Rotterdammers maken Rotterdam

De Polder pakt door

Karin Koolen Tekst
Lennaert Ruinen Beeld

De Spaanse Polder krijgt eindelijk weer een gezicht. Jarenlang gold het als grijs gebied tussen stad en haven. Anoniem, versnipperd, vergeten. Maar wie goed kijkt, ziet dat hier iets broeit. Tussen de loodsen en vrachtwagens bouwen ondernemers, gemeente en wijkmanagement aan een radicaal nieuwe koers: van asfaltvlakte naar groene motor, van rafelrand naar trots van de stad. Astie Bhattoe van de gemeente en Martijn Verbeek van de Bedrijvenraad geven de Polder de komende tien jaar een flinke Rotterdamse schop onder de kont.

Iedere Rotterdammer rijdt er weleens langs. Over de A20, richting Schiedam. Je kijkt naar buiten, ziet staal, asfalt en loodsen. En rijdt weer door. De Spaanse Polder en Noordwest: lang gezien als onveilig en onzichtbaar. Toch gebeurt hier meer dan de meeste Rotterdammers denken. Een groot deel van wat we dagelijks gebruiken, wordt hier bedacht, gemaakt en verspreid. Dit is de economische motor van de regio; maar dan wel een motor die aan onderhoud toe is. De tijden veranderen. De Polder moet van grijs naar groen, van versnipperd naar verbonden, van vergeten naar toekomstbestendig. En om dat voor elkaar te krijgen, zitten gemeente en ondernemers na jaren van afstand eindelijk weer samen aan tafel.

Martijn Verbeek, eigenaar van bond for web solutions, fietst dagelijks vanuit Vlaardingen naar zijn kantoor in de Spaanse Kubus. Tien jaar geleden zag hij het misgaan. “Er was geen sturing, het imago ging achteruit en de gemeente was te weinig betrokken”, zegt hij vanuit de wijkhub aan de Galateestraat in de Spaanse Polder. “De Bedrijvenraad heeft toen een soort lokroep gedaan om een visie te schrijven. Gelukkig heeft de gemeente die breed omarmd.”
De grootste winst van de afgelopen tijd? “Dat de gemeente weer terug is in de polder”, zegt Martijn stellig. “Dat we eindelijk weer samen optrekken. Het is niet meer een papierverhaal, het is nu een actieprogramma.”

Verborgen wereldspeler

Om te begrijpen waarom die samenwerking zo belangrijk is, moet je weten wat hier gebeurt. De Spaanse Polder is een van de grootste stedelijke bedrijventerreinen van Europa én een van de weinige plekken met een hoge milieucategorie.
Dat klinkt technisch, maar volgens Astie Bhattoe, die naast Martijn is gaan zitten, twee handen om een warme kop thee gevouwen, is dat juist wat deze plek zo bijzonder maakt. “Zware bedrijvigheid kan binnen de stad steeds minder door de druk van woningbouw. Hier kan het nog wel. Dat is essentieel voor de regionale economie. We moeten daar zuinig op zijn en er in de toekomst nog beter op inspelen.”

De bedrijven die hier gevestigd zijn, laten zien hoe waardevol die ruimte is. Martijn pakt zijn koffiebeker op. “Die cupjes hier, die worden door Euro Caps om de hoek gemaakt en gaan de hele wereld over. De kruiden in je keukenkastje? Die komen van Verstegen, marktleider in kruiden en specerijen.” Maakindustrie die letterlijk draait op ruimte, machines en logistiek. En dat is precies wat de Spaanse Polder mogelijk maakt.

Maar de Polder draait niet alleen om wat we nú maken, maar ook om wat we straks nodig hebben. Nearfield Instruments, een Delftse start-up die zich hier vestigde, ontwikkelt hypergeavanceerde meetmachines voor de chipindustrie; een topprioriteit in de wereldwijde technologische wedloop. Aldowa, gevelbekleder pur sang, tekent voor de aluminium panelen van onder meer de Markthal én het gigantische metrostation Saint-Denis – Porte de Paris in Frankrijk. Vakmanschap, bedacht, geëngineerd en geproduceerd met Rotterdamse handen. Martijn vat het samen: “Op minder dan 2 procent van het grondgebied van Rotterdam worden hier gewoon miljarden verdiend.”

De Polder als puzzel

Ondanks die wereldwijde impact blijft het imago achter. De Polder is op veel vlakken nog te rauw. Precies daarom is die transformatie zo hard nodig. “Tien jaar geleden was het hier een stuk onveiliger”, zegt Martijn. “Dat is beter, maar we zijn er nog niet. Hier wordt dag en nacht gewerkt. Ook na een late dienst moet je veilig naar huis kunnen.”

De knelpunten zitten in de infrastructuur. Op sommige plekken ontbreekt zelfs een stoep. Fietsers delen de weg met vrachtwagens en dubbel geparkeerde busjes. “De verkeersregels lijken hier anders”, zegt Martijn. “Ik zou graag gescheiden rijbanen zien, zodat we elkaar niet in de weg zitten.”
Mobiliteit is sowieso een heet hangijzer. “Het OV is een ramp”, zegt hij. “De bus gaat maar een keer in het half uur. Dat is niet oké.”
Astie knikt. “We nemen die bereikbaarheid heel serieus. Iedereen die binnen vijftien minuten woont, zou op de fiets moeten kunnen komen. Dat is beter voor jezelf én voor de files op de A20 en A16. De ontwikkeling van de stations staan dan ook hoog op de kaart. Gelijktijdig zijn we óók bezig met een gezamenlijk laadplan voor elektrisch vervoer.”

En dan is er nog de ruimte. Die is schaars, dus er moeten keuzes worden gemaakt. Martijn weet dat ook: “Als digitaal bureau pas ik eigenlijk niet in het profiel van zware bedrijvigheid. Dat zou de consequentie kunnen zijn: ik moet vertrekken.”
Astie vult aan. “We kijken kritisch naar bedrijven die weinig bijdragen of veel ruimte innemen; denk aan nagelstudio’s of opslag. Die ruimte willen we vrijmaken voor hoogwaardige maakindustrie of vergroening. Met de komst van Bidfood op een van de grootste kavels laten we zien: dit is
de koers.”

50 graden

In de Polder is de noodzaak tot verduurzaming geen beleidsstuk, maar realiteit. “We zitten in een kom, de hitte kan oplopen tot vijftig graden op het asfalt”, zegt Martijn. “We moeten met elkaar aan de bak met klimaatadaptatie.” Daarom ligt de focus op vergroening. De Groene Longen, het vergroenen van de kadekoppen aan de Bornissehaven, is geen luxe, maar noodzaak. En dan is er nog het grote energievraagstuk: netcongestie. Groeien en elektrificeren is niet vanzelfsprekend als er te weinig stroom op het net zit.

“We hebben elkaar daarvoor nodig”, stelt Martijn. In Noordwest delen bedrijven hun overcapaciteit al met elkaar. Astie wil dat verder brengen. “Die ondernemer ís vaak de toekomst. Wij moeten luisteren naar hoe zij het aanpakken, en daar als gemeente de tools bij vinden. Door te werken aan energiehubs en gezamenlijke laadplannen maken we de transitie haalbaar.”
Ze vat haar aanpak kernachtig samen: “Wij werken van buiten naar binnen. We kunnen het allemaal bedenken op het stadhuis, maar de ondernemer loopt vaak al stappen vooruit. Ik wil kijken hoe we dat kunnen ondersteunen.”

Het vergeten broodje

De transformatie draait niet alleen om asfalt en stroom, maar ook om mensen. De Polder moet een plek zijn waar de duizenden werknemers die hier dagelijks komen zich prettig voelen. “Het is eigenlijk gek”, zegt Martijn. “We zijn hier vaker dan thuis, maar de faciliteiten zijn minder.” De lunchpauze is daar hét voorbeeld van. “Je hebt twee keuzes: te duur of te ongezond”, zegt Astie. “We moeten kijken hoe we hier een brasserie of extra broodjeszaak kunnen toevoegen, zodat je niet een uur in de rij staat.”
Ook de omgeving verdient meer aandacht. “We willen de havenbekkens en de Thurledevijver (die achter McDonald’s) vergroenen, zodat mensen even kunnen wandelen of ergens op een bankje hun boterham kunnen eten”, zegt ze. “Dat is cruciaal voor het verblijfsklimaat.”

En dat verblijfsklimaat gaat verder dan comfort. Het gaat om talent. “Ik wil dat dit een gebied wordt waar mensen zich kunnen ontwikkelen, ook oudere werknemers”, zegt Martijn. “En dat jongens van het Life College of het mbo hier gewoon binnen kunnen rollen.”
Het concept van een Campus of Centre of Expertise is al in gang gezet. Bedrijven in de Spaanse Polder kampen met een groeiend tekort aan technisch personeel en zijn daarom samen gestart met traineeships. Jongeren kunnen daarin bij meerdere bedrijven ervaring opdoen, van automotive tot food en fijnmechanica, om te ontdekken welke richting het beste bij hen past.

Al die ambitie, al dat nieuwe beleid? Dat wordt niet op het stadhuis geschreven, maar midden in het veld uitgevoerd. Astie wijst om zich heen. “Het bewijs daarvan is dat we hier in de Wijkhub Spaanse Polder aan de Galateestraat zitten. Elke dag zijn hier mensen van de gemeente aanwezig. Als er wat is, loop je hier op z’n Rotterdams gewoon binnen. Je vertelt je verhaal en het wordt geregeld.”

Die directe, laagdrempelige aanpak is precies de kern van de nieuwe samenwerking. “We hebben een nieuwsbrief en een veiligheidsmonitor”, zegt Astie, “maar we roepen ondernemers en investeerders vooral op: kom langs als je een vraag hebt. Zo blijven we maximaal toegankelijk en kunnen we de dienstverlening blijven bieden die men nodig heeft.”

Eigenaarschap

De transformatie slaagt alleen als ondernemers zelf de schouders eronder zetten, weten beiden. Astie: “De Bedrijvenraad en de gemeente zoeken actief naar ambassadeurs onder investeerders en eigenaren.” Martijn is daar duidelijk over: “Die Bedrijvenraad zit er niet om te vergaderen. We willen dingen gedaan krijgen. Maar we moeten ook zelf investeren en elkaar aanspreken. Als je buurman asociaal parkeert, zeg je gewoon: ’Hé gast, dat doen we hier niet.’ Niet meteen de gemeente bellen. We werken in Rotterdam: hier regel je het samen.”

Dat is de essentie van het nieuwe eigenaar-schap dat de Polder nodig heeft. Het uitvoerings-programma tot 2035 is de belofte: de Spaanse Polder is niet langer de rafelrand van de stad, maar het hart van het Rotterdamse DNA. Trots, gewoon dóen, innovatie en rauwe realiteit in een. Het doel: een sterk vestigingsklimaat voor de bedrijven die de stad nodig heeft én een aangename, veilige plek voor de duizenden mensen die er werken.

Die transformatie is een marathon, geen sprint. Maar Astie en Martijn zijn vastbesloten om de finish te behalen. Zoals Martijn het samenvat: “Wij maken vandaag en morgen.”

Meer weten? Of meedoen?
www.despaansepolder.nl