretenderen ze ook niet. Het is echt een plek om even je verhaal kwijt te kunnen, om een luisterend oor te vinden en enige structuur in je leven aan te brengen. “Ik geloof erin dat het goed is om hier te zijn. Het gaat over het meest basale: eten, drinken en aandacht. Ik vind aandacht een eerste levensbehoefte. Als je totaal genegeerd wordt en je leeft op straat waar niemand aan je vraagt hoe het met je gaat of weet hoe je heet, of gewoon even met je praat over het weer of het voetbal. Dat contact maakt echt het een verschil tussen leven en dood. En juist dat doen we hier. Dat is ontzettend belangrijk.” Kouwijzer vertelt het alsof het de normaalste zaak in het leven is, maar uit zijn woorden blijkt helaas ook dat dat het voor velen juist niet is.

‘We kunnen het niet online doen. Dus net zoals de ziekenhuizen en brandweer zijn wij gewoon opengebleven’

Mocht er meer hulp nodig zijn, dan kan de Pauluskerk de juiste hulp voor iemand vinden. Bijvoorbeeld met bemiddeling naar ziekenhuiszorg, schuldhulp of verslavingszorg. Soms lukt het ook om zelf iemand weer op het juiste spoor te zetten. “Neem een arbeidsmigrant die hier tien jaar gewerkt heeft en die wordt ontslagen. Die heeft gewoon recht op een uitkering, want diegene heeft gewoon belasting betaald. Maar ga dat maar eens aanvragen als je geen Nederlands en Engels spreekt. Dan komen ze hier en dan kunnen wij helpen met een DigiD aan te vragen. Dan kunnen wij ze een postadres geven en een uitkering voor ze aanvragen. Dan heeft die persoon weer een bron van inkomsten waar hij een kamer mee kan huren en van waaruit hij weer kan solliciteren. Dat is dan wel een kantelpunt, anders moet zo een persoon verder op straat leven”, vertelt Kouwijzer.

‘Gewoon’ open tijdens de crisis

Maar hoe verwezenlijk je dit wanneer er een pandemie aan de gang is en de hulpbehoefte misschien wel extra nodig is? “Als eerste hebben we besloten ‘gewoon’ open te blijven. We kunnen namelijk niet dicht voor onze mensen. We kunnen het niet online doen. Dus net zoals de ziekenhuizen en brandweer zijn wij gewoon opengebleven. We hebben wel een maximum ingesteld van twee keer dertig mensen, dertig mensen boven en dertig mensen beneden. Dat was heel onnatuurlijk voor ons, want we zijn een kerk en dan ben je dus in principe open voor iedereen.

Afgelopen winter merkten we dat we eigenlijk te weinig plaats hadden. Er wilden meer mensen naar binnen dan we plaatsen hadden. De deur hebben we echt moeten sluiten, met als gevolg dat er een rij voor de deur stond. Dat was heel pijnlijk. Ook omdat je tegen mensen die al een tijdje binnen waren, moest zeggen dat ze naar buiten moesten, zodat andere ook even naar binnen konden. De mensen waren tamelijk operatief, maar we vroegen ze wel om weer buiten te gaan staan. Het kan behoorlijk koud zijn in de winter.” Kouwijzer vertelt het met een schuldgevoel.

Thuisblijven zonder thuis

“Kijk”, gaat hij verder. “Het advies was thuisblijven, thuisblijven, maar hoe blijf je nou thuis als je geen thuis hebt? Gelukkig was er vanuit de gemeente coronanoodopvang in de Maassilo. Wij het nodig had en wilde, kon daar slapen. Ook mensen die normaal buiten de opvang vallen. Je bent namelijk rechthebbend dakloos of niet. In Rotterdam ben je dat als je langere tijd in Rotterdam gewoond hebt. Als je dus dakloos bent en je komt uit een dorpje in Limburg, dan moet je terug naar je dorpje in Limburg. Als je een Pool bent die hier tien jaar heeft gewerkt, van een steiger bent gevallen en daardoor je baan bent kwijtgeraakt, moet je terug naar Polen. Dan ben je niet rechthebbende. Heel veel mensen vallen daar dus buiten.”

Weer geconfronteerd met deze maatregel komt de strijdbaarheid bij Kouwijzer naar boven. “Je bent toch hier? Je leeft toch op straat in Rotterdam? Je bent toch mens? Wat moet je nog meer doen om hulp te krijgen?” Het onbegrip en ongeloof staan op zijn gezicht geschreven. Om er nog aan toe te voegen: “Dat technocratische!”

Weinig besmettingen

Kouwijzer zegt nog even “maar goed”, en gaat weer verder met zijn verhaal met de rustgevende stem die hij in zijn bezit heeft. “Deze winter was er voor iedereen een plek om te slapen en dat was goed. Maar overdag was er eigenlijk te weinig. Het station was dicht. De bibliotheek was dicht. De winkels waren dicht. Al die plekken waar je normaal gesproken even warm kon worden of naar de wc gaan, dat was er allemaal niet. Er waren mensen die vertelden dat ze bewust weinig eten, omdat ze anders naar de wc moeten. En dat ging niet meer. Wij waren een van de weinige plekken waar mensen voor deze dingen heen konden. Daarbij voelden ze zich zo eenzaam in deze uitgestorven stad. Iedereen moest thuisblijven en zij kunnen dat niet.”

Gelukkig viel het aantal besmettingen mee onder de dak- en thuislozen. “Vrijwel niemand kreeg corona. Zelf zeggen ze dat het komt doordat ze zo’n goede weerstand hebben. Misschien komt het ook, omdat niemand bij je in de buurt komt, ik weet het niet. Het viel gelukkig mee.”

Kom erbij

Kouwijzer is in november 2020 aangesteld als predikant-directeur, de tijd dat corona hoogtij vierde. Hoe kijkt hij terug op die eerste acht maanden? “Het was een rollercoaster. Maar het was ook fantastisch, dit is echt een plek om heel dankbaar voor te zijn. Voor wat hier kan, voor de mensen die hier zijn, voor de mensen die hier werken, de vrijwilligers. Ik voel me bevoorrecht om hier deel van uit te mogen maken. Deze prachtige plek, vol historie, waar ontzettend veel mensen geholpen zijn. Deze diverse plek. Er komen mensen uit alle delen van de wereld. Jong en oud. Je hoeft niet kerkelijk te zijn om bij ons te komen. Er zijn veel vrijwilligers die hier komen helpen omdat het bij hun waarden past. Of je nou uit christelijke, humanistische, islamitische of politieke overtuiging komt, maakt mij niet veel uit. Kom erbij.”

Marco Benda

Alles was opeens heel moeilijk

Marco Benda, sinds september 2015 ‘dak- en/of thuisloos’, bezoekt regelmatig de Pauluskerk.

“Tijdens de eerste golf heb ik best wel last gehad van dat de activiteiten wegvielen. Die geven je toch een soort dagstructuur. Al is het maar een uurtje per dag. Nu ga ik meestal op dinsdag en donderdag naar het kerkcafé, woensdag naar het schrijverscafé en vrijdags gaan we wandelen. Dat is een soort verplichting die ik mezelf heb opgelegd, zodat ik toch een beetje onder de mensen kom. Anders loop je maar alleen rond en dit geeft je bezigheid en contact.

Bij het schrijverscafé komen we binnen, schrijven we op wat ons te binnen schiet en lezen we het aan elkaar voor. Het is net ‘Goede tijden, slechte tijden’. Af en toe zijn het vreemde kladjes en soms komen de leukste dingen uit.

De wandelclub is bedacht tijdens corona. Je wilt toch graag samen dingen doen en dat kan het best buiten. Er zijn veel mensen hier die veel van de historie van de stad weten en dat vertellen we aan elkaar.

Voor de corona kon ik gebruik maken bij het basisberaad, een computer en dergelijke, om mijn administratie te doen. Dat viel weg bij corona. Dat viel eerst allemaal weg, en daarna moest het op afspraak. Dan moet je opeens op je telefoon stukken gaan versturen. In plaats van kopiëren moet je er een foto van maken en omzetten in pdf. Gelukkig is dat ondertussen anders.

Het eten, drinken en naar de wc gaan. Alles was opeens heel moeilijk. Normaal koop je een bakkie koffie bij de McDonalds, kan je de krant lezen en kan je even naar het toilet. Of net buiten het centrum bij een paar scholen kon je een broodje hamburger kopen voor een euro. Maar dat viel allemaal weg. Kijk, als je op straat leeft, kan je geen broodje van twee of drie euro kopen. Dan ga je het niet redden. Dus dan koop je in de zomer een zak broodjes in de aanbieding voor een euro en een potje pindakaas en in de winter kan je dan kaas of cornet beef kopen, want daar hoef je niet mee rond te lopen in de zomer in je rugzak. Je moet dus best wel improviseren.”