Rotterdammers maken Rotterdam

Balans tussen piekeren en dromen

Anton Slotboom Tekst
Antim Wijnaendts van Resandt Beeld

Duizenden Rotterdammers zweren erbij: even de plas om. Voor de Rotterdamse schrijver Anton Slotboom is het zelfs een dagelijks ritueel. “Ik merk dat de gesprekken die je in de natuur voert, hier bij de Kralingse Plas, vaak prachtig zijn. Die voorbij de waan van de dag gaan en eigenlijk moeten worden gevangen op papier. Ik ben daarom enorm blij met deze nieuwe rubriek, waarin we precies dat gaan doen.” In de eerste aflevering: de uit Somalië gevluchte Ahmed Adbillahi (44), de hardlopende postbode uit Rotterdam-Zuid.

Op z’n racefiets komt hij aan bij de plas, gewone kleren aan, klaar voor de foto. Het is maandagochtend 10.00 uur. Maandag is de enige dag in de week waarop Ahmed níet werkt. Dan heeft hij wel tijd, heeft hij al laten weten. “We gaan dus al pratend de plas om, begrijp ik”, zegt hij als hij zijn fiets voor brasserie Woodz op slot heeft gezet. “Nee hoor, dat is niet ver voor mij. Wandelen is voor mij echt een uitlaatklep. Laatst was ik in Londen. Daar wonen mijn ex-vrouw en mijn zoon. In Londen heb ik met mijn zoon veel gewandeld. Je ziet daar dan zóveel contrasten. Rijkdom en armoede bestaan er pal naast elkaar.” Armoede houdt Adbillahi, die in 1998 vanuit Somalië in Nederland terechtkwam, al jaren bezig. Dit jaar loopt hij zelfs 25 marathons om aandacht te vragen voor kinderen in armoede. Nederland is een rijk land. Kinderarmoede zou hier niet mogen bestaan, vindt hij. Maar bestaan doet het toch. In Rotterdam groeit een op de vijf kinderen in armoede op, blijkt uit onderzoek. “Ik zag armoede in Londen, maar ik zie het ook hier. Hoe kan het dat in een stad zúlke verschillen bestaan? Het maakt me een beetje somber. De contrasten zijn zo zichtbaar dat ze je aan het denken zetten over de wereld en je eigen plek daarin. Het wandelen en het hardlopen helpen me dan om mijn gedachten weer te ordenen.” We wandelen verder. Van Brasserie Woodz richting de manege en de molens. Zo om het water heen. Alsof de duivel ermee speelt lopen we langs een tentje. Opeens gaat de rits open en komt er een man naar buiten, hooguit een jaar of dertig, verwaarloosd, ogenschijnlijk wat in de war. Of we weten hoe laat het is. Een buitenslaper. Daar telt Rotterdam er pakweg 250 van. “Ik probeer in mijn leven altijd de balans te vinden tussen piekeren en dromen. Soms laat het me allemaal even niet los. Dan moet ik mezelf weer herinneren dat ik ook moet genieten van het leven.”

Je bent een vluchteling. Werd armoede ook een groot onderdeel van jouw eigen levensverhaal?

“Europa stond voor mij als jonge Somaliër voor een betere toekomst, voor veiligheid. In die tijd, eind jaren 90, was er een beginnende burgeroorlog in Somalië. Een goede vriend van mijn vader vertrok daarom met zijn gezin naar Europa. Mijn vader dacht: ik zend Ahmed met hen mee. In ieder geval is dan zijn veiligheid gegarandeerd, dacht hij en is er een betere toekomst voor hem. Hij dacht dat ik later misschien terug kon komen. Als het weer veilig was. Alleen: de dingen zijn niet zo gelopen. Na een aantal jaar overleed mijn vader. Toen ik dat bericht hoorde, ik kan het me nog goed herinneren, was ik in Friesland. In een klein dorp. Ik was nog niet in Rotterdam.”

Dat moet een keiharde klap zijn geweest.

“Het verlies van mijn vader heeft een diepgaande impact op me gehad. Ik was altijd zo close met hem geweest. Het was moeilijk om te weten dat ik hem nooit meer zou zien. Ik herinner me dat ik vaak met hem op pad was. In mijn jonge jaren was hij echt een steun voor me. Na zijn overlijden voelde ik me verloren. Het gekke is: ik ging door. Belandde in Rotterdam. Onbewust heeft zijn dood toch een litteken achtergelaten.”

Wat is het laatste dat je tegen hem hebt kunnen zeggen?

Herhaalt de vraag: “Het laatste wat ik tegen hem heb kunnen zeggen…” Dan, even stil, wandelend ter hoogte van het naaktstrandje: “Het was geen tijd waarin je elkaar makkelijk kon bellen. Ik denk dat ik bij mijn oom en tante was en dat ik tegen hem zei: ja het is hier goed. Het is hier wel goed zo.”

Werd Rotterdamse armoede daarna ook een onderdeel van jouw levensverhaal?

“Nou, dat is het nu niet meer. Ik heb een normaal inkomen. Maar die tijden heb ik wel gekend, ja. Dat je echt moest bedenken: ok, ik heb een paar euro, waar ga ik het aan uitgeven? Als ik nu terugkijk voel ik wel een zekere teleurstelling over dingen die ik niet heb bereikt, zoals het afmaken van mijn opleiding. Maar ik begrijp nu ik ouder ben wel dat het leven soms ook een samenloop van omstandigheden is. Ik ben lang geleden vroegtijdig van school gegaan, vooral omdat ik hier de steun van mijn familie miste. In die tijd had ik niemand om me te motiveren om door te zetten. Ik koos dan ook voor de kortere weg. De weg van het geld verdienen. Die keuze heeft me achteraf meer gekost dan ik had gehoopt. Ik denk dat ik meer had gekund. Een studie. Een goede opleiding. Maar het is uiteindelijk ook een les geweest, dat levenspad. Het heeft me gevormd en laten groeien als persoon. Achteraf gezien, als ik het over kon doen, zou ik misschien andere keuzes maken, maar ik heb ook geleerd dat je beter het beste kunt maken van de situatie waarin je je bevindt dan terug kunt blikken.”

Heb je spijt van de keuzes die je gemaakt hebt?

“Spijt? Ik geloof dat alles gebeurt met een reden. Mijn jeugd was niet altijd makkelijk, maar ik heb er wel veel van geleerd. Sommige dingen zijn niet gegaan zoals ik wilde. Maar ze hebben me wel gevormd tot wie ik nu ben. Wat ik eigenlijk vooral merk nu ik in de veertig ben, is dat ik nu meer waarde hecht aan de kleinere dingen in het leven.”

Aan deze wandeling bijvoorbeeld.

“Bijvoorbeeld, ja.”

Eigenlijk is het Kralingse Bos in ieder jaargetijde prachtig, hè?

“Absoluut. Het is toch geweldig dat we hier samen lopen.”

Hoe kijk je nu naar de toekomst? Wat zijn je dromen?

“Ik heb dus familieleden over de hele wereld wonen. Ik zou bijvoorbeeld heel graag mijn zus in Nieuw-Zeeland willen opzoeken. Dat is echt een droom van me. Het is soms echt moeilijk om de binding te houden. Dus ja, dat soort dingen zijn belangrijk voor me.”

En wat wil je hier in de stad? Je bent wereldberoemd in je eigen gemeente.

“Ik wil misschien wel de politiek in. Dat kan ik me wel voorstellen. Gewoon om een verschil maken in mijn omgeving.”

We gaan dus nog van je horen.

“Ja, dat denk ik wel. Ik hoop het.”