Als de rookwolken van het bombardement op Rotterdam zijn weggetrokken, is de bijna complete ravage van de binnenstad duidelijk waarneembaar. Maar een paar gebouwen ontkomen aan het bombardement van de Heinkel He 111-bommenwerpers. Buiten de Laurenskerk en het Stadhuis was een van deze gebouwen de Gemeentebibliotheek Rotterdam, gevestigd aan de Nieuwe Markt 1. Het gebouw is slechts licht beschadigd.
Dat het gebouw slechts licht beschadigd was, kwam volgens Eugène Everaerts, de door NSB-burgemeester Frits Müller aangestelde adjunct-bibliothecaris en verschrikkelijke antisemiet, door Adolf Hitler persoonlijk. Hitler had het gebouw onder persoonlijke bescherming genomen.
Natuurlijk is dit onjuist en was het slechts een kwestie van geluk, dat het pand wonder boven wonder licht beschadigd uit het vernietigende bombardement is gekomen. Maar het past wel in het straatje van de recht-extremistische nationaalsocialisten. Niks was namelijk beter dan het nationaalsocialistische gedachtegoed. En om dat gedachtegoed te verspreiden, zouden de bibliotheken een grote rol moeten gaan spelen.
Verscheurd en verwijderd
Het is de tijd dat Nederland bestuurd wordt door Reichskommissar Arthur Seyss-Inquart en zijn General Kommisaren (een soort ministerraad) en er hoe dan ook verhinderd moet worden dat anti-Duitse krachten zich uiten, het bedrijfsleven een maximale bijdrage moet leveren aan de Duitse oorlogseconomie en alles in het werk gezet wordt om een nazificatie van de Nederlandse samenleving te bereiken, waarbij de zachte dwang al spoedig ontaardde in harde dwang, repressie en terreur.
Ook de bibliotheek ontkwam hier niet aan. Burgemeester Müller wilde in alle gemeentelijke instellingen, dus ook de bibliotheek, wandschriften van Hitler, Mussert en dergelijke laten ophangen. Maar als de affiches eenmaal hangen, zijn ze geen lang leven beschoren; bezoekers rukten de pro-Duitse affiches er keer op keer af.
Zo gaat het ook met de verplichte borden Voor Joden verboden. In de centrale bibliotheek, waar pro-Duitse personen, ontslagen of zelf ontslagnemend personeel verving, hingen de borden duidelijk zichtbaar. Hoe anders was dit in de filialen van de openbare bibliotheek; daar werden de bordjes zo goed mogelijk uit het zicht opgehangen en werden ze alsnog door het publiek verscheurd of verwijderd.
Opgelegde propaganda
Tijdens de oorlog krijgt de bibliotheek steeds meer te maken met opgelegde pro-Duitse propaganda en is het voor de leiding van de bibliotheek steeds moeilijker hiertegen weerstand te bieden. Voor alle bibliotheken zijn er lijsten met verboden boeken en moet er verplicht nazi-lectuur aangeschaft worden. Maar de indruk bestaat dat de door de Duitsers gewenste boeken nauwelijks gelezen zijn. Het Rotterdamse publiek krijgt dan ook naarmate de oorlog vordert steeds sterkere anti-Duitse gevoelens en die gevoelens nodigen niet bepaald uit tot het lezen van vaak slecht geschreven werkjes. Rotterdammers willen graag lezen, maar dat niet!
‘Rotterdammers willen graag lezen, maar dat niet!’
Moeilijke positie
De directeur van de bibliotheek, Friedrich Kossmann, zit in een moeilijke positie. Aan de ene kant wil hij de Duitse propagandamachine het hoofd bieden. Aan de andere kant: als hij er niet aan meewerkt zal er een NSB’er of Duitsgezinde aan het hoofd van de bibliotheek komen. Dan kunnen de nationaalsocialisten via de bibliotheek eenvoudig hun gedachtegoed verder verspreiden en ieder boek dat helemaal niet of niet helemaal in hun straatje past verbieden. Zo goed en zo kwaad als Kossmann kan, blijft hij aan het werk en probeert intussen zorgvuldig zo weinig mogelijk schade te veroorzaken.
De nationaalsocialisten hechten groot belang aan het boek als wapen, als middel van beïnvloeding van de massa. Iets wat compleet het tegenovergestelde is van de openbare bibliotheek die wij kennen; die van het vrije woord, als hoeder van de democratie. Maar doordat de lijsten verboden boeken almaar groter en groter worden, wordt deze basisgedachte van de bibliotheek aangetast. Zo worden alle boeken van Amerikaanse en Engelse schrijvers, met uitzondering van die voor 1904 overleden waren, verboden, als ook boeken over het socialisme, de kerkstrijd, anti-nationaalsocialistische werken, het pacifisme en alle boeken van elke Joodse schrijver.
Doordat de bibliotheek een opvoedkundig karakter moet hebben, krijgen Nederlandse leeszaalassistenten in opleiding een verplichte lezing. Doel daarvan: de Nederlandse bibliothecaris te doen geloven in hun belangrijke taak bij het verspreiden van nationaalsocialistische ideeën. Een plek voor andersdenkenden is er niet in de gedroomde maatschappij van Hitler.
Fatsoenlijke lui
Rotterdam en de openbare bibliotheek gaan steeds zwaarder gebukt onder de marcherende laarzen door de straten en het nazi-gedachtegoed. Het is inmiddels ondenkbaar dat je kunt spotten met de bezetter, zoals in 1940 nog gebeurde toen bij het Sinterklaasfeest ironische anti-Duitse gedichten werden voorgedragen. Of zoals een personeelslid het omschrijft: “De mensen hadden er in het begin van de oorlog geen idee van wat het betekende te leven in een bezet land. Hollanders waren zulke fatsoenlijke lui, zij hadden geen idee van de gemeenheid van de Duitsers. In het begin leken ze ook niet zo erg. Het leken wel keurige lui. Maar langzaam viel dat masker af en werden we geconfronteerd met de realiteit.”
Bemoeienis en repressie
Het is dan ook niet niks in de havenstad: met een NSB-burgemeester, NSB-wethouders en meerdere NSB-personeelsleden in de bibliotheek, gaat er in de loop van de oorlog een steeds duidelijker dreiging uit van Duitse en NSB-zijde en betekent de bezetting steeds meer en meer bemoeienis en repressie. In het begin van de oorlog was de NSB al tevreden als in de bibliotheek hun blad Volk en Vaderland te lezen lag en er een kleine collectie van hun propagandamateriaal aanwezig was. Later richt de NSB zich er compleet op het hele bibliotheekwezen onder hun beheer te krijgen en dat ook te hervormen in nationaalsocialistische zin. En mocht de NSB er niet in slagen om de openbare bibliotheek in handen te krijgen, dan nog zou de bibliotheek gebruikt worden als middel tot verbreiding van hun ideeën.
Ontberingen
In dat fascistenblaadje Volk en Vaderland eist de NSB dat door openbare bibliotheken de stormwind van de nieuwe tijd waaien zal en dat in elke leeszaal, hoe klein ook, Volk en Vaderland, het Nationaal Dagblad, De Zwarte Soldaat en ander nazi-propagandamateriaal aanwezig moet zijn.
Ondanks alle ontberingen die de Rotterdammers moeten meemaken, brengt de bibliotheek tegen die stroom in troost en afleiding. Want er wordt tijdens de bezetting veel gelezen. In 1942 wordt zelfs een recordaantal van 25.707 boeken uitgeleend, wat recordjaar 1932 verbreekt. Op cultureel gebied is er dan ook niet zo veel meer dan een boek om afleiding te bieden. Zo zijn radiotoestellen verplicht bij de bezetter ingeleverd of zijn deze verstopt om er stiekem naar te luisteren. Maar de aandacht op die verborgen radio’s gaat meer uit naar het verloop van de oorlog, wat weinig met ontspanning te maken heeft. Ook voor de onderduikers zijn al die boeken een welkome afleiding om de tijd door te komen en de dagelijkse problemen even te vergeten.
Situatie nu
Hoe anders is de situatie in de tijd waarin we nu leven. Geen boek is meer verboden en boeken zijn ook voor iedereen beschikbaar. De bibliotheek heeft haar deuren openstaan voor iedereen die binnen wil komen. Ook is het een platform voor ontmoetingen en andersdenkenden. Een plek waar afkomst, religie, sekse of geloof geen invloed hebben: iedereen is welkom. De bibliotheek koestert die rol van hoeder van het vrije woord. Want, dat vrije woord en wetenschap deze te mogen uiten, zelfs als je het ergens niet mee eens bent, blijft er altijd centraal staan.